DE CRISIS, DE NEDERLANDSCHE WEEK EN DE IMKERS.


Het zal U ongetwijfeld bekend zijn, dat van 4 tot 8 April een Nederlandsche Week is georganiseerd waar knappe Nederlandsche vrouwen en mannen in het Carlton Hotel te Amsterdam gesproken hebben over Nederlandsche producten en de mogelijkheid tot afzet van Nederlandsche artikelen in eigen land.

Op Donderdag den 7en April sprak Ir. S.L. Louwens over de Nederlandsche land- en tuinbouwproducten en het kan ons geen verwondering wekken, dat hij in zijn overigens zeer belangrijke rede, alleen sprak over boter, kaas, eieren, graan e.d. doch den honing geheel buiten beschouwing liet. Wij imkers zijn gewend, dat wij stiefmoederlijk bedeeld worden. Op tentoonstellingen mogen wij gewoonlijk slechts beschikken over een niet in het oogloopend plaatsje. Onze producten zijn reeds lang van eigen markt verdrongen en er is niemand, die het voor de imkers opneemt. De imkers verkeeren sedert jaren al in een crisistoestand en wat nu anderen ondervinden is voor ons sedert lang een gewone toestand geworden. Wij imkers hebben immer op hoop geleefd en het staat te bezien, of hierin ooit verandering zal komen, als wij zélf de handen niet uit de mouw steken en ons lot zelf gaan bepalen.

Wij herinneren ons nog de buitengewoon juiste opmerking van Dr. Gerriets te Berlijn, gedurende het congres van de Apis Club naar aanleiding van een berichtje in een van de Duitsche bladen, dat een arbeider aan Mevrouw de Gravin bracht, dat op een van haar boerderijen een zeug 13 biggen geworpen had. Mevrouw zat aan tafel en de berichtgever moest wachten tot de tafel was afgeloopen.

Toen de boer werd binnengelaten en zijn verhaal deed, zeide Mevrouw „wat moet er dan met die dertiende gebeuren, want er is slechts plaats om te zuigen voor 12?" „Wel" antwoordde de boer, „die moet maar net als ik hier, wachten en toezien. „Wachten en toezien, aldus Dr. Gerriets hebben de imkers steeds gedaan en er zal geen verandering komen, als wij niet zelf laten zien, dat we er ook zijn.

De Nederlandsche Week is een poging van industrieelen en van den Landbouw om Nederlandsche producten op eigen tafel te krijgen. Ir. Louwens zeide het zoo terecht, men heeft het Nederlandsche publiek geleerd Buitenlandsche voedings- en genotmiddelen te gebruiken en het afgewend van producten van eigen bodem. Hij haalde verschillende voorbeelden aan, welke zijne bewering staafden.

En hoe staat het met onze imkers? Met hunne producten? Wij zijn reeds enkele jaren bezig, om te trachten onzen Nederlandschen honing onder het Nederlandsche publiek te distribueeren. Wij worden daarin moeilijkheden opgelegd door menschen binnen en buiten onze kringen 't zij uit principieele bezwaren, 't zij uit een oogpunt van concurrentievrees, 't zij uit de alom bekende Nederlandsche laksheid. Een goed Hollandsch spreekwoord is, dat men het ijzer moet smeden als het heet is, doch hoeveel Hollanders laten het ijzer niet afkoelen vóór zij het op het aambeeld leggen? En als zij dan zien dat er niet meer te smeden is, dan mopperen en klagen. Niet echter over het feit dat zij hun tijd hebben laten voorbijgaan, maar over dit en over dat. In de laatste jaren van pen oorlog, toen de prijzen van alle artikelen en levensmiddelen gingen stijgen, toen er nagenoeg geen invoer was, óók toen hebben de Imkers hun tijd laten voorbijgaan. De koekfabrieken kwamen voor hun koek honing te kort en er werd beslag gelegd op den Nederlandschen honing ten gerieve van de koekfabricatie. Toen er invoer genoeg kwam konden de imkers best gemist worden, aangezien het buitenland goedkooper leverde. Bovendien was honing een van de artikelen, waarop maximumprijzen werden gezet. De Nederlandsche imker smeedde het ijzer niet!!

Voor enkele jaren is na zeer lange voorbereiding en vele moeielijkheden het Rijksmerk op honing tot stand gekomen. Dat rijksmerk beoogt alleen te zeggen, dat onder dat merk verkochten honing van Nederlandschen herkomst is en alsof dat een misdaad is, waarop minstens de strop moest staan, worden de hoofden bij elkaar gestoken en getracht dit Rijksmerk in discrediet te brengen en de imkers er van af te houden dit merk 1e voeren. En het ijzer wordt niet gesmeed.

Maar wij willen en zullen niet rusten vooraleer alle Nederlandsche imkers aan hun aambeeld staan en smeden, dat de vonken er af vliegen.

Bedenkt toch menschen, dat het nu de tijd is, dat wij ons uit de vergetelheid kunnen loswerken. Op het oogenblik is er meer vraag dan ooit naar Waren van Nederlandschen herkomst. Men weet niet als men een of ander levensmiddel koopt, of dit wel van Nederlandschen grond komt, maar men weet dit wel, indien men honing koopt .... tenminste men kan dit weten, als de imker er maar voor zorgt, dat hij op zijn te verkoopen honing het Rijksmerk heeft staan. Wacht nu dan geen oogenblik langer, laat deze kans U niet voorbijgaan, meldt U oogenblikkelijk aan bij het Nederlandsch Honigcontrôlestation te Groningen. Wacht niet totdat ge honing hebt geoogst. Doe het nu, onmiddellijk. Zelfs niet eerst een kopje thee of koffie gaan drinken. Dadelijk een briefkaartje schrijven naar Groningen.

Smeedt het ijzer als het heet is! Het is thans gloeiend en buitengewoon geschikt om gesmeed te worden. Wacht ge langer dan is er geen smeden meer aan, dan krijgt ge een vervormd stuk ijzer, dat ge verachtelijk in den hoek werpt. Laten anderen intusschen maar kijven en filosofeeren over andere mogelijkheden, bezwaren e.d. Gij meldt U oogenblikkelijk aan en ge werkt mede aan de vrijmaking van den Nederlandschen Imker uit de klauwen van zijn onderdrukker.

Doe het nu!

JOH. A. JOUSTRA.