Het bespuiten van de vruchtboomen met voor de bijen giftige stoffen.



De tijd nadert weer dat deze aangelegenheid voor imker en fruitteler van belang wordt en gezien de ervaring in het vorige jaar, waarin verscheidene volken vergiftigd zouden zijn, is het voor de hand liggend, dit beide zich voor een moeilijk vraagstuk zien geplaatst.

De imker zal zich afvragen moet ik een boomgaard waar gespoten wordt vermijden en mijn bijen desnoods verplaatsen wanneer er in de omgeving wordt gespoten, terwijl de fruitteler zich de vraag zal stellen moet ik in het belang van het insectenbezoek het bespuiten nalaten.

Terecht verlangen zoowel imker als fruitteler naar een oplossing doch om daartoe te geraken is het voor den imker noodig dat hij bekend is met de redenen, waarom een fruitteler zijn boomen bespuit en welke vloeistoffen hij daartoe gebruikt.

Het bespuiten der vruchtboomen is nl. in den loop der jaren geworden tot een tamelijk ingewikkelde cultuurzorg, want onze vruchtboomen hebben nu eenmaal te lijden van verschillende insecten en de illusie, dat tegen dit alles een enkel bestrijdingsmiddel te vinden zou zijn heeft men sedert lang prijs gegeven. Men is zelfs gekomen tot de opstelling van uitvoerige sproei-schema's, die aangeven welk speciaal bestrijdingsmiddel men tegen elk der beschadigingen heeft aan te wenden en in welken tijd van het jaar. De moderne fruitteler die er naar streeft om zijn boomgaard gezond van blad en vruchten te hebben is dan ook gedwongen om vrijwel het geheele jaar met verschillende vloeistoffen tegen de insecten en zwamziektcn te vechten en soms 6 a 7 keer te spuiten.

Amerika is ons hierin voorgegaan en langzamerhand hebben wij deze intensieve ziektebestrijding van hun overgenomen als eenigste mogelijkheid om ook met een behoorlijk product aan de markt te komen zoo goed als ook elke land- en tuinbouwer het geheele jaar door heeft te vechten tegen de verschillende onkruiden.

Terwijl tegen de insecten giften als loodarsenaat en Panijsch Groen worden gespoten, gebruikt men tegen de zwamziekten de Bordeauxsche pap (koper + kalk) en Califonische (zwavel + kalk) terwijl ook mengsels van beide worden verspoten, wanneer zoowel insecten als zwamziekten moeten worden bestreden.

Voorts heeft men nog bepaalde sproeimiddelen als bijv Nosprasit, die een gemengde samenstelling hebben en dus zoowel insecten- als zwamdoodend zijn.

Naast deze bestrijdingsmiddelen heeft men nog stoffen als vruchtboomcarbolineum en Winter-volck (minerale olie) enz , die op de boomen worden gespoten wanneer zij in rust zijn en die dienen om de insecten die in eivorm op de boomen overwinteren te dooden als bijv. bladluizen, spint wantsen enz..

Welke bestrijdingsmiddelen spelen nu een rol in verband met het betreffende onderwerp?

Zeker met laatstgenoemde groep, dus de vruchtboomcarbolineum enz want ze worden aangewend als de boomen nog in rust zijn en er dus van bijenbezoek nog geen sprake is.

Wel wordt beweerd dat op zonnige dagen tijdens de bloei de op de boomen gespoten carbolineum nog de typische carbollucht afgeeft en daartoe de bijen afschrikt.

De Bordeauxsche- en Californische pap schijnen evenmin van veel beteekenis. Er zijn mij althans bedrijven bekend, waarin sedert een groot aantal jaren met deze vloeistoffen wordt gespoten, zonder dat de erin aanwezige bijen er eenig nadeel van ondervinden. Er wordt immers gespoten voor dat een enkel bloempje zich opent, terwijl de tweede bespuiting eerst wordt toegepast wanneer alle bloemen zijn uitgebloeid.

Gevaarlijker wordt het wanneer er ook met giften als loodarsenaat en Parijsch groen wordt gewerkt die hetzij afzonderlijk hetzij gemengd door de Bordeauxsche- of Californische pap worden verspoten.

Zoo wordt wel aangeraden om door de eerste bespuiting met Bord - of Cal pap een gift te mengen om verschillende insecten als rupsjes van de kleine wintervlinder, bastaardsatijnvlinder te dooden, terwijl ook aan de tweede bespuiting in den regel loodarsenaat wordt toegevoegd om de wormstekigheid en andere insecten te bestrijden, op beide momenten is er echter van bijenbezoek geen sprake of het zou moeten zijn dat de bijen luizenkolonies bezoeken, wat wel voorkomt in verband met de zoete afscheidingsproducten van deze insecten.

Of het noodzakelijk is om de eerste bespuitingen reeds gifthoudend te doen zijn wordt beheerscht door de vraag of er in den winter al of niet met vruchtboomcarbolineum is gespoten.

Wanneer dit heeft plaats gevonden en er geen nesten van den Bastaardsatijnvlinder voorkomen is het minder noodzakelijk dat de fruitteler door de eerste bespuiting giften mengt, omdat de vruchtboomcarbolineum de betreffende insecten reeds in eivorm heeft gedood.

Een gevaar voor de bijen leveren voorts nog op de bespuitingen tegen appel en pruimenzaagwesp en wantsenbeschadiging. Deze worden nl. zeer kort na de bloei uitgevoerd en het kan dan zijn dat er nog eenig bijenbezoek is.

Trouwens dit is de kwestie waar alles om draait nl. dat er nog bloeiende boomen worden gespoten, in welk geval de vergiftigingskans voor de bijen niet denkbeeldig is. Dit is echter niet overeenkomstig de voorschriften en de verstandige fruitteler zal zich hieraan ook om andere redenen niet bezondigen.

Verschillende bedrijven bevatten echter een zeer uitgebreid sortiment, waardoor de bloei niet voor alle boomen op hetzelfde moment valt.

Uit een bedrijfsoogpunt wil men dan echter alles tegelijk spuiten en daardoor wordt bij de eerste bespuiting wel eens een boom gespoten die reeds begint te bloeien, terwijl bij de tweede bespuiting nog niet allen zijn uitgebloeid en er dus nog bijenbezoek is.

Een bekend geval van schade aan de bijen door de bespuiting met giften is nog de kruisbessenbespuiting met Parijsch groen tegen de rupsen.

Vooral omdat de kruisbes zeer onregelmatig bloeit en sommige jaren er naast vrij groote bessen toch nog ongeopende knoppen voorkomen, is het bij dit gewas zeer moeilijk om eerst te spuiten wanneer er geen bijenbezoek meer is.

Ondanks enkele ernstige vergiftigingsgevallen is echter in den loop der jaren gebleken dat de schade in de practijk nog wel meevalt. Zoo worden op Zuid Beveland veel kruisbessen geteeld die men door bespuiting met Parijsch groen vrij houdt van rupsen en toch zijn er mij van nabij geen vergiftigingsgevallen bekend. Wel is de algemeene ervaring dat de volken zich op de kruisbessenvelden krachtig ontwikkelen.

Hoewel enkele gevallen van schade die in 1931 ter kennis zijn gebracht niet kunnen ontkend worden, is het toch wel gewenscht om voortaan naar elk geval een grondig onderzoek in te stellen. Tegenover die enkele gevallen staan toch immers de zeer talrijke voorbeelden dat geen schade optreedt hoewel toch een zeer intensieve bespuiting is toegepast. We moeten voorzichtig zijn, dat niet alle gevallen van sterfte of slechte out wikkeling der bijenvolken op rekening van de vruchtboombespuitingen worden geschreven.

Door sommige imkers wordt dan ook overdreven en geen blijk gegeven dat zij met deze aangelegenheid op de hoogte zijn. Zoo beweert een van hen die schade heeft ondervonden, dat was gespoten met een 40% oplossing van loodarsenaat. Wanneer dit werkelijk het geval is geweest, dan betrof het een zeer royaal aangelegde fruitteler, want het voorschrift geeft een percentage van 0.3—0.5 aan, terwijl van Parijsch groen slechts 0.1, dus 1 op 1000 wordt gebruikt.

De gebruikte oplossing was dus 100 maal te sterk. Bovendien is een dergelijke oplossing niet te verspuiten en veroorzaakt schade.

De imker die moeilijkheden op dit gebied ondervindt dient ervan doordrongen te zijn dat men nu eenmaal geen fruit kan telen zonder dat men bestrijdingsmiddelen toepast, terwijl daarentegen de fruitteler heeft te begrijpen dat hij de hulp der bijen niet kan missen.

Er zijn dus wederzijdsche belangen en voordat een imker er toe overgaat om zijn bijen in een bepaalde boomgaard te plaatsen is het wel raadzaam dat hij met de betreffende fruitteler eens overlegt welke bespuitingen deze zich voorstelt toe te passen om zoo tot een oplossing te geraken zoodat het gevaar tot een minimum wordt beperkt.

Is de boomgaard bv. sterk aangetast door wintervlinder en werden geen lijmbanden aangelegd of gespoten met vruchtboomcarbolineum, dus stelt de fruitteler zich voor de rupsen te verdelgen met Parijsch groen of loodarsenaat tegen de tijd van de bloei dan zij de imker op zijn hoede, vooral in gemengde beplantingen.

Zijn de genoemde bespuitingen wel uitgevoerd, dan zou de fruitteler in het belang van den imker kunnen risceeren geen gift door de eerste bespuiting te mengen.

Voorts dient ook aandacht geschonken te worden aan de indirecte gevolgen van de bespuiting.
Zoo kan bv. in grasboomgaarden het geval zich voordoen, waaromtrent ook klachten ter kennis zijn gebracht, dat al wordt gespoten in een tijd dat er geen bijenbezoek op de vruchtboomen plaats vindt er toch bijen schade ondervinden, omdat zij bloemen bevliegen, die door de van de boom afdruipende vloeistof zijn vergiftigd. In verband daarmede is wel aangeraden om vóór het bespuiten te maaien, waardoor het gevaar wordt weggenomen.

Een rol speelt met betrekking hiertoe vooral de paardebloem, die haar bloem gesloten heeft bij koel weer, wat ook de weersgesteldheid is waarbij de fruitteler bij voorkeur spuit.

Resumeerende komen we dus tot de conclusie dat de steeds toenemende bespuiting van vruchtboomen geen bezwaar zal opleveren voor de bijenvolken wanneer imker en fruitteler zich met elkaar verstaan.

De imker kan even doordrongen zijn dat de moderne fruitteler het ten allen tijde zal betreuren, wanneer hij schade aan de bijenvolken toebrengt, doch dat het nu eenmaal niet mogelijk is om gezond fruit te telen zonder dat doorloopend gespoten wordt.

Waar vooral de nadruk op gelegd moet worden is:
Dat de fruitteler nooit spuit wanneer er geopende bloemen aan de boomen voorkomen.

Hij handelt dan bovendien overeenkomstig de geldende bespuitingsvoorschriften. Vooral in gemengde beplantingen dient hieraan aandacht geschonken te worden, omdat het zoo verleidelijk is om de geheele boomgaard tegelijk te bespuiten.

lntusschen blijft het van belang in 1932 gevallen van schade die men meent toe te mogen schrijven aan het bespuiten van vruchtboomen, zoo spoedig mogelijk ter kennis te brengen van hen die de juistheid kunnen vaststellen en tevens kunnen aangeven op welke wijze schade had kunnen worden voorkomen.
Ir. A.W. VAN DE PLASSCHE.

Naschrift Red.
Van dit voor bijenteelt en fruitteelt zoo belangrijke artikel, waarvoor wij Ir. v. d. Plassche onzen hartelijken dank betuigen, zijn gratis overdrukken te bekomen bij het alg. Secretariaat ter verspreiding onder de fruitkweekers.
RED.