Bij het 35-jarig bestaan.


Deze maand bestaat onze Vereeniging 35 jaar en dit is zeker eene gelukwensch waard. Immers al dien tijd heeft de Vereeniging zich onledig gehouden en zulks overeenkomstig haar naam, met het bevorderen der bijenteelt en stilzwijgend ook de bevordering der belangen harer leden.

En als men nu meent, dat onze hand nu wel niet meer wat te doen zal vinden, dan vergist men zich deerlijk. Immers bij al het vele en het goede, dat tot stand is gebracht, zijn er ook nog vele zaken, die onze belangstelling vragen. Daar is in de eerste plaats een behoorlijke organisatie van ons marktwezen, naar mijne meening het voornaamste middel om te komen tot een goeden afzet van onze producten. Naast dezen afzet vraagt het onderwijs bij voortduring onze aandacht, vooral nu, waar de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat de Regeering ook op het onderwijs in de bijenteelt gaat bezuinigen.

Ook missen wij nog een proefstation en een leerschool, om van een geïsoleerd bevruchtingsstation nog maar niet te spreken.

Het Maandschrift begint er beter uit te zien, doch ons ideaal ligt nog hooger. Samenwerking met andere bijenteeltorganisaties zal vermoedelijk binnen afzienbaren tijd tot stand komen en heeft reeds een begin van uitvoering gekregen in onze parel het Nederlandsch Honigcontrôlestation.

Wij hebben trouwens nog heel wat meer op ons verlanglijstje staan, zooals jeugdpropaganda, propaganda onder de jonge boeren e.d.

Wij zijn dus nog lang niet aan het eind en we hebben plannen voor jaren.

Zoo is er dus nog heel wat te doen en we hopen, dat het ons gegeven mag zijn nog tal van jaren mede te kunnen helpen aan de bevordering van de bijenteelt.

Dat er nog veel te doen is en dat er nog veel ontbreekt, behoeft echter voor ons geen reden te zijn om niet met dankbaarheid te kunnen terugzien op wat reeds tot stand gekomen is en wij, leden van onze Vereeniging kunnen elkaar geluk wenschen, dat wij eene Vereeniging hebben, die er gezond en krachtig voorstaat. Wie oogen heeft om te zien, zal dit met ons inoefen beamen en is liet niet heerlijk om deelgenoot te zijn van eene organisatie, die zelfs in dezen crisistijd kan roemen op een door en door gezonde kern? Zoo gaan wij weer met vollen moed een achtste lustrum tegemoet.

Hopen wij, dat we dan niet nóg meer warmte elkaar den hand kunnen drukken.
JOH.A. JOUSTRA,
Alg. secr. Red.