Wenken voor beginners.

Wanneer dit artikeltje den lezers onder de oogen komt, is het pleit, wat het gewin betreft, vrijwel beslecht. Straks worden de bijen van de heide thuisgehaald en kan de laatste oogst van dit jaar verzameld worden. Op het oogenblik dat we dit schrijven lijkt het er naar, dat we alleszins tevreden kunnen zijn met het behaalde resultaat. Zoodra de volken na de reis behoorlijk tot rust gekomen zijn, gaan we de overtollige honig ontnemen. Om te beginnen nemen we van de kasten de honigkamers af. De mooie, op de heide gebouwde en verzegelde raten leveren ons de verrukkelijke, waardevolle raathonig, welke we òf in de ramen, òf in stukken gesneden en in trommeltje met een inlage van vetvrij papier kunnen bewaren of verhandelen. We houden de raathonig even tegen het licht om te zien of hij wel vrij is van stuifmeel. Zitten er donkere plekken in, dan bevat hij stuifmeel en is voor ons doel ongeschikt. De onverzegelde honig wordt, als men hierop is ingericht, geslingerd, of anders geperst. Na het wegnemen der honigkamers worden de broedkamers geïnspecteerd.

De „vette" honigramen, welke na een goed gewin zich aan de buitenkanten bevinden, worden uitgenomen, deze zijn voor de overwintering minder geschikt. De zich hiernaast bevindende stuifmeelraten worden naar den buitenkant geplaatst.

Meer naar het midden vinden we meestal nog een paar raampjes, welke nog eenig broed bevatten, dit bewijst ons meteen, dat de moer nog aanwezig is. We taxeeren de nu nog aanwezige honig, welke we zoomogelijk terugbrengen op een totaal van ± 15 pond. In de plaats van de ramen met honig, welke we verwijderd hebben, hangen we leege, uitgebouwde ramen of anders raampjes met kunstraat. We hangen deze aan weerskanten van de ramen met broed en beginnen nu met kleine porties te voeren.

De moer zal nu nog eens, geprikkeld door het voer, beginnen met eitjes leggen. We bereiken hiermee tweeërlei doel, ten eerste krijgen we in Oct. nog aardig wat jonge bijen uit, welke voor het a.s. voorjaar van veel belang zijn en ten tweede krijgt het volk op het daarna uitgeloopen broednest een geschikte, warme winterzit. Geleidelijk kunnen we de porties voer wat grooter nemen. We voeren zooveel suikeroplossing (3 pond suiker op 1 liter water) tot we mét de aanwezige honig een totaal-kwantum van ± 30 pond voedsel hebben. Men kan wel met minder toekomen, maar loopt dan de kans, in het vroege voorjaar te moeten bijvoeren. Het voeren moet in ieder geval ± 10 October geëindigd zijn. De honig, welke we uit de broedkamer hebben genomen, kunnen we in het vat gestampt (ruwe honig) trachten te verkoopen of aldus (laten) persen. Het kan zijn nut hebben om een gedeelte ervan als voerhonig te bewaren.

Met de boogkorven handelt men op dezelfde manier als met de kasten. Ronde korven, welke te zwaar zijn om op te zetten, moet men uitbreken, na tevoren bijen er uit te hebben gejaagd of gesalpeterd. Van deze volken kan men er twee of drie bij elkaar voegen en opnieuw opvoeren. Men denke er aan, dat juist die korfvolken welke het zwaarst geworden zijn, voor ons de meeste waarde hebben. Vroeger zette men meestal de lichtste op, terwijl de zwaarste werden afgezwaveld Het behoeft nauwelijks betoog, dat dit een verkeerde methode is. De aldus gewonnen korfhonig wordt ook meestal geperst, behoudens misschien enkele blanke stukken achter uit den korf, welke als raathonig kan worden genuttigd.

Moerlooze volken, of die welke te zwak zijn of een zeer oude moer hebben worden met andere vereenigd. Bij kasten gaat dit het beste door het op te ruimen volk op een separator op een ander volk te zetten en na een paar dagen er te vegen, na de op te ruimen moer te hebben gedood. (De separator wordt voor dit doel natuurlijk van de plankjes ontdaan.) Wie geen separator bezit kan ook een stuk papier tusschen de te vereenigen volken leggen. Te vereenigen korfvolken worden met honigwater besprenkeld, flink berookt en daarna bij elkaar geslagen.
IJ. STIENSTRA.