(Vragen te richten aan dhr. A. Oonk, Warnsveld)


Vraag 36.
Is er al een toestel uitgevonden, dat den imker in zijn woning kan waarschuwen, wanneer er op zijn stand een zwerm begint af te komen? En zoo ja, waar is dit te krijgen?
J. B. te A.
Antwoord:
Zulke toestellen bestaan wel, doch of ze op de bijenstanden in Nederland gebruikt worden en of ze voldoen, heb ik nooit gehoord. In een oude prijscourant van 1916 der firma Heinrich Thie te Wolfenbüttel (Duitschland) las ik o.a., dat het toestel alleen in werking treedt bij het uittrekken van den zwerm en, tengevolge van de eigenaardige constructie veroorzaakt het toestel bij sterk gewin, of bij het voorspelen der darren geen hinder, zoodat het zonder schade wel den geheelen zomer voor het vlieggat kan blijven. Ieder volk, dat verdacht wordt, spoedig een zwerm te kunnen geven, krijgt zulk een alarmtoestel voor het vlieggat. Voor een completen aanleg zijn bovendien nog schellen, elementen, draden en isolatiemateriaal noodig en de totaalprijs hangt in hoofdzaak af van den afstand van het verstverwijderde volk tot aan de schel in het woonhuis. Intusschen zullen deze toestellen sedert 1916 reeds weer verbeterd zijn. Indien een onzer lezers zulk een toestel in gebruik mocht hebben, dan zouden wij gaarne het resultaat en hoeveel de kosten bedragen in ons Maandschrift vernemen.

Vraag 37.
Als er tijdens de afwezigheid van den imker een zwerm van een zijner kasten vliegt, hoe kan hij dan gewaar worden, zonder alle kasten na te zien, van welke kast die zwerm is afgekomen ?
J. B. te A.
Antwoord:
Is de koningin geknipt en vliegt de zwerm terug, dan is het lastig, als niemand aanwezig was, om te zeggen, welk volk gezwermd heeft. Als men geregeld zijn volken observeert en af en toe eens heeft nagezien, weet men wel zoo ongeveer hoe ver de ontwikkeling van elke kolonie is. Verdenkt men er nu een volk van, dat dit wel eens kon gezwermd hebben, dan beluistert men eiken avond zulke volken, of men ook een tutende koningin hoort.

Heeft men kasten, waarin geen geknipte koninginnen zijn en men dus den zwerm moet scheppen, dan kan men de honingkamers eens inspecteeren om te zien, hoe of de volksterkte in die kamers is. Men weet natuurlijk wel ongeveer, hoe of de stand in de honingkamers geweest is. Zit er honing in de honingkamers, dan blijven de bijen wel in die kamers, doch beginnen ze er pas in te bouwen, dan wil het op koude dagen wel gebeuren, dat ze weer naar beneden in de broedkamer trekken en bij warmte en gewin weer naar boven gaan.

Men moet bij de beoordeeling, of een zwerm afgekomen kan zijn, zijne volken dus goed kennen wat volksterkte en ontwikkeling betreft en tevens met dracht en weersomstandigheden rekening houden. Als men hierop let, kan men aan de uiterlijke hoedanigheden van zijn volken al veel zien.

Vraag 38.
Hoe kan ik het vlugst een koningin uit een zwaar bevolkte kast opzoeken ?
J. B. te A.
Antwoord:
Hierbij behoort ook al weer routine. U neemt eerst een paar raampjes uit de kast, welke U in een afzonderlijk kastje hangt met een deksel erop, na van te voren gezien te hebben, of de koningin ook op een van die twee raampjes zat. Is dit niet het geval, dan onderzoekt U de kast verder. U hebt nu ruimte in de kast gekregen en kunt de raampjes gemakkelijker uithalen en weer inhangen. U onthoudt op welke plaats de twee raampjes, die U uitgenomen hebt, hebben gehargen, om deze na het onderzoek op de juiste plaats weer te kunnen inschuiven. U moet vooral op die raampjes letten, waarin zich pas gelegde eitjes bevinden, dat zijn eitjes, welke nog rechtop staan; op zulke raampjes zult U de koningin veelal aantreffen. In den regel kunt U aan het doen en laten der bijen al wel zien op welk raampje zich de koningin vermoedelijk bevindt en zulke raampjes kijkt men bijzonder goed na. Zeer sterke volken zal men het gemakkelijkst in de namiddaguren bij mooi weer kunnen nazien, omdat er dan veel bijen op de vlucht zijn en de koningin gemakkelijker te vinden is, dan dat de kast tjokvol bijen zit.

Vraag 39.
Ik heb 14 kastvolken, welke een behoorlijke honingopbrengst geven. Zij zijn echter zwermlustig van aard. Nu zou ik het liefst alle moeren verwisselen en Italiaansche invoeren. Doch 14 bevruchte moeren koopen is nogal kostbaar. Hoe in dit geval te handelen? Ik zou het Italiaansche ras liefst zuiver houden.
J. B. te A.
Antwoord:
De zwermlust van een volk hangt ook veel af van de streek, waarin men imkert en van de behandeling. In streken met sterke en herhaalde malen voorkomende drachten zal men meer hinder van het zwermen hebben, dan in die, waarin zwakke en kortdurende drachten voorkomen. In het eerste geval ontwikkelen de volken zich sneller en voorspoediger en het jaargetijde heeft natuurlijk ook veel invloed. Een vroege dracht geeft gemakkelijker kans tot zwermen, dan een gewin in den nazomer. Verder speelt de behandeling een rol. Door bij sterk gewin aan het volk ruimte te geven, kan het zwermen worden vertraagd, bij gebrek aan ruimte en speculatief voeren kan het worden bevorderd en vervroegd. Dit zijn eenige gegevens, waarop ik eerst let, alvorens het volk als zwermlustig te betitelen. Misschien zijn er in Uw streek goede drachtperioden, waardoor de bijen spoediger tot zwermen worden geprikkeld.

Verder moeten wij ons afvragen, of onze inlandsche zwarte koninginnen niet beter aan ons klimaat gewoon zijn, dan de Italiaansche? En of U het Italiaansche ras op den duur zuiver kunt houden is een vraag, die ik niet gaarne met ja zou willen beantwoorden. In mijn streek heb ik vroeger ook veel gekruiste bijen gezien met één of meer gele ringen, doch op het oogenblik zie ik deze zeer weinig meer en heeft het zwarte ras weer de overhand gekregen.

Bij wijze van proef zoudt U eerst eens een drietal Italiaansche koninginnen kunnen invoeren om te zien hoe deze het 't volgende voorjaar maken. Zijn zij minder zwermlustig en worden het goede honingvolken, dan zoudt U de rest Uwer volken ook van Italiaansche koninginnen kunnen voorzien.

Als U er toe over gaat, bericht dan het resultaat eens in het Maandschrift, want de imkers hooren natuurlijk de resultaten zeer gaarne over zulke proefnemingen van anderen.

Vraag 40.
Ik heb 1 Juli een kastvolk, dat nog niet gezwermd heeft, doch nu zwermgedachten begint te vertoonen. Omdat het een goed honingvolk is, de koningin van vorig jaar en het al vrij Iaat in het seizoen wordt,: zou ik deze koningin gaarne in de kast willen houden. In de honingkamer zit al vrij wat honing en tot half Juli is hier goed gewin. Ca. 10 Aug. ga.ik met de volken naar de hei. Laat ik nu het volk nog zwermen, dan komt het voor de hei te laat in het broed. Hoe het voordeeligst te handelen om het volk sterk te houden voor de hei?
K. S. te Z.
Antwoord:
In Uw geval zou ik het volk een 4 of 5 ramen met gesloten broed ontnemen, na vooraf al de bijen in de kast te hebben geveegd. Eventueele aangebrachte moercellen breekt U alle weg. Deze ramen met broed kunt U in volken hangen, die nog niet op volle sterkte zijn.

Van de overige ramen veegt U nu ook alle bijen af en verwijdert zeer nauwkeurig alle zwermteekens. Dan hangt U die overblijvende ramen met broed weer in de kast terug en hangt er dan ramen met kunstraat tusschen. Bij mooi weer en goed gewin zullen de bijen met volle werkkracht de ingehangen ramen uitbouwen en de koningin zal deze dadelijk beleggen met eitjes. De zwermgedachten worden door die aderlating uit het hoofd gezet en de bijen gaan zich met volle energie op het honing halen toeleggen Uit de ramen met gesloten broed zullen pas in het laatst van Juli vliegbijen komen en dan is bij U de midden-zomerdracht reeds afgeloopen. De ramen, die de koningin b.v. 5 Juli gaat beleggen, zullen bijen voortbrengen, die 10 a 15 Aug. vliegbijen voor de hei zijn. Omstreeks 20 Juli onderzoekt U de kast nog eens. Mocht U dan het volk nog te sterk toeschijnen, dan ontneemt U het nogmaals enkele ramen met broed, welke U door ramen met kunstraat vervangt. Voert dan nog een weinig speculatief, als er geen gewin is en dan zal deze kolonie ongetwijfeld een goed volk voor de hei kunnen worden zonder verdere zwermgedachten.

Vraag 41.
Eet een ringslang bijen? Ik vond nl. in het laatst van Mei's morgens heel vroeg een ringslang op een plank liggen, die ik schuin tegen een kast had gelegd. De ringslang lag met den kop op de vliegplank.
M. W. 't J.
Antwoord:
Voor zoover mij bekend, heb ik nooit gehoord of gelezen dat ringslangen bijen zouden eten. Ik neem dus aan, dat die ringslang daar bij toeval gekomen is. Dit is een geval, dat niet alle dagen voorkomt en om te weten te komen, of een ringslang op bijen belust was, zou men het beest in zijn doen en laten hebben moeten gadeslaan, wat het daar op de vliegplank ging uitvoeren. Kan een onzer lezers misschien inlichtingen geven ? Zoo ja, dan hooren wij dit gaarne.

Vraag 42.
Wat is een probaat middel, als men een bijensteek krijgt, dat de plaats en naaste omgeving niet gaan opzwellen?
J. de H. te Sw.
Antwoord:
Het probaatste middel lijkt mij, zoodra men gestoken is, den angel onmiddellijk te verwijderen en het wondje direct met duim en vinger stevig uit te drukken (uitzuigen is beter Red.) Hierdoor wordt het meeste gift verwijderd en heeft het nog geen gelegenheid gehad zich in het wondje te verspreiden, zoodat de gestoken plaats niet noemenswaardig zal gaan oploopen. Hoofdzaak is, zoodra men een steek krijgt, direct handelend op te treden.

Vraag 43.
Ik heb een kast, waarop een honingkamer geplaatst is, doch waarin de bijen dit voorjaar nog niet hadden gewerkt. Ik heb het volk met slecht weer wat gevoerd en nu is het sedert een dag of 5 in de honingkamer gekomen. Ik heb geen rooster tusschen broed- en honingkamer liggen. De koningin zag ik niet boven. In de broedkamer is alles prachtig in orde, veel aaneengesloten broed, veel larven, veel eitjes. In de honingkamer zit nog werk van vorig jaar, bijen- en darrenwerk. En nu juist in het darrenwerk staan eitjes, welke tot ontwikkeling komen; in het bijenwerk zijn geen eitjes te vinden. In elke darrencel ligt slechts één eitje, dus een eierleggende werkbij kan het niet zijn.
E. K. te A.
Antwoord:
De koningin zal wel eens boven geweest zijn, doch zich toen in een deel van de honingkamer hebben opgehouden en bij voorkeur de darren-cellen hebben belegd, omdat zij beneden daarvoor te weinig gelegenheid had. Na een kort oponthoud is zij toen weer naar beneden getrokken, omdat het boven misschien nog niet behaaglijk genoeg was. Als men zonder rooster werkt, gebeurt het in den voor- en middenzomer wel vaker, dat de koningin zich nu eens boven en dan weer beneden ophoudt. Dit zal vermoedelijk hier ook het geval zijn geweest.
A. OONK.