Ze hebben nu toch wel een langen winterzit, onze bijtjes, en de mogelijkheid is niet uitgesloten, dat hier en daar roerziekte uitbreekt. Is deze niet van ernstigen aard, dan kan een goede vliegdag nog veel terecht brengen. Duurt het echter nog langer, dan kunnen vele volken door die ziekte zóó verzwakt worden, dat de deur open staat voor andere ziekten, met name Nosema. Hopen wij, dat onze bijtjes voor die ellende bespaard blijven. Warm houden is thans een eerste vereischte. Waar gebroed wordt moet het warmteverlies zoo gering mogelijk zijn, dus . . . houdt Uwe volken warm in de vaak ruwe voorjaarsmaanden.

Bodemplanken schoonmaken, verkeerde toestanden herstellen enz. doe men eerst bij een heerlijk warmen dag, die Maart ons nog wel kan leveren, doch werk zoo min mogelijk nog aan Uwe volken. Is er voedselgebrek dan natuurlijk direct op zoo min mogelijk storende wijze daarin voorzien. Suikerborstplaten, suikerhoningdeeg (1 deel honing 40 graden C. plus 4 deelen poedersuiker) of nog beter een stuk overgehouden raathoning bij het broednest gebracht, helpt de bijtjes door de moeielijkheden heen.
Kleine door roerziekte verzwakte volkjes geve men den zwaveldamp prijs. Voeg ze vooral niet bij sterke gezonde volken. Licht beschimmelde raten droge men in den zon. Sterk beschimmelde raten verwijdere men en smelte die op en ook vochtig geworden dekkleedjes verwissele men door droge. Plaats bij de voorjaarsinspectie eens Uw broedkamer op een met uitgebouwde raten gevulde tweede broedkamer en laat die staan tot Uw volk tot volle wasdom gekomen is en ge stelt daarmede het zwermen zeer waarschijnlijk (ook van andere factoren afhankelijk) uit.
Zit de moer met een tamelijk nestje beneden, plaats dan moerrooster.
Als ge dit niet reeds in het najaar gedaan hebt, snijdt dan einde dezer maand de darrenraat en de niet meer frissche raat uit Uw korven, doch snijdt niet te ver weg, alleen wat strikt noodzakelijk is.

Bij goed weer kan men reeds einde Maart beginnen met kleine porties voer iedere dag aan de volken te voeren. Men geeft liefst stamphoning met 50% warm water of anders suiker. Stamphoning bevat veel stuifmeel en dit voedsel is voor een goede broedaanzet bevorderlijk. Ik geef gewoonlijk kleine sigarettendoosjes vol en herhaal dit iederen dag. Pas op rooverij!! Let vooral op voedselvoorraad, want de bijen kunnen in den broedtijd wat voedsel verslinden en ook gebruiken ze heel wat water.

Werk zooveel mogelijk naar een vast plan. Laat niet alles van het toeval afhangen, doch weet wat U wilt. De heerlijke dagen voor den imker komen weer aan. Zonneschijn en bijengezoem doen het hart van iedere imker flinker kloppen, nieuw bloed stroomt weer door zijne aderen en hij wordt weer opnieuw jong.
Jeugdige oude imkers treft men gelukkig veel aan, oude jeugdige imkers zijn geen imkers.

Teeken veel aan, van hetgeen gij op Uw stand en bij Uwe bijtjes opmerkt. Let goed op, er is zooveel te leeren en ongetwijfeld zullen zich verschillende vragen opdoemen. Vraag aan ouderen in het vak, vraag aan de bijenteeltconsulenten, vraag aan de redactie van Uw Orgaan. Door vragen wordt men wijs en Uwe bijtjes kunnen het daardoor beter krijgen en gijzelf u voor veel tegenspoed vrijwaren.

En nu......aan het imkeren, beter dan verleden jaar, beter dan ooit.
Ge moet iederen dag kloeker zijn, dan de voorgaande, anders takelt ge af.
Wees ook kloeker in Uwe vereeniging. Laat Uwe bestuurders niet in den steek en ook Gij bestuurders laat Uwe leden niet in den steek. Werk voor en met hen. Breng Uwe blijmoedigheid in Uwe vergaderingen, bijeenkomsten enz. Probeer eens geregeld ééns per maand op een vaste dag bij elkaar te komen, 't zij in vergaderlokaal, 't zij aan een bijenstand. Schrik niet terug voor de moeielijkheden en ook, laat U niet door een minder goed bezochte bijeenkomst uit het veld slaan. Alleen de aanhouder wint. Breng leven in de brouwerij, maak, dat de wegblijvers er spijt van hebben. Werk voor de bijtjes .... zij werken voor U.

JOH. A. JOUSTRA.