PRACTISCHE ERVARINGEN.


Carbollap, carbolzuur.

Naar aanleiding van een vraag in het „Groentje" van September, over de carbollap ben ik zoo vrij mijn ervaringen in dezen te vermelden. Misschien kan het voor sommige imkers nog eenigszins verhelderend werken. Vanaf het oogenblik, dat ik met kasten werk, gebruik ik ook de carbollap. Mijn ervaring is, dat de bijen bij behandeling met rook meer steken dan bij carbol. Eerst gebruikte ik carbolzuur, gekocht bij een handelaar in imkersartikelen. Dit zuur gebruikte ik onverdund (een paar druppels) op een flanellen lap. Deze lap beviel echter niet, omdat ze te dicht is. Later ben ik overgegaan tot het gebruik van kaasdoek (verkrijgbaar bij afd. Handel a ± ƒ 0.50 per M2). Dit doek is bij uitstek geschikt.

Een bezwaar van het zuivere carbolzuur is echter, dat het zeer duur is in de kleinhandel en tevens de huid aantast. Eenmaal gelukte het me tegen groothan-delsprijs (ƒ 1.20 per K.G.) een L. te koopen, maar dit jaar kocht ik eerst een paar kleine fleschjes a ƒ 0.20 bij de drogist. Daar dit echter te duur wordt, probeerde ik ruwe roode carbolzuur in kristalvorm te koopen op raad van den heer Joustra. Dit was echter gemakkelijker gezegd dan gedaan. In een tweetal groote drogistwinkels en in de apotheek kende men dat goedje niet. Ook bij den groothandel Brocades en Steeman was het goedje niet bekend. (Is te verkrijgen bij de Kon. Pharm. Handelsvereen. Amsterdam, Red.) Vandaar betrok ik echter een kruikje vloeibare ruwe carbolzuur. Dit wilde ik mengen met water, maar dat lukte niet. Zelfs bij het hevigste schudden had geen menging plaats. Daarom gebruik ik het nu „onversneden". En met zeer goed resultaat.

Het kruikje carbolzuur kost me ƒ 0.60 en daar heeft men jaren genoeg aan. Hoe warmer het weer is, des te beter het carbolzuur werkt en is er dan bovendien nog een licht briesje bij, zoodat de „damp" goed de kast ingaat, dan kan men alle bijen er wel uitjagen. Het is dan ook zaak een klein beetje voorzichtig te zijn en de lap er niet te lang op te laten liggen, la deze tijd van het jaar (October) gaan de bijen echter niet zoo ver terug. Het beste bevalt me altijd, om de buitenwand van de kast bij de behandeling even weg te nemen. Ook voor operaties aan korven gebruik ik zeer gaarne de lap.b.v. hij het onderkrammen van een opzet; bij het aanbrengen van nog een paar spijlen, bij het nazien van moerdoppen enz.
Westerbork,
K. Smit.

In het Octobernummer doet de heer Sehellinger een mededeeling over het door hem toegepaste middel om invloed uit te oefenen op het moment, dat een nazwerm afkomt.

Voor het geval, dat andere imkers iets meer willen weten over de mogelijkheid van zelf te bepalen wanneer een zwerm of nazwerm af mag komen, laat ik hieronder volgen de wijze van behandeling, die wijlen professor J.M. de Groot (hoogleeraar in 't Chineesch aan de Leidsche Universiteit) placht toe te passen als hij in den zwermtijd geen gelegenheid had op zwermen te letten, bijv. als hij Colleges moest gaan geven en alleen tijdens den koffiemaaltijd een uurtje thuis kon komen.

Hij plaatste dan n.l. voor de vliegopening van zijn W.B.C, een breede strook koninginnerooster en sloot de zijkanten der aldus door voorzijde v.d. kast met luifel boven het vlieggat, vliegplank en rooster gevormde ruimte af door 2 glasplaten, waarvoor er een vrij ruime „serre" ontstond, die wel voor moer en darren toegankelijk was, doch hen het uitvliegen beletten. — Kwam hij voor eenigen tijd thuis, dan werd 't rooster zoolang weggenomen om gelegenheid te geven tot zwermen Deze methode werkte zoo goed dat, toen de professor eens voor 't houden van lezingen in Amerika een 6 tal weken in den zwermtijd afwezig moest zijn, hij het er op waagde evenzoo te handelen!

Natuurlijk was hij uiterst nieuwsgierig hoe de zaak marscheeren zou, en was dan ook een van zijn eerste gangen na thuiskomst naar de bijenkasten. De roosters schenen geheel verstopt te zijn door doode darren, zoodat de heer de Gr. niet anders dacht of de kasten zouden binnenin vol liggen met doodgeloopen volken . . . . Toen hij echter de roosters had weggenomen en de doode bijen had weggeveegd, bleken de kasten geheel in orde te zijn; de werkbijen hadden blijkbaar gaatjes genoeg weten te vinden om uit en in te vliegen.
Soestdijk,
J.C. STAM.