UIT DE WETENSCHAP VOOR DE PRACTIJK.


Door Dr. G. Goetze.
Roodeklaverbijen.

De groote beteekenis van de opgave de roode klaver voor de bijen geschikt te maken, is het beste gebleken in oude, eerst later goed bekend geworden proeven, die de Rus Klingen op het landgoed van den Czaar nam. De roode klaver is het beste aan de Hommels aangepast en wordt bij ons overwegend door hen bestoven. In Rusland mankeeren echter ook deze en de klaver blijft beslist zaadloos. Klingen stelde nu eenvoudig bijenvolken in de klavervelden op en ziedaar, de opbrengst steeg geweldig. Er werd b.v. geoogst:

1900 met bijen 288 KG. per H.A. . . . . . . . zonder bijen 80 K.G. per H.A.
1908 . . . . . . . . . . . . 248 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
1909 . . . . . . . . . . . . 148 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
1910 . . . . . . . . . . . . 160 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
In doorsnede . . . . . 238,8 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .80

De gebezigde bijen waren nu niet wat men noemt langtongig. Zij bezochten echter de roode klaver en bestoven haar, daar zij op de reuze klavervelden alleen hierop aangewezen waren. Andere honinggevende gewassen waren er namelijk niet. De concurrentie van anderen, den bijen beter toegankelijke bloemen, schakelt nl. het bevliegen van de roode klaver uit. Derhalve is dit bij ons meestal te zwak. Dat wordt echter anders, indien uit een of andere oorzaak de roode klaver eenmaal krachtig honingt en de nectar in de bloembuisjes omhoog stijgt.

Gubin stelde vast bij hoeveel procent der bloemen de nectar over de vruchtknopjes gestegen was en vond:
1926 . . . . . . . 3,22 %, . . . . . . .1927 . . . . . . . 59 %, . . . . . . . 1928 . . . . . . . 68,17 %.
Tegelijkertijd was het bezoek als volgt:
Hommels . . . . .11,6 % . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3,3 % . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8,2 %.
Bijen . . . . . . . .3,15 % . . . . . . . . . . . . . . . . . .46,6 % . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83,3 %.

Hier blijkt dus hoe sterk het nectargehalte der bloemen het bijenbezoek beïnvloed. Is dit groot dan is ook het bevliegen sterk. Het gaat hierbij om een eigenschap, die teeltkundig te beïnvloeden is. De klaverteelers moeten derhalve op den nectarrijkdom acht geven. Stijgt de nectar tot een bepaalde hoogte, zoodat de bijen met haar in den regel te korten tong eerst de oppervlakte bereiken kunnen, zoo zijn ze ook in staat, zooals proeven bewezen hebben, de bloemen geheel leeg te zuigen. Dit hoogtepunt wordt nu echter slechts zelden bereikt.

Het blijft daarom dringend vereischt het aanpassingsvermogen tusschen klaverbloem en bijentong in beider voordeel te beïnvloeden. Dat gelukt langs teeltkundigen weg eerstens door verkorting, tweedens door verwijding van de roode klaver-buisjes en ten derde door verlenging van de bijentong. In alle richtingen zijn belangrijke vorderingen gemaakt. Er is een kortbuizige roode klaverteelt van Lindhart met een buislengte in doorsnee van 7,5 m.M. en wij hebben ook bijensoorten met een gemiddelde reikmogelijkheid van 7,5 m.M. Die van de Noord-Duitsche bij is echter aanmerkelijk geringer. Onze beste soorten benutten de kortbuizige klaversoorten tot rond 75% en deze verhouding laat zich nog verbeteren. Om een sterker bevliegen dan ook practisch te bereiken, moet voor alles behoorlijk nectar afgescheiden worden.

Verder moet de klaver natuurlijk zelf aan de eischen die de practijk stelt beantwoorden. Reeds nu is van beteekenis, dat de Lindhartsche bijenklaver herhaaldelijk het meervoudige van de zaadopbrengst van de inlandsche roodeklaver geleverd heeft.

Litteratuur: Goetze (1931) Der augenblickliche Stand der Frage einer Rotkleebe-fruchtung durch die Honigbiene. Der Züchter Bd. 3, S. 74. Honig (1927) Der Bie-nenbesuch beim Bienenklee und beim allgemeinen Rotklee. Die Bayriche Biene. Bd. 49. Lindhart (1921). Der Rotklee bei natürlicher und ktinstlicher Zuchtwahl. Ztschr. f. Pflanzenzüchtung Bd. 8. S. 95.
Nadruk verboden.