CANADEESCHE OVERWINTERING.


Door Experimental Farm, Manitoba.
Overwintering 1928—1929.

Kelder.
6 Nov. werden 55 kolonies, gehuisvest in enkele broedkamer, in de kelder geplaatst, waarvan onder speciale waarneming: „Twee moers in één kast", „Dubbele broedkamer voor den winter", welke onder hunne respectievelijke hoofden zullen worden behandeld.

36 volken werden gedurende October voldoende gevoerd, teneinde elk zonder bedekking tot tenminste 65 pond te brengen. Een klein gedeelte was echter onder 't gewicht toen ze 6 Nov. in de kelder gebracht werden. Het zwaarste gebruik was gedurende de maanden Januari tot Mei; hoogste maandelijksche verbruik was 3,75 pond in April, respectievelijk volgende met Januari 2,875 pond. Februari en Maart met 2,25 pond, terwijl November en December met 1,125 pond. Het grootste wekelijksche verbruik was 1½ pond.
Elke week bij het wegen weid tevens de temperatuur opgenomen. Temperatuur gedurende de winter was van 36 tot 49° Fahrenheit. Een temperatuur van 36 tot 40° F. en een voedselverbruik van ¼ tot ¾ pond per week werd geconstateerd van 14 Nov. tot 2 Jan. welk gedeelte het koudste van den winter was. Vanaf deze datum was de temperatuur van 40 tot 49" F. en het verbruik van ½ tot 1½ pond per week. Dit resultaat toont, dat het kleinste verbruik gedurende liet eerste gedeelte van den winter was.

De kelderbijen waren zeer onrustig gedurende 't vroege voorjaar, doch konden tengevolge van het slechte weer en gebrek aan verkrijgbare pollen niet eerder dan 30 April uit de kelder en op de zomerstand geplaatst worden. 8 volken stierven in de keider, 4 hiervan hadden plenty bijen en voldoende voedsel, doch voedsel was van minderwaardige kwaliteit (slechte honing, hoofdzakelijk najaarshoning). De resieerende 4 hadden voldoende bijen, doch gebrek aan voedsel. Deze volken bedekten 9 Mei gemiddeld 6¼ raam. Broedaanzet was normaal na het verwijderen uit den kelder. Een gemiddelde van 19,58 pond werd verbruikt gedurende de overwintering in den kelder. Deze kolonies vergaarden een gemiddelde van 155 pond honing.

Buiten-Overwintering.

Den 5en October werden 22 kasten, gehuisvest in enkele broedkamer, gepakt voor de winter in 1-, 2- en 4-voudige vereenigde omhulsels met 8 inches of planer shavings of gesneden stroo londoni een gang van 8 x ¾ inches, leidende naar buiten, open latende. Tengevolge van het milde weer hadden deze volken in Januari en Februari verschillende goede reinigingsvluchten. Al deze volken kwamen goed door den winter en bedekten bij het eerste onderzoek gemiddeld 8,84 ramen. Behalve 1 uitzondering waren allen queenright (goede koningin). De uitzondering werd requeened (van een nieuwe moer voorzien, Red.). 3 Mei. Broedaanzet hiervan was normaal. Deze kolonies produceerden gemiddeld 175,12 pond honing.

Vergelijken we de verschillende omhulsels dan zien we dat de viervoudigen het meeste succes hadden n.l. gemiddeld met 8¾-2½-2 ramen respectievelijk met bijen, broed, eieren per kolonie; dan de dubbele gemiddeld met 7½-2¼-2¼, bijen, broed, eieren, terwijl de single-omhulsels gemiddeld hadden 7-1½-3, bijen, broed, eieren, (vrijstaande kasten, Red.)

Overwintering in dubbele broedkamer 1928—1929.

32 werden behandeld bij deze methode, waarvan 16 in den kelder en 16 buiten. De buiten-overwinterden werden behandeld als volgt:

a. vier werden diepe Langstrohtkamers (broedkamerformaat) gevuld met verzegelde honingramen gegeven;
b. vier werden shallow (ondiepe gelijk de honingkamers in Holland) Langstrohtkamers, gevuld met verzegelde honingramen, gegeven.
c. vier werden diepe Langstrohtkamers, gevuld met een speciaal voedsel, nl. honing met suikerstroopramen, gegeven.
d. vier werden shallow Langstrohtkamers met dezelfde honing en suiker gegeven. De keldervolken werden gelijk behandeld.

Vergelijken wij het resultaat der sterkte van deze verschillende methodes bij uitwintering, dan krijgen wij de buiten-overwinterde : c met 11½-3½-2¼, ramen met bijen, broed en eieren, a met 10¼-3¼2¾, d met 7¾-2-1¾ en b met 6½-2¾-1½ ramen met bijen, broed, eieren. 1 kolonie van groep a van in kelder overwinterde volken, stierf. Was dit niet het geval geweest, dan zou resultaat van binnen en buiten het zelfde zijn geweest.

De broednesten van de buiten-kolonies met diepe Langstrohtkamers waren op één uitzondering na allen beneden, terwijl de met shallow Langstrohtkamers op één uitzondering na ook allen beneden waren. Deze uitzondering was tamelijk zwak en het broednest had zich naar de warmste plaats in de kast verplaatst.
De broednesten van de binnen-kolonies met diepe Langstrohtkamer waren allen boven, terwijl de met shallow kamers allen beneden waren.
Er was geen noemenswaardig verschil bij groep a in het opbouwen voor de honingdracht. In groepen b en c der buiten-kolonies waren ze langzamer in het opbouwen. Het bleek aldus dat de binnen-overwinterde in 't algemeen sneller opbouwden dan de buiten-overwinterde. Zwermverschijnselen waren in beide gevallen ongeveer gelijk.

2-Koninginnensysteem.

Deze 2 koninginnenkolonies met een solied scheidingsplankje in 't midden en elk een afzonderlijke uitgang, werden in de herfst in den kelder gedaan. 5 van deze volken stierven gedurende den winter, terwijl er 4 door den winter kwamen en opbouwden tot regelmatige volken.

Naschrift van F. Buitenhoff Jr.

Uit bovenstaande zien we, dat het terdege wel verschil maakt, hoe men de bijen inwintert. Vergelijken we nog eens de verschillende resultaten.

Enkele broedkamer, kelder, bij uitwintering bedekten de bijen gem. 6¼ raam.

Enkele broedkamer, buiten, bij uitwintering bedekten de bijen gem. 8,84 raam, waarvan weer het beste resultaat met 4-voudig omhulsel.

Dubbele broedkamer of beter gezegd enkele broedkamer waarop werd geplaatst een tweede kamer van verschillende diepte en met verschillend voedsel; waarbij het beste resultaat was c, welke gegeven werd als tweede kamer, een honingkamer met broedkamer en broedramenformaat met bijzonder voedsel, honing en suikerstroopramen en bij uitwintering bedekten 11½-3½-2¼ raam met bijen, broed en eieren. Dus deze groep c was verreweg het beste bij uitwintering, wat weer precies overeenkomt met mijn persoonlijke ondervinding en kan dan ook niet nalaten aan te raden: werk met dubbele broedkamer.

Ondergeteekende neemt deze prachtige gelegenheid ten baat, zijn geachte collega's en vrienden te laten weten, dat hij zijn overzeesche studiereis in de bijenteelt, zoover als het practische betreft, als beëindigd beschouwt en dat hij ten tijde de bijenteelt in Holland weer zal behartigen en hoopt tezijnertijd in 't Groentje mede te deelen, welke resultaten hij met zijn diverse Amerikaansche methode's, kasten, ramen, kunstraat, bijenrassen enz. in Holland zal hebben en wat geschikt is voor ons land. (Met veel genoegen, Red.)
Met Imkersgroet,
F. BUITENHOFF Jr.