UIT DE WETENSCHAP VOJR DE PRACT1JK.


Door Dr. O. Goetze.

„HONING MAAG".


De aanduiding „Honingmaag" wordt feitelijk ten onrechte gebruikt. Beter kan men spreken van Honingblaas. Hare beteekenis ligt niet in het raam van de verteringsorganen; zij is uitsluitend bestemd voor het bewaren van de op de bijenweide ingezamelde nectar. Het vermogen om zich uit te zetten is verbazingwekkend. Iedere Imker heeft bij een hoofddracht dan ook wel eens gezien. welk een sterk gezwoller achterlijf de terugkeerende bijen hebben. In het voorste gedeelte van het achterlijf gelegen, dijt zij zich bij de vulling hoofdzakelijk naar achteren uit, waarbij de eigenlijke darm teruggednikt wordt.

Bij de verzamelprestatie van een bijenvolk speelt de honingmaag naast andere eigenschappen natuurlijk - een overheerschende rol. Er zijn ijverige en luie naaisters. Eenige hebben een grooter, andere een kleiner zakje. De opgaven over het bevattingsvermogen van de honingblaas loopen zeer uiteen. In het algemeen waren zij vroeger te laag. Naar mijne metingen bij afzonderlijke bijen kan een zuigende honingbij in een keer ongeveer 70 mg. verdund honingwater opnemen. Dat is ver over de helft van het eigen lichaamsgewicht, aangezien een leege bij 100—110 mg. weegt Het is een werkelijk geweldige prestatie gedurende de vlucht zulk een last naar huis toe te brengen.

Weliswaar wordt niet steeds die hooge prestatie bereikt. Vaak echter zijn de bijen bij een hoofddracht met een gemiddelde vulling van 50 mg. aangetroffen. Bij de niet al te zelden weegschaaltoename van 2000 gr. per dag moest dit vlijtige volk 40000 drachtbijen uitzenden. Dat beteekent duidelijk en klaar, dat iedere bij meermalen op dracht uitvliegen moest, want zooveel drachtbijen kunnen moeielijk gelijktijdig in een volk aanwezig zijn. Bij 10000 drachtbijen — een gewoonlijk genoemd getal — heeft dan iedere bij dus 4 keer op dracht uit te vliegen. Naar Park gaat een goede verzamelaarster bij goede dracht in doorsnede 7 hoogstens echter 17 keer op dracht uit (per dag Red.) De aangegeven prestatie is derhalve nog best te overtreffen, wanneer het buitengewoon honingt en het weer de vliegvaardigheid niet beïnvloedt.

Hoe schitterend zich een bijenvolk met behulp van zijn honingblazen van proviand kan voorzien, blijkt uit de opgaven van Dalmatoff. Een opgesloten zwerm was 12—28 dagen zonder voeder, gelaten, nog in leven. Daarbij kwam een gewichtsvermindering van 40% voor. Zooveel van het gewicht van den zwerm bestond dus uit honing!
Litteratuur: Park (1928) Zeitfaktoren beim Nahrungserwerb der Honigbiene. (En-glisch) Res. Buil. 108 |owa State College of Agriculture. Dalmatoff (1928) Beobach-tungen über Gewichtsverlust und Tetnperaturveranderüngen bei einem eingeschlos-senen Schwarm (Russisch) Opitnaja Paseka.
Armbruster (1921) Vergleichende Eichungsversuche an Bienen und Wespen. Archiv. f. Bienenk. Bd. III, S. 219.
(Nadruk verboden.)