MEDEDEELING.

Gebruik van honing voor lijders aan suikerziekte
, (zie Aprilnummer)
In verband met enkele mij gestelde vragen, zij het mij vergund hierop even te mogen terugkomen.
Hoewel het steeds mijn gewoonte is, van hetgeen ik uit andere tijdschriften voor deze rubriek overneem, de bron te vermelden, is dit helaas door een abuis thans nagelaten.
Tot mijn spijt ben ik op het oogenblik niet in staat de bron te noemen, omdat de verschillende tijdschriften niet alle meer in mijn bezit zijn om een en ander te kunnen naslaan. Ik hoop echter dat mij dit alsnog wel mogelijk zal zijn.
Alhoewel het oorspronkelijke artikel geen restrictie bevatte, spreekt het toch vanzelf, dat dergelijke patiënten hierin met hun dokter eerst overleg plegen en niet op eigen houtje, doch pas na toestemming van hun medicus, hiertoe overgaan!
Voor die lijders, die honing op dokters advies wél zouden mogen gebruiken zou dit toch een weldaad zijn. De aandacht erop te vestigen in het belang van sommige dier lijders én voor het gebruik van honing, was de bedoeling van het medegedeelde.

Naschrift Red.
Onzen medewerker werd verzocht in het vervolg geen berichten van medischen aard meer over te nemen. RED.


Moer geven. (Praktischen Wegweiser no. 6)
De toe te voegen moer wordt direct vóór het toevoegen in bloedwarm water gebaad. Men laat hare majesteit dan dadelijk op de met bijenbezette raat v/h moerlooze gemaakte volk loopen. Zij wordt dan steeds belicht en zonder meer aangenomen. Dit baden is eenvoudig en gemakkelijk. De moer komt in een moerkooitje, (een kop met bovenbedoelde water slaat gereed) en nu dompelt men het kooitje met den gevangene geheel onder water, ongeveer in het tempo zooals men een langerekt “ja" uitspreekt. Echter mag het water niet koel of koud zijn, waardoor de leg zou kunnen worden benadeeld. Deze eenvoudige manier wordt toegepast door iemand, die reeds 38 jaar lang op andere wijze zijn moeren toevoegde. (Het is te probeeren!)


Honingonderzoek (Neue Bienen-Zeitung no. 5)
Voor onderzoek van buitenlandsche honingsoorten, welk onderzoek in Duitschland op het „stuifmeel" geschiedt, beveelt de Zwitser Elser aan de buitenlandschen honing op „reinheid" te onderzoeken. Hij heeft van 50 Zwitsersche honingmonsters met een steriele naald wat honing op een oplossing van druivensuiker-schrägager geënt. Slechts bij 5 Zwitsersche honingmonsters verkreeg hij resultaat (Wachstum), daarentegen bij 20 buitenlandsche honingmonsters bij iedere proef. De bacteriën-rijkdom der ingevoerde buitenlandschen honing wijst dus op onzuivere gewinning en een voortgezette proefneming, zou het mogelijk kunnen maken, de buitenlandschen honing van de markt uit te kunnen sluiten. Deze proef moet echter nog op breedere basis verder orderzocht worden.

G. VELDKAMP.