DE BIJENMARKT TE VEENENDAAL ?


De vraag wat de oorzaak is, dat er zoo weinig bekend is van deze markt uit vroegere jaren, is niet zoo moeielijk te beantwoorden. De belangstelling in den landbouw door de autoriteiten was in vroegere eeuwen in Europa niet groot. De dorpers behoorden tot den minst geachten stand, die met hard werken een sober bestaan hadden, het is dus niet te verwonderen, dat het kleine onderdeel, de Bijenteelt, totaal verwaarloosd werd.

Zoo was het niet altijd; onder de Romeinsche overheersching was de landbouw wel degelijk in aanzien. De Romeinen hadden er belang bij voor hun legioenen in de veroverde landen genoeg voedsel te vinden, omdat aanvoer te tijdroovend was. Bij het einde van de Romeinsche overheersching was een twintigste van ons land in cultuur gebracht. Later was het vooral Karel de Groote, die alles in het werk stelde om den landbouw omhoog te voeren, zelf liet hij zijn groote domeingoederen bebouwen en hij bevorderde zelfs de Bijenteelt. Na zijn dood hield dit op en eerst vele eeuwen later kwam er weer belangstelling voor den cultuur der gronden. Particuliere belangstelling bleef er echter altijd in meer of mindere mate bestaan.
In de achttiende eeuw werden door Frederik den Groote in Pruisen en door Keizerin Maria Theresia in Oostenrijk pogingen gedaan den landbouw uit zijn verval op te heffen, de laatste nam zelfs het initiatief een Imkerschool op te richten, de eerste in Europa, Janscha (1790) en Ehrenfels waren daarvan de leiders.

In ons land was echter reeds vroeg een eigengeërfde boerenstand, bekend is, dat deze boeren uit de zestiende eeuw welgesteld waren. Zij leefden eenvoudig; maar velen werden tot 100 jaar oud met ongebroken kracht, kom daar nu eens om? De regeeringsbemoeiing met den landbouw ving eerst aan tijdens de Bataafsche Republiek. De oorlog met Engeland deed alle handel en ook den invoer stilstaan, daardoor kwam de noodzakelijkheid de natuurlijke hulpbronnen van ons land tot betere ontwikkeling te brengen, een gevolg hiervan was de oprichting van een Commissie van landbouw in ieder Departement (Provincie) in 1805. Officieele gegevens over landbouw van vroegere jaren zijn er niet. Er was wel in 1752 opgericht de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen, welke in de door haar uitgegeven Verhandelingen ook artikelen over Landbouw opnam.
Verder werd de Hollandsche Maatschappij van Landbouw met den zetel te Amsterdam in 1766 opgericht, die vele geschriften uitgaf en in 1832 ontbonden is. Het eerste Provinciale Landbouw Genootschap dagteekent van 1843. Bekend is dat de Maatschappij een Prijsvraag uitschreef: Welke zijn de middelen om de zoo nuttige Bijenteelt, in ons vaderland, meer en meer te doen aanwassen?

In het Magazijn van Landbouw, de Staat van Landbouw komen korte aanteekeningen voor, het oudste mij bekende Landbouwverslag is 1815.
De oudste Landhuishoudige Courant is 1846. Ik vond echter een bericht van Frans Netscher uit 1915, waarin deze schreef: de historische plaats waar de eerste Bijenmarkt werd gehouden was het weiland, dat grenst aan de tuin waarin het Ooievaarsnest bij de Klomp staat. Het weiland is door een sloot afgescheiden van dezen tuin, hierover werd een plank gelegd en over deze primitieve brug bereikte men vroeger de marktplaats. De R.K. Kerk aan den nieuwen weg is in 1855 gebouwd, op de overliggende weilanden is reeds vele jaren ook Bijenmarkt gehouden. De oorspronkele marktplaats is reeds lang verlaten en overgebracht naar een weiland dichter bij de spoor.

Nu is de Klomp gelegen in Geldersch Veenendaal, dit is zoo'n mondvol, daarom laat het zich goed verklaren, dat het spraakgebruik dit verkort heeft tot Veenendaalsche Bijenmarkt. Veenendaal, de kom van een bewoonde plaats, heeft nimmer een Bijenmarkt gehad, omdat het daarvoor totaal ongeschikt was. Dit wat betreft den naam der markt.

Verder vond ik in de Utrechtsche Almanak van 1931 (de 250ste uitgave ?) opgegeven een wolmarkt aan de Klomp. Ik vroeg toen aan de Utrechtsche Academische Bibliotheek de oudste aanwezige uitgave van dezen almanak op, die was van 1817 en het bleek, dat de wolmarkt aan de Klomp niet meer bestond (almanak leugenzak!!)
In het tijdschrift van Staatshuishoudkunde en Statistiek van Sloet tot Oldhuis Deel III blz. 384 staat: er is slechts één belangrijke wolmarkt op de Veluwe. Deze wordt gehouden bij het schoone logement de Klomp in Geldersch Veenendaal in Juni en begin Juli. De St. Jans markt is de voornaamste, waarop meermalen 20.000 Ned. Ponden wol verhandeld worden. Heel oud is deze wolmarkt niet, zij is eerst ontstaan toen de vervening geen voldoend middel van bestaan meer was in de omgeving van Rhenen.
In de archieven van de gemeenten in de Veluwe is verzocht naar gegevens voor deze wolmarkt, echter zonder resultaat. De Heer Hupkes schreef mij, dat zijn voorouders van moederszijde reeds in 1820 in het café woonden en dat zijn vader hem vertelde, dat de laatste wolmarkt gehouden werd begin Juli, daarop kwamen de Elspeeter boeren met hun wol, om daarna de Bijenmarkt over te blijven en een wagen met Bijen mede naar huis te nemen.

Verband hiermede hield de Bijenteelt in de Betuwe en op de zandstreken. In de Betuwe was er vroege dracht op koolzaad en op de fruitboomen, in de zandstreken late dracht op boekweit en op de heide. De imkers uit de Betuwe verkochten in Juli de gewonnen zwermen en overtollige bijenvolken, de imkers uit de zandstreken kochten hun bijen in Juli om honing te winnen en daarvoor werden de Bijen in September gedood.
De Bijenstallen waren in de Betuwe zomers ingekrompen, die van de zandstreken bij de inwintering, natuurlijk waren er uitzonderingen, sommige imkers op het zand hielden veel volken aan en brachten deze in het voorjaar naar de kleistreken. De aanvoer op de markt was steeds afhankelijk van het weer in Mei en Juni, was dit gunstig, dan was de aanvoer groot, omgekeerd bij koud voorjaars weer, klein. Ik vond in de Landhuish. Courant van 1850 opgegeven, op de bijenmarkt van Geldersch Veenendaal waren 3 Juli 2070 korven aangevoerd, de laatste werden 15 Juli verkocht. De markt duurde dus 13 dagen. De gemiddelde prijs was f 3.—.
Hier volgen nog enkele opgaven. 1867 1362 volken, 1872 4555 volken enz. De zwermen waren steeds billijker in prijs dan oude volken. Een buitengewoon gunstig bijenjaar was 1859, in Drente alleen werd 380386 pond honig gewonnen; 1862, 63 en 64 waren slecht voor de Bijen.

In 1924 deed in een Hoofdbestuursvergadering de landbouwer den Hartog, namens den Heer Hupkes, het voorstel om zijn markt over te nemen. Het Bestuur, van Os was toen nog Secretaris, besloot op dit voorstel in te gaan, zoodat er een accoord werd gemaakt. Hierdoor is de oudste Bijenmarkt van Geldersch Veenendaal overgegaan in handen van onze Vereeniging. De koopers op de markt komen vooral uit de zandstreken van ons Vaderland, alleen toen in Engeland door de mytziekte daar zeer vele Bijenvolken waren uitgestorven, kwamen er een enkele maal Engelsche kooplieden, dit was echter een uitzondering, een Europeesche vermaardheid heeft deze markt nimmer gehad.

Al is het niet zooveel, toch meen ik dat ik eenig licht heb verschaft over den oorsprong en den naam van deze Bijenmarkt.

L.J. van Rhijn, Wageningen, Januari 1931.