(Vragen te richten aan dhr. A. Oonk, Warnsveld)


vraag 52.
Hoe kan ik een bijenvolk uit een korf overbrengen in een kast (ik bezit geen anderen korf of schepkorf)? In de kast is een zwak volk aanwezig, zoodat ik het volk uit den korf zou willen vereenigen met het kastvolk. Kan ik de bijen uit den korf salpeteren, zoo ja, hoe is dan die bewerking?
P.J. G te Z.
Antwoord:
Het beste is de bijen uit den korf te salpeteren en dit werkje in de tweede helft van Sept. te doen, omdat er dan weinig broed meer in den korf zit, tenminste, als U in den laatsten tijd niet speculatief hebt gevoerd. De bewerking van het afsalpeteren is uitvoerig beschreven in het antwoord op vraag 51 met bijschrift Redactie.

Vraag 53.
In een mijner kasten was nieuwe kunstraat. De bijen waren druk bezig deze uit te bouwen. De buitenste raat bouwden zij wel eenigszins uit, maar zij haalden verschillende bodempjes uit de cellen weg. Wat kan hiervan de oorzaak zijn?
P.J. G. te Z.
Antwoord:
Als de bijen kunstraat moeten uitbouwen, moet er goed gewin zijn. In dit geval worden de kunstraten snel en onberispelijk uitgebouwd. Is er geen dracht, dan gaan de bijen vaak aan de kunstraten knagen en kunnen er gaatjes in komen. In dat geval had U een weinig speculatief moeten voeren, totdat er weer gewin kwam. Ook moet U in de broedkamer geen al te dunne kunstraten gebruiken. Ik heb ze liefst van een wat dikkere kwaliteit, b.v. 14 stuks in één Kg. Simplexmaat, teneinde uitzakken bij het uitbouwen te voorkomen, dat bij zeer warm weer met zeer dunne kunstraat nog wel eens plaats heeft.

Vraag 54.
Voor de bewerking met een carbollap heb ik ruwe roode carbolzuur (vloeibaar) gekocht, omdat ik geen carbolzuur in kristalvorm (zooals dit in het „Groentje" werd voorgeschreven) kon krijgen. Ik heb een kleine hoeveelheid zes maal verdund met water en er toen een paar druppels van op de lap gedaan. Toen ik de lap op de raten legde, gingen de bijen niet voldoende naar omlaag. Mijn vraag is nu moet ik het carbol verdunnen, of kan ik het zoo gebruiken?
P.J. G. te Z.
Antwoord:
Mij dunkt, dat U het carbolzuur te veel hebt verdund en het wat sterker moet zijn. Ik heb nooit met de carbollap gewerkt en heb daarin dus geen ervaring. Eenige jaren geleden adverteerde de heer A. van Someren, Denneweg te Velp bij Arnhem in het Maandschrift met het ruwe roode carbolzuur, speciaal voor bijenbehandeling beproefd, met volledige gebruiksaanwijzing. Toen kostte 1 CO gram franco toegezonden ƒ 1,-, welke hoeveelheid voor langen tijd voldoende was. Mogelijk dat deze heer U wil inlichten, als U een postzegel voor antwoord insluit.
Ook raad ik U aan het „Bijenboek" van den heer Joh. A. Joustra eens op te slaan. Over het gebruik van carbollap wordt op blz. 92 uitvoerig geschreven.
De heer ir. dr. A. Minderhoud behandelt in zijn boek „de Bijenteelt" de carbollap op blz. 183 eveneens.
Is het U te kostbaar deze werken aan te schaffen, dan kunt U ze uit de bibliotheek te Wageningen ter lezing vragen. (Zie tevens vr. 57.)

Vraag 55.
Op welke manier kan ik het beste oude bijenraat uit vasten bouw op de gemakkelijkste en eenvoudigste manier tot was smelten, zoodat er zooveel mogelijk was uitkomt? En hoe krijg ik het laatste vuil, dat onder het gesmolten was zit er uit, zoodat het was mooi geel van kleur wordt?
J.G. N. te V.
Antwoord:
Oude bijenraat zet men eerst eenige dagen in regenwater, zoodat alle cellen met water verzadigd zijn. Dan kan men de raat opkoken en met een pers uitpersen. Er zijn verschillende soorten persen in den handel. Ook gebruikt men wel een zonnewassmelter, die op onbewolkte dagen in den zomer soms goede diensten bewijst. Het meest zal men evenwel van een pers gebruik maken, welke de meeste afdeelingen wel bezitten om deze voor een kleine huur aan haar leden uit te leenen.
Is het was gesmolten, dan doet men het 't liefst in geëmailleerde of koperen vaten, in geen geval in ijzeren potten, omdat het was dan grijs wordt inplaats van geel. Deze vaten worden op een rustige plaats gezet en met wollen doeken flink toegedekt, zoodat het stijf worden van het was langzaam plaats vindt. Is het hard geworden, dan kan men den onderkant afschrapen, waardoor het vuil, dat onder aan den wasbodem zit, wordt verwijderd.
Blijkt het nu, dat na het afschrapen, de wasbodem nog niet mooi is, dan kan men het was nog eens opsmelten en als de kleur nog te donker mocht zijn, voegt men een weinig zwavelzuur aan het water toe b.v. twee gram per op te smelten Kg. was. Nadat het was voor de tweede maal is opgesmolten, volgt dezelfde behandeling als boven aangegeven.

Vraag 56.
Ik heb mijn bijen in de omgeving van een ca. 20 hectare lupinen staan. De lupinen zijn in vollen bloei. Is daar voor de bijen honing uit te halen?
G.J. N. te V.
Antwoord:
Ik heb wel eens gehoord, dat de bijen lupinen bevlogen, doch of ze er honing uithalen van eenige beteekenis, weet ik niet. Heeft een onzer lezers hierin misschien ondervinding? Zoo ja, dan hooren wij dit gaarne.

Vraag 57.
In het „Groentje" wordt wel eens vermeld, dat de Vereeniging een bibliotheek heeft over bijen teelt ten dienste van hare leden. Heel graag zou ik van U willen vernemen, of hiervan een gedrukte catalogus bestaat? Zoo ja, kan ik dien koopen? Zijn er ook kosten aan het leenen van boeken? Als U hierop in het „Groentje" antwoorden wilt, zult U, denk ik, ook nog wel andere leden plezier doen.
R.C. de L. te A.
Antwoord:
Onze vereeniging heeft een zeer uitgebreide bibliotheek van werken over bijenteelt te Wageningen, welke er zijn mag. Hiervan is bibliothecaris dhr. L.J. van Rhijn, aldaar. Behalve Nederlandsche werken zijn er ook vel. in de Fransche, Duitsche en Engelsche taal, alsmede verschillende soorten tijdschriften over bijenteelt. Te veel om op te noemen!! De kosten zijn gering. Men betaalt alleen de portokosten van en naar Wageningen. Als men veel boeken aanvraagt, dan worden ze per postpakket toegezonden.
Nu de lange avonden met rassche schreden naderen, is het de goede tijd zoo spoedig mogelijk een catalogus bij den heer Van Rhijn aan te vragen. Het reglement der bibliotheek staat in den catalogus vermeld. U zult er beslist geen spijt van hebben, want Van Berlepsch zeide vroeger reeds „leert (heorie, anders blijft ge Uw levenlang een practische stumper" en dit geldt thans in de bijenteelt nog.

Vraag 58.
Ik heb wel eens gelezen, dat men op een korf een opzetkastje plaatst om op die manier slingerhoning in de Julimaand te verkrijgen. Bevalt dit goed? Is het ook mogelijk en wenschelijk om op een korf een volledige honingkamer te plaatsen, waarin onderin een vloer is aangebracht met een gat, dat in verbinding staat met het spongat? Zou het dan ook nog wenschelijk zijn een koninginnerooster te plaatsen, of werkt de vernauwing van het spongat al voldoende om de koningin beneden te houden?
R.C. de L. te A.
Antwoord:
Dit kan wel, doch of het bevalt, zou ik U niet kunnen zeggen, omdat ik hierin geen ervaring heb. Een volledige honingkamer gaat misschien ook, doch of die op een korf wel het gewenschte succes zal hebben, betwijfel ik, omdat een kast veel grooter aantal bijen bevat dan een korf. En dan is de vraag nog, of er wel voldoende warmte in dien opzetrand kan ontwikkeld worden voor het uitbouwen der raten. Bij een kast heeft de broedkamer dezelfde oppervlakte als de honingkamer, terwijl bij Uw korf de warmte door een nauw spongat gaat en zich dan moet verspreiden. Ik vrees, dat het te koud in die opzetkast zal blijven. Voor de zekerheid zou ik een stuk koninginnerooster op het spongat plaatsen, dan kunt U er in ieder geval zeker van zijn, dat de koningin niet naar boven kan. Kortom het is een mooie proefneming, doch om eenig succes te hebben, zal het een zeer sterk volk moeten zijn, dat in een vrij grooten korf gehuisvest is. Mocht U een proef willen nemen, bericht dan eens Uwe uitkomsten in het Maandschrift.
Volgens mijne meening echter zou U met den „Mellonakorf" van denheer J.de Meza, te Santpoort meer succes hebben, dan met Uw honingkamer als opzetkast.

Vraag 59.
De heer dr. P.W. S. te 's Gr. las in „de Avondpost" van 2 Aug. het begin van proefnemingen van den heer W.H. v.d. Broek, bijenteeltleeraar te Soesterberg om een darrenlarve op zoodanige wijze te laten behandelen, dat hieruit een koningin gekweekt wordt. Hoewel de heer S. zich moeilijk kan voorstellen om uit een mannelijk aangelegd wezen (darrenlarf) een eierleggende koningin te kunnen kweeken en op imkersgebied nog onervaren is, zou hij mijn oordeel eens willen hooren?
Antwoord:
Onder het opschrift „Van darrenlarf tot koningin?" is in het Septembernummer van ons „Groentje" op blz. 204 ook een begin gemaakt met de beschrijving dezer proefneming. Wij zullen dus het verdere resultaat afwachten, waarvan de redactie van ons Maandschrift ons wel trouw op de hoogte zal houden.

Vraag 60.
Reeds driemaal een zwerm uit een gat van een hollen boom gejaagd met terpentijn. Deze werd in den boom gespoten en de bijen waren er binnen tien minuten alle uit. Nu wilde ik een bordje met terpentijn onder den korf zetten, liet vlieggat open, dan zullen de bijen er wel uitgaan. Nu wille ik U vragen, zou dat gaan en zou de honing niet naar die terpentijnlucht smaken?
D. K. te A.
Antwoord:
U zoudt eerst een proef met één korf kunnen nemen. De terpentijnlucht zal wel op den honing trekken, doch dit gebeurt ook met salpeter- en zwaveldamp. Alvorens U den honing gaat uitsnijden, zoudt U den korf eenige dagen op den kop kunnen zetten, dan zal de lucht er misschien wel aftrekken.
Bericht het resultaat eens in het „Groentje". De vragenrubriek is ingesteld om de kennis der imkers onderling te vermeerderen en d in hooren wij natuurlijk ook gaarne den uitslag eener proefneming of een beter oordeel of werkwijze van anderen.
A. OONK.