PRACTISCHE ERVARINGEN.


Kan men op den tijd dat een nazwerm afkomt invloed uitoefenen?

Het mag algemeen bekend heeten (tenminste in imkerskringen), dat een nazwerm ± 8 dagen na het afkomen van den voorzwerm kan worden verwacht. Eveneens weet ieder imker, dat zoo'n nazwerm niet juist op een bepaalden dag komt, ik bedoel hier den 8sten dag, maar ook gedurende een reeks van dagen na bedoelden dag kan komen en dan nog wel op bijna ieder oogenblik van den dag, terwijl het weer niet eens zoo buitengewoon mooi behoeft te zijn.

Wanneer men nu, zooals dat bij mij het geval is, zijn bijen ongeveer een half uur gaans van huis heeft, gebeurt het dikwijls dat een nazwerm verloren gaat. hetgeen onplezierig en nadeelig is.

Om dit afvliegen, op een tijd dat ik niet aanwezig kon zijn, te voorkomen, beproefde ik de volgende methode, welke een vrij onverwacht resultaat had.

Op den avond dat een van mijn korven een duidelijk getuut en gekwaak liet hooren, doekte ik deze zorgvuldig op en bevestigde een stukje moerrooster zoodanig voor het vlieggat, dat slechts werkbijen hierbinnen konden komen. Na een uur moest ik eerst een prop darren van het roostertje wegvangen en dooden. Het doel wat ik met deze manier van werken beoogde was m.i. vrij duidelijk - de nazwerm mocht niet afvliegen — tenminste niet wanneer ik er niet bij was. Den volgenden dag opende ik tusschen den middag gedurende 3 kwartier het vlieggat geheel, door het roostertje weg te nemen. Het was vrij guur weer met betrokken lucht (Zaterdags). Al wat kwam geen nazwerm! Zondags weer geprobeerd gedurende een uur. De korf kwaakte en tuutte nog, het weer was donker en komt. Geen nazwerm. Maandag, van 's namiddags 1 uur tot kwart over twee, weer geprobeerd. Het was eenigszins beter weer en af en toe een zonnetje. Toen er na dien wachttijd weer niets bijzonders gebeurde gaf ik er den brui aan, beschouwd mijn proefneming als mislukt en liet het roostertje van het vlieggat weg. Toen ik 's avonds de korf eens omdraaide leek het mij dadelijk toe dat er toch een nazwerm afgekomen was maar eenige zekerheid had ik niet, totdat 2 dagen later een buurman-tuinier mij langs zijn neus weg vertelde: „Ja, Maandagmiddag zat er bij mij in de elzen ook nog een kluit bijen en een lange kerel heb ze gelukkig gauw weggehaald. Het zal zoowat een uur of drie geweest zijn".

Deze vrij onverwachte ontknooping, die mij weliswaar toch mijn nazwerm kostte, heeft mij echter de overtuiging gegeven dat op het afkomen van den nazwerm eenige invloed kan worden uitgeoefend, want bij mij staat het vast dat, wanneer ik met deze proefneming geduldig, wat toch een imker eigenlijk zijn moet, was doorgegaan, succes zeker niet zou zijn uitgebleven.
Men probeere het ook eens!
Den Helder, Juli 1932.
C.J. SCHELLINGER.
------------------

Allerlei: m'n open volk, verschroeide hei, het kolbtoestel.

1. Voor eenige maanden heeft het Groentje een artikel van mijn hand opgenomen, waarin ik de lotgevallen van een volk mededeelde, dat als zwerm open en bloot hangende ramen tot woonstee had gekregen en aldus de winter goed was doorgekomen. Wat er van dit volk na April nog te vertellen zou zijn, beloofde ik, Augustus ongeveer, ter plaatsing aan te bieden. Nu ik kan kort zijn. De ontwikkeling van het volk was verder normaal, doch het bevreemdde me wel, dat ik geen ramen behoefde bij te hangen en ook dat er geen spoor van bouwlust waar te nemen was, al hingen de bijen op warme dagen wel onder de ramen. Een week na m'n beide andere volken zwermde het volk af. Waar nu voldoende geëxperimenteerd was — n.1. van zwerm tot zwerm — nam ik de ramen uit de klemmen en plantte het volk over in een kast. Het viel me daarbij op, dat alle ramen, doch de buitenste alleen aan de binnenzijde, broedcellen hadden tot aan de onderste en de verticale latten toe. Op die wijze had zich, ondanks de beperkte ruimte van 7 ramen, toch een krachtig volk ontwikkeld.

2. Momenteel staan m'n bijen op de hei bij Langeveen, over een paar dagen komen ze thuis. Ondanks de mooie zomer is 't een slechte oogst geworden. Mogelijk is juist de hooggelegen hei door de droogte, die de laatste maanden geheerscht heeft, niet goed honingrijp geworden, maar nog meer lijkt 't me waarschijnlijk, dat hier een te groote concurrentie optreedt, terwijl de heide-uitgestrektheid niet zoo erg groot is. Een factor van eenig gewicht is ook nog, dat een heuvelterrein, onmiddellijk voor den stand en begroeid met flink uitgegroeide hei, geheel, en in moderne stijl voeg ik daaraan toe, maar dan ook geheel verschroeid is. De gastheer onzer bijen verklaart dat heel eenvoudig: „een schoer (onweer) is over de hei hennetrukken". Ik deponeer thans hier de vraag : Wie geeft er nu eens een begrijpleijke verklaring van, dat een onweer een schroeien ten gevolge kan hebben, waardoor het heele veld bruin wordt en geen spoor van bloem vertoont, terwijl de hei niet gebrand heeft.

3. Het vorige jaar gebruikte ik het Kolb-toestel der afdeeling met veel genoegen en succes. Op de Afd. vergadering werden eenige bezwaren genoemd o.a. dat er wel gaten gestooten werden door de celbodems, wat dan het verder gebruiken dier cellen uitsloot. De verschillende bezwaren konden dadelijk weerlegd worden, doch dit moest eerst aan de ondervinding getoetst worden. Ik maakte daarom midden in een broedraam een aantal celbodems stuk en hing dit raam in 't voorjaar in een broednest. Toen ik het een maand later bekeek, bleek me, dat alle cellen als broedcel weer in functie waren.
Ik wil eindigen met de wensch uit te spreken, dat het Kolbtoestel meer en meer ingang mag vinden, en dat de heihoningoogsters het met veel succes mogen gebruiken in 1932 en volgende jaren.
Hengelo (O.),
P. HANNEMA.
------------------


Hierbij stuur ik U een foto van mijn volk in de glazen kast de maten staan er achter op, ik twijfel niet, of Ü zult dat wel interessant vinden. Dit volk is zonder eenige bedekking in deze kast overwinterd, de kast is 60 cM. 1-br-en hoog en bestaat uit enkeldik glas, vlieggat onder en achter de helft van de hoogte van beneden af fijn gaas.



Op 13 Juni lag er een doode meer onder, waarschijnlijk een jonge doch volkomen volwassen en onbeschadigd, op 25 Juni kwam er een zwerm af die terug vloog en waarvan de moer met een paar honderd bijen op den grond bleek te liggen, deze werden apart in een klein kastje gezet maar waren den volgenden dag verdwenen.

Op 30 juni zwermde de kast weer en zaten er twee moeren in den zwerm, Ik laat deze kast altijd zijn eigen weg volgen, vorig jaar kwamen er 5 zwermen al waarvan de laatste een handjevol was, toen hield het op en ging het volk, betrekkelijk zwak, den winter in. In het voorjaar hebben ze zich vrij snel ontwikkeld tot een reuzenvolk, ik heb ze maar weinig gevoerd.

Als de temperatuur buiten 20 gr. vorst is, is het in de kast ongeveer 18 gra;ni vorst en binnen in het volk 12 gr. warm dus een warmteontwikkeling van ongeveer dertig graden, een reuzenprestatie van de stofwisseling.

Ik heb in het volk drie vaste thermometers op een ouderlingen afstand van ongeveer 9 cM. en kan altijd zien waar het meeste broed zit, daar is het steeds het warmste gedeelte. Ik heb met dit volk al veel genoegen gehad en kan iedereen aanraden zoo'n kast te maken. Omdat het aan alle kanten toegankelijk is, kan men er alle proeven mee nemen en ontdekt men steeds wat nieuws. Mocht U de foto voor het Groentje kunnen gebruiken, dan doet U dat maar.
Met Imkersgroeten teeken ik hoogachtend,
W.J.C. NlEUWENHUIS.