EEN BLIJVENDE HAAG VAN BIJENPLANTEN.


Er wordt mij wel eens gevraagd naar de beplanting van Bijenplanten. Ik kocht hiervoor 2 handige boekjes II D 37 40; maar nu vond ik in een tijdschrift een recept er voor, dat ik in ons Maandschrift wil bekend maken.

In het voorjaar worden op 1 M. afstand dikke takken van wilgen uitgezet, op korten afstand daartusschen wilgen stekken; als de grond vochtig genoeg is slaan deze aan. In het najaar worden de loten verbonden, zoodat er een vlakke haag ontstaat. Het tweede jaar wordt tusschen iedere twee wilgentakken een braam (bij voorkeur de soort mammoet) in het midden geplant. De lange loten worden tusschen de wilgentakken geleid en vastgebonden, zoodat de braam en de wilgen een doorloopende heg gaan vormen. In enkele jaren heeft men dan een prachtige windbeschutting, die verder geen uitgaven eischt, alleen onderhoud door bijsnoeien. De stekels van de braam maken, dat het een veilig verblijf voor zangvogels wordt, beter dan nestkastjes waarin slechts weinige vogels gaan wonen, en de bijen vinden er nectar in het voorjaar van de wilgenkatjes en in den zomer op de bloemen van de braam tot de vorst invalt, bovendien komen er in warme zomers vele smakelijke vruchten. Het is in begin April nog tijd om wilgen te stekken, in Maart gaat dit nog beter.

L.J. VAN RHIJN, Wageningen, Maart 1931.