DE NEGENDE NEDERLANDSCHE IMKERSDAG.

Het 1000 tal deelnemers bijna vol.


Prachtstaaltjes van Organisatietalent.
Drente aan den spits.

Dezer dagen, bij het nazien van correspondentie van het vorig jaar, kreeg ik toevallig een brief in handen van een Imker uit Friesland, waarmede ik nog al eens correspondeer en die mij ook reeds meerdere malen geschreven had, over de mogelijkheid, of beter over de onmogelijkheid om in het Noorden van ons land een Imkersdag te organiseeren. Hij zou het o zoo gaarne willen schreef hij in dien brief, doch hij verwachtte een volslagen fiasco. Wie zou naar het Noorden optrekken, wie zou die lange kostbare reis maken, wat zou men voor aantrekkelijks kunnen aanbieden ? Neen, het Noorden zou wel nimmer in de gelegenheid zijn onze leden eens te ontvangen.

En zie daar, reeds het jaar daarop heeft men het aangedurfd tóch in het Noorden een Imkersdag te organiseeren, en welk een dag en welk een deelname. Konden wij in het Septembernummer nog even mededeelen, dat 700 deelnemers zich hadden opgegeven, niettegenstaande het weer zich aanvankelijk niet van zijn goede zijde toonde, kwamen er bijna 900 menschen opdagen uit alle streken van ons land, per trein, per auto, per bus, per motor, per fiets, ja ik weet zelf niet recht op welke wijze meer, maar gekomen zijn ze en we hebben een duizendkoppige menigte aanschouwd. Inderdaad dreunde Drente van den tred der imkers. Ongeveer 1/8 deel van onze geheele vereeniging was in Drente verzameld en het was een wonderlijke schakeering van hoedjes- en petjes-imkers, vrouwen zoowel als mannen en men kon het reeds zien, allen leefden mede en hadden schik in zoo'n enormen opkomst. Wat een menschen en wat een dag!

Reeds den avond tevoren waren reeds verschillende deelnemers(sters) gearriveerd, ongeveer een 80tal en hadden zich plm. 9 uur verzameld in Hotel Bellevue in een keurig ingericht zaaltje. Een knap strijkje deed vroolijke populaire wijsjes hooren en de stemming zat er oogenblikkelijk in. Onze Voorzitter sprak allen hartelijk toe en de Voorzitter van de regelingscommissie, dhr. A. Haan deed door zijn ongedwongen welkomstwoord nu en dan de aanwezigen schateren van het lachen. Dhr. Koops uit Gasselternijveen zong een alleraardigst bijenlied, dat wij binnenkort hopen te plaatsen en droeg een stukje in Drentsch dialect voor „Trouwen is Rouwen". Een dankbaar applaus bewees, dat men zijne medewerking waardeerde. Verder gaven nog enkele heeren alleraardigste voordrachten ten beste en werd de avond beëindigd met het vertellen van leuke moppen, waaraan verschillende aanwezigen deelnamen. Het strijkje zorgde voor de noodige muzikale afwisseling en dhr. Haan, die maar bang scheen te zijn, dat zijn gasten den volgenden morgen niet frisch genoeg op het appèl zouden verschijnen kon de menschen haast niet naar huis krijgen. Een leuke ongedwongen avond. Iedereen begreep, dat het met de Negende wel in orde zou komen. Dit voorproefje was er reeds het bewijs van. Rest mij nog mede te deelen, dat eenige vette korven waren opgesteld en de raathoning uit de Boxmakorf ons tegenlachte.

Het nachtelijk uur naderde al bedenkelijk voor de laatste gasten elkaar tot morgen toeriepen.

.-.-.-.-.-.-.-.

Er was afgesproken, dat zij, die er lust in hadden, den volgenden morgen om 8 uur present zouden zijn, om een bezoek te brengen aan het Provinciaal museum. Inderdaad waren ongeveer op dat uur reeds een aardig aantal personen aanwezig en reeds kwamen de eerste bussen met nieuwe deelnemers en ook reeds verschillende fietsers in Bellevue aan.
Assen begon kleur te krijgen en spoedig was het een beweging, een vriendelijk begroeten van oude kennissen, aanknoopen van nieuwe vriendschapsbanden e.d. Hé jij óók hier, welkom man! Even een aardig intermesso. Een melkventer deed hardnekkige pogingen om Dr. de Boer (Directeur van de Keuringsdienst van Waren) te overtuigen, dat het opschrift boven zijn melkbussen niet foutief was, zooals Dr. de Boer meende en het was grappig om te zien, hoe de man met een lachje van je-weet-er-geen-steek-van, Dr. de Boer maar liet praten.

Het museum was het bezien meer dan waard. Vele oude vondsten uit steenen en bronzen tijdperk, enkele veenlijken enz. enz. hebben wij kunnen aanschouwen doch de tijd was veel te kort toegemeten om alles behoorlijk te zien en daarbij, het publiek was te talrijk. Wie nog eens in Assen komt, verzuime zeker een bezoek aan het museum niet!

Intusschen liep de zaal van Bellevue al vol en bus na bus, auto na auto, kwam aangesnord en de commissie regelde zonder druk gedoe, zonder ophef van „wij zijn er" op keurige wijze. Rijks- en gemeentepolitie toonden zich welwillend en deden haar best om alles zoo vlot en goed mogelijk te doen verloopen. Nieuwsgierigen stroomden samen om toch vooral niets te missen van hetgeen daar te gebeuren stond. En onze Drentsche imkers glommen van genoegen zulk een groot gezelschap in hun midden te zien. Friesch, Groningsch, Drentsch, ja schier alle dialecten flitsten langs onze ooren en onze stadslui genoten van dit mengelmoes van taaltjes.

Al ras bleek de zaal in de Bellevue, die toch van respectabele afmeting is, veel te klein te zijn zoodat ook de tuin werd geannexeerd. In de muziektent aldaar was een luidspreker opgesteld en al spoedig verzamelden daar zich de kopstukken van onze vereeniging. Voorzitter. Hoofdbestuursleden, secretaris, commissieleden, dhr. Burgemeester van Assen, de Voorzitter van de Vereen. voor vreemdelingenverkeer, Dr. de Boer en vele anderen vulden al spoedig het podium. Persfotografen vereeuwigden dit moment en toen opende Dr. van der Flier, onze Voorzitter, deze bijeenkomst.

Wij behoeven niet te vertellen, dat hij zijn vreugde uitdrukte over een zoo'n enorm bezoek en dat zijn dank onuitsprekelijk was voor zooveel goede medewerking van de samenwerkende Drentsche afdeelingen, Vreemdelingenverkeer, „Assen vooruit" (den vorigen avond had een vertegenwoordiger van deze vereeniging ons reeds welkom toegeroepen), Gemeentebestuur, enz. enz. en onze Voorzitter zou onze Voorzitter niet zijn, als hij van deze gelegenheid geen gebruik maakte om het onderwijs, Rijkshonigmerk en verzekering niet aan te bevelen. Ook herdacht hij den sterfdag van onze groote voorganger Huber. Het woord werd verder nog gevoerd door den Burgemeester van Assen, namens het gemeentebestuur, door den Voorzitter van de Vereen. v. Vreemdelingenverkeer, door Dr. de Boer, die ons de groeten overbracht van alle imkers der wereld (hij was pas van het congres der Apis club te Aberdeen teruggekeerd), door dhr. Haan voorzitter van de regelingscommissie, door dhr. Thiel e.a. En toen . . . naar auto's en bussen. Op buitengewoon vlotte wijze bezette ieder zijn plaatsje en voorafgegaan door een auto van de Rijksveldwacht zette de Kilometer lange stoet zich met een matig gangetje in beweging. Hoe goed voor alles gezorgd was, blijkt wel uit het feit, dat een montagewagen van Ford achter den stoet medereed en dus eventueele mogelijkheden spoedig zou kunnen verhelpen.

Aanvankelijk ging de tocht door het schitterende Asserbosch en alsof de natuur schik had in zooveel gezelligheid, brak het zonnetje al spoedig door de dichte wolkenmassa en overgoot het Asserbosch met een zee van heerlijke zonnestralen, wat een schitterend effect gaf. Nu het weer onze bondgenoot werd, was zelfs het laatste kleine beetje vrees al spoedig overwonnen en onder vroolijken kout, waarvan de bijtjes, de Vereeniging en de honing hoofdschotel vormden, werd de meer dan 100 K.M. langen tocht voorgezet.
Het gaat natuurlijk bezwaarlijk om alles op te noemen, wat gepasseerd werd. Speciale vermelding behoeft de Gieter boschwachterij, waar men een geweldigen indruk kreeg van het kennen en kunnen van het Staatsboschbeheer.

Eerste pleitsterplaats was het grootste hunebed in Nederland nl. dat te Borger. Het duurde nogal eenigen tijd, voordat de bijna 900 menschen zich om en op het hunebed hadden geplaatst. Achter het hunebed maakten wij kennis met de 74-jarigen Hendrik Ties, die op humoristische wijze ons vertelde, hoe eigenlijk die enorme steenen hier terecht gekomen waren. Dan ouden heer ontbrak het geenszins aan voordragerstalent en allen genoten van zijn werkelijk aardige voordracht, welke wij binnenkort in ons Orgaan hopen op te nemen. Ook hier klikten de sluiters van de fototoestellen der persfotografen en toen . . . naar de bussen en auto's.

Van de route moest eenigszins worden afgeweken op bevel van de politie, zoodat we eindelijk langs turfgraverijen te Oosterhesselen aankwamen. Dit dorpje werd met gejuich begroet, want hier zou in Café Deen de echt Drentsche koffietafel eer worden aangedaan. Onze magen jeukten en rijkhalzend werd al uitgezien naar de Drentsche stoeten met Schinken. Velen maakten zich al bezorgd, dat het mis zou loopen. Immers hoe zou men in zoo'n klein dorpje bijna 1000 gasten kunnen voeden en laven, laat staan bergen. Wat zich toen echter aan ons oog vertoonde overtrof onze stoutste verwachtingen, al hadden we wel begrepen, dat men in Drente voor geen klein geruchtje vervaard is. Daar zagen we dan een reusachtige tent opgeslagen ruimte biedende voor een 1000-tal personen en overal keurig aangekleede tafels rijk voorzien van proviand. Je hadt de gezichten eens moeten zien! Aan bediening zou het ook niet ontbreken. Tal van dames, waaronder enkelen in Drentsch nationaal costuum zorgden op vlotte wijze voor bediening en er was overvloed, zelfs zooveel, dat een oolijke grappenmaker opmerkte, dat den volgenden dag heel Oosterhesselen nog stoeten en schinken zou eten van de Negende! Wat een menschen!! De tent leek op een korf die op zwermen staat. Alle eer aan dhr. Deen en de commissie van voorbereiding voor zulk een tot in de kleinste bizonderheden prachtig geregelde koffietafel en ik spreek namens alle gasten, als ik hier openlijk mijn dank betuig voor dit keurig stukje organisatie waar menig groote stads-hotelier nog een puntje aan kan zuigen. Bloemen en muziek, niets was vergeten. Alles was af. En toen een alleraardigste verrassing van Oosterhesselens gemeentebestuur. In een alleraardigste toespraak bood dhr. Burgemeester van Oosterhesselen ons een taart aan, welke de vorm had van een bijenkorf rijkelijk met bloemen versierd.

Burgemeester wees op het symbool in die korf vastgelegd, éénheid. En zelden werd de eenheid van onze vereeniging duidelijker gedemonstreerd dan op onze Negende. Maar ook aan dit aangename deel kwam een einde. Vlug instappen en op weg naar het nieuwste Nederlandsche landbouwdorp Witteveen. We zouden op deze tocht ook nog enkele bijenstanden zien, doch we hadden ons langer opgehouden, dan de bedoeling was en helaas moest dit gedeelte van het program vervallen. Al was dit én voor de bezitters der stallen én voor de deelnemers jammer, niemand mopperde, omdat men begreep, dat het niet anders kón.

In Beilen wachtte ons de thee met de volgens velen heerlijke Groninger koek. Ook daar was een tent opgeslagen van dezelfde afmetingen als te Oosterhesselen en de bediening was vlot. De tijd begon op te schieten en velen maakten zich al bevreesd, dat zij niet op tijd den laatsten trein vanuit Assen naar „Holland" zouden kunnen halen. Het bleek al spoedig, dat men het kunnen van onze gastheeren deerlijk onderschat had, want ook hier werd getoond, dat men letterlijk aan alles gedacht had. Een aantal bussen werd gerekwireerd en brachten met haastigen spoed de „Hollanders" naar het station te Assen, waar men nog vroeg genoeg aankwam, om rustig zijn trein te pakken.

De rest van het gezelschap zette later den tocht voort en in een behoorlijk vaartje reden we van Beilen langs de T.T.wegen naar Assen waar we plm. half 9 in Bellevue aanlandden. Wie nu meent, dat zoo spoedig mogelijk het hazenpad gekozen werd, vergist zich. Men had de smaak te pakken gekregen en al heel spoedig was de zaal in Bellevue weer tjokvol. Vroolijk gekout, prettige gezichten, overal. Onze Voorzitter dankte allen die aan dezen dag hadden meegewerkt; niemand werd overgeslagen, pers, politie, organisatoren, allen kregen een beurt. Het lijkt me zoo toe, dat het een dankbare taak was, om hier eens lucht te geven aan wat ieder in eigen boezem voelde. Langzamerhand verdwenen de gasten, terwijl eenige achtergeblevenen nog enkele leuke Drentsche liedjes zongen, dhr. Koops weer eens het Bijenlied ten beste gaf en tot slot een dansje den heerlijken dag besloot. Toen wij als een der laatste gasten onze kwartieren opzochten ontmoetten we nog vele clubjes die onder het zingen van vroolijke liedjes arm in arm huistoe keerden.

* * *


Déze imkersdag heeft ons weer doen zien, dat er behoefte is aan eene gelegenheid om Imkers ongedwongen samen te doen zijn. Er is een belangstelling voor ons werken en dat doet weldadig aan. Maar ook heeft deze dag doen zien, dat er heel wat arbeid noodig is, om zulk een dag naar behooren te organiseeren en wij zijn vol bewondering voor hen, die dit in Drente hebben kunnen klaarspelen. Namen branden ons op de lippen, doch om niet onbillijk te zijn tegenover andere goede werkers moeten wij dit helaas nalaten. De een heeft wat meer, de ander wat minder werk gehad, doch allen kunnen er van overtuigd zijn, dat zij hebben medegewerkt tot het welslagen van zulk een dag.
Drentsche collega's, imkervrienden, namens alle deelnemers hartelijk, hartelijk dank voor den onvergetelijken Negenden Nederlandschen Imkersdag.
JOH. A. JOUSTRA.

N.B. De secretaris van het regelingscomité, deelt mij mede, dat indien men in 1932 Drentsche bijenstallen wil zien, men maar clubjes te vormen heeft en men zal met de gastvrijheid, Drenten eigen, hen ontvangen.