OVER RASFOKKERIJ.


De lezers van ons groentje zullen zich zeker allen wel eens hebben bezig gehouden met te denken over het nut der raskweekerij. De meer ontwikkelden ze zeker hebben bestudeerd in verschillende buitenlandsche tijdschriften. Zwermtraagheid, vlijt, zachtaardigheid gepaard aan het vermogen de voorraden toch goed te kunnen verdedigen, flinken broedaanzet in het voorjaar en groote productie zijn wel de belangrijkste eischen, die men aan een goed ras stelt.

En dan vragen sommige bekende fokkers zich wel eens af, of men al die verwachtingen wel zal kunnen verwezenlijken. Veel moeite levert in de eerste plaats de vraag: wat zijn de erfelijke eigenschappen en welke niet? En dan het groote probleem met welke darren de rasdieren te laten paren. Sedert elf jaren studeer ik nu al bijenteelt, doch ben als oud-Indisch man pas 4 jaar practisch imker. Wel heb ik te Weltevreden eens een nest Apis Indica uitgesneden, doch is het mij niet gelukt ze tot ontwikkeling te brengen. Oorzaak: de mieren en mijn aanstaande pensioneering, waarom ik er niet veel geld aan ten koste wilde leggen. Want jaren heb ik naar een nest gespeurd, voor ik er een kon vinden.
En nu zit ik hier te Wassenaar en imker met plezier en hartstocht. Timmer zelf kasten, om het voordeel van de eene boven de andere te toetsen en houdt me natuurlijk ook bezig met rasverbetering.

Er is een veel ingenomen standpunt: fok voort uit de beste volken op eigen stand, want die zijn een produkt van teeltkeus gedurende geslachten en dus aangepast aan klimaat en drachttoestand in het eigen land. Men voert daarbij dan aan als voorbeelden ons prachtig rundveeslag en de Barnevelders. Zeer waar. Doch daartegenover staat de veestapel in Australië en Nieuw-Zeeland, die geheel uit import is ontstaan. Ook het Engelsche volbloed, ontstaan uit ingevoerde Arabieren en het Engelsche edelzwijn, gefokt uit het oude Engelsche landvarken, het Poolsche en het Chineesche zwijn, benevens zooveel kippenrassen, gefokt uit exemplaren uit Z.O. Azië, het vaderland van de kip.
Men ziet, het eene standpunt kan goed zijn, zonder dat het andere fout behoeft te wezen. Met verstand moet men dus kiezen.

Wat nu de bijen betreft, ben ik voor invoer van fokdieren uit het buitenland, in de eerste plaats, omdat men ons daar zooveel vooruit is met alle mogelijke wetenschappelijke inrichtingen tot bevordering van de bijenteelt, omdat de regeering daar meer inziet dan de onze het groote belang van een goeden bijenstand ver over de imkers heen en ten tweede, omdat door gebruik te maken van de ervaringen daar er door het importeeren van goede fokdieren veel tijd wordt gewonnen.

3 jaar geleden heb ik koninginnen uit Oostenrijk geïmporteerd, die me prachtvolken hebben geleverd. Eigenlijk had ik toen bij Prof. Zander willen aankloppen, doch dhr. Van Rhijn meldde me, dat daar voorloopig niets te krijgen was. Dit jaar zal het er echter van komen. Professor was zoo goed er een voor mij te reserveeren, die aan het eind van Juni wel in mijn bezit zal zijn. Bovendien heb ik er ook een besteld bij dhr. Koch in Mauensee. Deze is de oerkweeker van het ras Nigra en Erlangen fokt niets anders meer dan dit ras.

Nu komt in de eerste plaats de vraag van het raszuiver voortfokken. Die is in ons land naar het schijnt niet gemakkelijk op te lossen. Naar de ervaringen van dhr. Minderhoud op Urk zie ik nog steeds met belangstelling uit en vermoedelijk alle imkers, die er zich voor interesseeren. Ons land is door zijn geographische gesteldheid daarvoor niet zoo geschikt als andere. Bovendien speelt de dichte bevolking hier ook een grooten rol. Een andere kwestie is de prijs van goed fokmateriaal. Evenals bij den verkoop van honig sta ik op het standpunt: die mag niet hoog zijn, wil het product er goed ingaan bij de groote massa. Matige prijzen bij prima waar. En wat het fokmateriaal betreft, zelfs heel lage prijzen.

Ziedaar nu de regels, waardoor ik me wil laten leiden om hier in Nederland de imkerij een flink eind, als het kan, vooruit te helpen. Wat het fokken van raszuivere dieren betreft, lijkt me de methode van Dr. G. Götze in Landsberg a. d. Warthe bijzonder aanbevelenswaardig. Het is zoo iets als het ei van Columbus. Zoodra hij een raskoningin ontvangen heeft, begint hij ermee te fokken en deelt de jonge koninginnen aan al zijn volken uit. Die worden dan bevrucht en hoogstwaarschijnlijk niet met edeldarren. Dat hindert echter niets. Luister maar. Het volgend jaar fokt hij weer edelkoninginnen, die nu paren met de darren van de in het vorige jaar gefokte. Omdat darreneieren echter ontstaan uit niet bevruchte eieren, zijn ze volkomen raszuiver en zijn de in het tweede jaar gefokte dieren dus volkomen rasdieren. Van dit oogenblik af kan hij verder fokken op diverse eigenschappen.

Nu is hij daar in Landsberg gemakkelijker toe in staat dan ik hier in Wassenaar. Zijn paarplaats ligt op de heide in een boschje, 4½ K.M. van de dichtstbij gelegen nederzetting. Hier is het wat moeilijker, doch de bezwaren lijken me niet onoverkomelijk. Ik wil n.l. nog dit jaar de Wassenaarsche imkers tegen een kleine vergoeding, bijv. een kwartje per koningin voorzien van raszuivere Nigrakoninginnen. Half Augustus kunnen die dan gepaard zijn, hetzij met gewone darren, misschien met Nigra's, want een uitgebouwde darrenraat wil ik elk nieuw volk ook geven. Indien gewenscht, geef ik ze ook voor niet, als maar het doel bereikt wordt: eenige K.M. om mij heen uitsluitend volken te hebben met een Nigramoer. Misschien wil dhr. Joustra me wel aan adressen helpen. En verder de Wassenaarsche imkers, die dit lezen. Met wat saamhoorigheidsgevoel komen we heel ver. Als de imkers hier dus medewerken, kunnen we het volgend jaar dan zuiver voortfokken.

Mijn doel is nu in dat jaar raszuivere koninginnen ter beschikking te stellen tegen minimum prijs, b.v. ƒ 2, als er veel liefhebbers zijn, misschien wel voor ƒ 1. onder voorwaarde, dat ze hun bevruchtingskooitjes hier brengen. Ik zal trachten een stukje land te huren, dat als paarplaats kan dienen en waar een der Nigravolken met geïmporteerde koningin dan als darrenvolk zal worden opgesteld. Om de heele boel niet te doen mislukken, moeten die volkjes dus absoluut darrenvrij zijn, waar de afdeelingen voor kunnen zorgen. Ook mogen de bevruchtingskastjes niet te klein zijn, omdat anders het volkje er vaak van door gaat. Willen de imkers in Den Haag, Leiden en omstreken over dit plan eens denken en de andere ook?

F.J. WEGENAAR.


Naschrift. Wij wenschen dhr. Wegenaar veel succes toe en hopen van harte, dat alles zoo vlot gaat als hij zich voorstelt.
RED.