STUIFMEEL IN RAATHONING.


In het Juni-maandschrift vraagt J.R. te H. (Ov.) hoe men voorkomen kan dat de bijen stuifmeel in de honingruimte brengen. Het antwoord van dhr. Oonk is zeer juist als hij zegt dat men om raathoning te winnen sterke volken moet hebben. Ook de opmerking, dat bij invallend slecht weer van eenigen duur, er meestal stuifmeel in de honingruimte gedragen wordt is zeer juist. In de 20 jaar dat ik bijen houd, heb ik het echter niet in die mate meegemaakt als deze zomer. In 't kort volgt hier mijn ervaring. Mogelijk kan de beschrijving nuttig zijn.

Het volk waarover ik schrijf overwinterde normaal. Vanwege het koude voorjaar moest het gevoerd worden vanaf begin April tot half Mei.

De 16e Mei werd bij prachtig weer de honingkamer met dunne kunstraat opgezet. De 21ste Mei was deze reeds geheel uitgebouwd en bevatte veel losse honing

Op 26 Mei stond er een moerdop met sap. De koningin, met het raam broed en bijen, waarop ze zat, werd in een broedkamer met 7 kunstbaten geplaatst, daarop de koninginnerooster en daarop weer de h. k. als boven beschreven.

Het broed ging op een nieuwe plaats. Gewoonlijk geef ik de honingkamer mee naar het jonge volk (afvlieger), doch omreden ik de bewerking welke 's morgens behoort te gebeuren in den namiddag moest doen en het weer donker werd, liet ik de h. k. met bijen op het oude volk. Dat bleek goed uit te komen, want ook de volgende dagen bleef het koud en kwamen niet veel vliegbijen bij de oude koningin over.

Omreden ik niet iedere dag naar de bijen kon gaan voeren, liet ik de half gevulde h. k. maar staan, ze hadden dan voer genoeg.

De 9e Juni ging ik weer zien. Het was nog geen „bijenweer" geweest. Dat mijn ijmkeren niet geheel ideaal was begreep ik, maar men moet wel eens aanpassen. Inplaats van de honing bovenuit te halen en er onder een broednest van uit te bouwen, hadden ze zich meer tegen den rooster geplaatst en boven in de uitgebouwde h. k. was eigenlijk hun broednest gevormd. In 't midden onder in honingramen, droge cellen voor broed en stuifmeel om de kant. Onder de rooster één uitgebouwd raam met bovenin wat broed en geen drup honing.

Direct heb ik de h. k. uitgeveegd en afgenomen doch vier ramen waren reeds flink met stuifmeel bezet en dat is practisch niet goed te verwijderen.

Zoo gezegd geef ik gewoonlijk de h. k. aan het jonge moersvolk mee en veeg hem de volgende dag uit om hem pas bij flink gewin terug te geven.

Iedere streek heeft z'n goede en slechte drachtperioden, doch als men de h. k. op goede volken zet, met een rooster er tusschen, in een goede drachtperiode, heeft men over 't algemeen geen last van stuifmeel in honingruimte.

Mijn ervaring is dat men minder stuifmeel in honingruimte krijgt met dan zonder rooster.

Naast de vereischte van sterk volk en goed gewin zou ik dan nog willen toevoegen: „neem een uitgebouwde h. k. of sectiebak gedurende het kunstzwermen, naar omstandigheden voor korten of langen tijd af, zonder meer". Ook bij een vooruit bekende drachtlooze periode in een bepaalde streek.
Leeuwarden.
S.