Van Darrenlarf tot ? ? ? ? !


De titel "Van Darrenlarve tot koningin" boven het artikeltje over mijn proef, lijkt mij wat ongelukkig gekozen.
De heele proef is door de artikeltjes van mijn vriend Frijlink, door velen verkeerd begrepen, hetgeen duidelijk blijkt uit vraag no. 59, in het Oct. Groentje gesteld door Dr. S. te 's Gr. Ook dhr. Tukker is hierdoor van de wijs gebracht, wat blijkt uit het Nov. Groentje.
Mijn proef was in het geheel niet bedoeld om uit een darrenlarve een koningin te kweeken. Naar mijn meening is dit niet mogelijk, volgens de theorie van Dzierzon.
De vraag waar het om ging was de volgende: Wat gebeurt er met een darrenlarve, dus uit een onbevrucht ei geboren, als deze larve gevoed en verpleegd werd alsof het een koninginnelarve was?
Deze vraag stelde mij voor eenige jaren Dr. L. Hagendoorn, Soesterberg, de bekende docent over de erfelijkheidsleer te Leiden. Tot mijn spijt moest ik hem bekennen dat het mij niet bekend was, ik had er nooit iets over gevonden in de litteratuur, noch over hooren spreken. Dr. H. sprak er zijn verwondering over uit dat alle imkers die hij over dit onderwerp had gesproken hem hierover geen antwoord konden geven.
Ik zegde Dr. H. toe, in verband met mijn ondervinding op gebied van koninginneteelt, terzijnertijd eens een proef te nemen en verzocht hem daarbij dan tegenwoordig te willen zijn. Daar ik jaarlijks veel aan koninginnenteelt doe en reeds eenige honderden jonge moeren in de loop der jaren heb gekweekt, besloot ik de proef met een darrenlarve volgens de regelen der koninginnenteelt te beproeven.
Alle werken die ik over het onderwerp Koninginnenteelt bezit, een 20 stuks, vermelden niets over een darrenlarve in dit opzicht. Alleen Klein schrijft in zijn werkje "Moderne Königinnezucht" op blz.41 over zgn. tusschenvormen. Ook Prof. Armbruster haalt dit onderwerp in zijn boek "Bienenzüchtungskunde" op blz. 25 aan.
Volgens de leer van Dzierzon weten we dat een bevruchte koningin, bevruchte en onbevruchte eitjes kan leggen. Uit een bevrucht ei komt òf een werkbij, òf een koningin, naar gelang het voedsel wat de larve na de derde dag toegekend wordt. Door de koninginnenteelt weten we dat de koninginnelarve gedurende haar geheel larvebestaan eenzelfde, zeer eiwitrijk voedsel krijgt. De werkbijlarve ontvangt tot de derde dag eveneens dit voedsel, daarna krijgt zij dan een ruwer voedsel toegediend. Wordt nu door de bijen een koningin gekweekt uit een larve die reeds korteren of langeren tijd dit grovere voedsel heeft ontvangen, hetgeen meestal gebeurt bij het aanzetten van redcellen, dan krijgen wij uit zoo'n larve geen volwaardige koningin maar een zgn. tusschenvorm van werkbij en koningin. Afwijkingen vertoonen zich dan meer zichtbaar aan de kop (tong, facetoogen) en aan de achterpooten. Klein verduidelijkt dit heel goed met afbeeldingen in zijn boekje.

Toen ik op een praatavond te Soesterberg mededeelde, dat ik deze proef binnenkort dacht te nemen, stelde ik de afd. Amersfoort voor dit haar leden te berichten en tevens kregen alle leden der afdeelingen, aangesloten bij de Ring Amersfoort, een uitnoodiging een excursie naar mijn bijenstand te maken, om de eerste werkzaamheden van deze, niet alledaagsche, proef te kunnen aanschouwen.
Vriend Frijlink, die eerst dit jaar aan het imkeren is geslagen, werd verzocht van de handelingen aanteekeningen te houden.
Het ging er dus om wat er met een darrenlarve zou gebeuren als deze verpleegd werd als een koninginnelarve en wat eventueel zou geboren worden.
Dwingt men een moerloos volk, dat zich zijn moerloosheid bewust is, zich uit een darrenlarve een koningin te kweeken dan zag ik de volgende mogelijkheden.
1e. De bijen bemerken dat ze bedrogen worden of verplegen de larve in het uiterste geval als darrenlarve;
2e. De bijen verzorgen de larve met hun voedsel en bouwen de cel als dop uit, het hangt dan van het verschil van samenstelling van het voedsel, wat de darren- en koninginnelarve na de 3de dag toegediend krijgen, af, wat het resultaat is.
Is het voedsel van de koninginnelarve eender als voor de darrenlarve dan is het eindproduct een dar; is er verschil in dit voedsel dan zullen we hoogstwaarschijnlijk een tusschenvorm krijgen, tusschen koningin en dar. Misschien een dar met spits achterlijf, een dar met langer achterlijf, met andere vleugels of een dar met andere facetoogen en anders geplaatste enkelvoudige oogen;
3e. Is het eindproduct een dar met koninginne-allures, zal dan deze manlijke koningin op bruidsvlucht vliegen en eventueel bevrucht terugkomen en
4e. zoo ja, zal hij, zij of het dan eitjes leggen en wat komt daaruit voort.
Dit waren mijn conclusies zoo ik ze den 27sten Juli had opgesteld en der aanwezigen heb voorgelezen.
Nu het verloop van de proef.
24 Juli werd de koningin van kast 5 in een moerkooitje gedaan en in het volk gehangen. 30 Juli 's morgens werd het kooitje met koningin uit de kast verwijderd 's Middags zijn 9 darrencellen met larfjes uitgeponst, in dopjes gelijmd en in het moerlooze volk gehangen. De groote vraag was nu, hoe lang de ontwikkeling zou duren, in het geval de cellen tot doppen uitgebouwd zouden worden. Zou het 16 dagen zijn, van ei tot koningin, of 24 dagen, van ei tot dar, of daar tusschenin.
Om dit na te gaan is het teeltraampje met de doppen, dagelijks uit de kast genomen ter onderzoek, dit is wel de reden dat de larfjes afgestorven zijn in de cellen.
Ik heb echter wel de tusschenvorm bij de bijna volledig ontwikkelde larven kunnen constateeren, die met mijn vermoeden overeen kwamen, n.l. het duidelijke spitse achterlijf der koningin en de facetoogen van den dar, die boven op de kop bijeen komen. Zeer zeker zal door mij volgend jaar een nog serieusere proef op dit gebied genomen worden.Willen meerdere imkers volgens het plan van Tukker hierbij medewerken des te beter. Ik ben bereid een juiste werkmethode te verstrekken. Vooropgesteld dient echter te worden dat deze proeven serieus door ervaren imkers geschieden, liefst zij die in de koninginnenteelt bekend zijn. Mijn vriend Frijlink kan dan de gegevens verzamelen, of misschien beter nog Dr. Hagendoorn, deze heeft n.l. het plan deze darren microscopisch te onderzoeker op afwijkingen enz. en is in dit opzicht een deskundige en kunnen later deze onderzoekingen in het Groentje bekend gemaakt worden. Ik hoop door dit stukje dat voor velen mijn doel van de proef met de darrenlarve duidelijker zal zijn geworden. Het is jammer dat dit niet uit het artikeltje van Frijlink is te lezen.
Alle begin is moeilijk, volgend jaar hopenlijk beter succes met de man-koningin. Wie doet er mee?
W.H. v.d. BROEK.
Soesterberg.

Wat de oude Heer Stegeman uit Laag-Zuthem vertelt.

In 1884 hadden we half Juli de bijen naar de boekweit onder Rechteren bij Dalfsen gebracht. Na een dag of 4—5 kwam bij mij thuis te Laag-Zuthem weer een zwerm aanvliegen, die na vijf raten te hebben gebouwd, moerloos werd.
Eenigen tijd daarna ging ik met mijn buurman naar Rechteren, waar ik uit een korf, die op zwermen stond, een stuk darrenraat meenam. Dat stuk darrenraat bevatte eitjes en werd netjes in de moerlooze korf bevestigd en bleek na eenige dagen moerdoppen te bevatten. Na 22 dagen kwam 1 dop uit. Het deksel was als bij een koningin opengemaakt, n.l. met een kapje. Van tuten of kwaken heb ik niets vernomen. De "Koningin" is onbevrucht gebleven. Ze was in tegenstelling met een jongere koningin zeer traag, liep rustig en langzaam over de hand er vloog niet weg. Het dier was veel grooter dan een normale koningin, leek in kop en borststuk op een dar, terwijl het achterlijf als van een normale koningin was.
Men herinnert zich nog wel, dat dhr. Stegeman dit jaar zijn zestig jarig Imkerjubileum vierde. (Red.)
Naschrift Redactie.
Waar er voor het nemen van dergelijke proeven veel belangstelling schijnt te bestaan, zullen wij dit jaar meerdere proeven op bijenteeltgebied uitschrijven. Wij hopen, dat daaraan veel bekwame imkers mogen meedoen en trouw de uitkomsten mededeelen. Deze uitkomsten zullen wij in ons Groentje vermelden. Wie doet er mee?
RED.