Spoedig zullen onze immen uit haar winterrust worden gewekt door het steeds hooger klimmende zonnetje en daarvan haastig gebruik maken om met den ijver, bijen eigen, aan het werk te trekken teneinde zich tot volle ontwikkeling te ontplooien. Al is het afgeloopen jaar niet in alle opzichten voor haar gunstig geweest, al kan soms zoo'n jaar met een zwarte kool worden aangeschreven, de bijtjes laten zich door tegenslag niet terneer drukken en als er maar eenige kans is, zijn zij paraat. Meerdere malen maken zij een crisis door en ook menigmaal zijn zij tot werkloosheid gedoemd, dit maakt haar echter nooit tot werkschuwen en met frisschen moed beginnen zij weer van voren af aan. Ligt hierin niet een beschamend voorbeeld voor ons menschen opgesloten? Ook ons drukken levenszorgen wel eens terneder, ook wij hebben wel eens te maken met een tijdelijke werkloosheid, ook wij maken soms wel eens een crisis door, doch het kost menig onzer vaak moeite, om weer voldoende energie te vinden om, alsof er niets gebeurd was, onze volle kracht te ontplooien. In onzen tijd wordt gewoonlijk gevraagd, wat wordt er mede verdiend, hoeveel voordeel bezorg ik mijzelf met dit of dat en dan hangt het vaak af van het meer of mindere voordeel, dat men zijn taak al of niet met energie vervult.

Zoo gaat het ook met ons bijenteeltbedrijf. Menigeen, door de slechte jaren, die achter ons liggen overbluft, krimpen hun bedrijfje in of laten zelfs Gods water maar over Gods akker loopen. Hoewel zij dagelijks met hunne bijtjes omspringen en schoone deugden kunnen putten uit dit zoo buitengewoon vlijtige volkje, wijken zij in menig opzicht van hun lieve bijtjes af en laten vaak de toekomst van die diertjes aan toevallige omstandigheden over terwijl zij het in hun macht hebben, om het hunne bijtjes aan niets te laten ontbreken.

We weten niet wat ons voor de deur staat. We weten niet of 1931 ons een goed of een minder gunstig of zelfs een slecht bijenjaar zal geven, doch goed of slecht, laten wij het onze bijtjes aan niets laten ontbreken.
Laten wij niet uit verkeerd begrepen zuinigheid de bijtjes aan haar lot over, doch laten wij paraat zijn en zooveel als ons mogelijk is, zorg voor die diertjes hebben.
Hierbij dienen we te bedenken, dat niet alleen een krachtige volksontwikkeling in het voorjaar noodzakelijk is, doch ook en dit wel op de eerste plaats, dienen we er voor te waken, dat we zoo min mogelijk volk verliezen, door ontijdige uitvluchten naar sloot of plas. Laat men in de nabijheid van den bijenstand op een beschut plaatsje drinkgelegenheden aanrichten, waarvan men het water telkens ververscht, of zoomogelijk stroomend water geeft. Kan men dit water wat verwarmen zooveel te beter en kloeke imkers zullen wel middelen vinden om dit te doen.
Wie eens een kijkje neemt bij sloot of plas, zal menigmaal ondervinden, dat tallooze bijtjes in het koude water omkomen. Wie dat eens gezien heeft, zal waken voor zulk een volksverlies.

Maar ook op andere wijze kan men volk kwijtraken. B.v. bij heldere zonneschijn en koud guur weer. Beschermt dan zooveel mogelijk Uwe vlieggaten, opdat het volk zooveel mogelijk binnen blijft. Waakt voor Uwe bijtjes, als een vader voor zijne kinderen en laat haar niet het slachtoffer worden van Uwe nimmer te verdedigen zorgeloosheid.

JOH.A. JOUSTRA.