EEN REUZENBIJ-KWESTIE.


Een van de geschiedenissen, die in de bijenteelt wel het meest mijn opmerkzaamheid hebben getrokken is die, waarbij de bekende imker Dathe in het midden van de vorige eeuw op kosten van de Pruisische regeering naar Indië (Ceijlon) reisde, om zoo mogelijk een aantal volken van de daar inheemsche en wild levende "reuzenbij" te bemachtigen en, eveneens zoo mogelijk, mee te transporteeren naar de Heimat. De bedoeling was niet meer of minder dan de reuzenbij in Duitschland te importeeren en uit te probeeren op de Roode Klaver, die toen immers nog zoo slecht door de honingbij werd bevlogen. Hetgeen echter sinds die curieuze gebeurtenis nog altijd niet in zooverre is beter geworden, dat voor de Roode Klaverbijen-kwestie een practische oplossing is gevonden.
De redeneering was simpel. Zulke "reuze" bijen zouden wel een langere tong hebben dan onze bijen en dus zouden de Roode Klaverboeren niet langer alleen afhankelijk zijn van de hommels en de imkers maakten een goede kans op betere honingoogsten. Het idee was voor dien tijd werkelijk origineel, waarbij we mogen opmerken, dat de kwestie van de Roode Klaverbestuiving, zooals hieruit blijkt, al vrij oud is, dat de Pruisische imkers blijkbaar actieve lui waren met veel overredingskracht (die heb je t. o. v. een departement noodig), en dat de Pruisische regeering wel wat voor de imkerszaak over had.
De geschiedenis was echter mooier opgezet dan beëindigd. Want Dathe importeerde hier niet een ander bijen "ras", maar een andere aparte bijen"soort" — tot welke onze honingbij zich verhoudt ongeveer als een boerenkool tot een mosterdplant — met geheel van het gewone verschillende uitingen en eigenschappen, kortom met een heel andere opvatting van het leven dan onze honingbijen plegen te hebben. En dat speelde hem parten. Want terug reizende met een aantal reuzenbij-volken, begonnen de Indische pleegkinderen van Dathe sehnsucht te krijgen en ze trokken er successievelijk en welbewust vandoor, zoodat onze imker met de hope der Pruisische imkers niet verder kwam dan Palestina. En daar was hij ze reeds allemaal kwijt.
Het was geen gewoon zwermen — waarmee Dathe wel op de hoogte was — waardoor dit geval zoo droevig mislukte. Het heele volk trok er uit en liet niets achter dan wat raat. Was echter de opzet gelukt, dan waren Dathe en de andere Pruisen er toch niet mee opgeschoten, omdat — naar achteraf bleek — de tong van de reuzenbij volstrekt niet langer is dan de honingbijtong.
Met de reuzenbij had Dathe één der drie bijensoorten in handen, die de eenigste naaste verwanten vormen van onze honingbijen en die alle wild leven in Indië; zoowel voor- en achter Indië als op de Indische eilanden. Behalve de reuzenbij (Apis dorsata) leeft daar de dwergbij (Apis florea) en de Indische bij (Apis indica), waarvan alleen de laatste ook in cultuur is bij de inlanders. En zoo geeft dit aanleiding om te gaan meenen, dat onze honingbij ook wel Indisch bloed zou kunnen hebben. Hoe het ook zij, of de thans over de geheele wereld verbreide honingbij van Indische oorsprong is, zooals de eene Prof. voorzichtig veronderstelt (Zander) of dat het insect ontstaan is in Europa, in een tijd toen hier (Midden Europa) een tropisch klimaat heerschte en zoo Azië vanuit Europa bevolkt werd, zooals de andere Prof. (von Buttel Reepen), beweert, een feit is, dat de drie genoemde bijensoorten met de honingbij in de hier aangegeven volgorde een prachtige evolutie-keten vormen met als begin de reuzenbij en als meest volmaakte eindschakel de honingbij. Op bewijzende bizonderheden kan hier niet verder worden ingegaan.
Als slot des Pudels Kern: de "Paaschzwermen" van onze bijen, een eigenaardig verschijnsel, dat voorkomt in dezen tijd van het jaar, en wel speciaal als schraalhans keukenmeester is. Bij weinig voedsel in de woning en geen of weinig halen is tenslotte de voorraad in het wintervolk zoo goed als verdwenen en de bijen moeten gaan leven van de hand in de tand. Correspondeerend daarmee houdt het eierleggen op. Komt er bij zulk een toestand mooi weer zonder dracht, dan neemt het heele volk, oude koningin incluis, de beenen, liever gezegd: de vleugels en zetten de woning te huur, zooals de imkersterm luidt. Niets blijft achter, geen eten of broed, dan alleen de raten. De "Paaschzwerm" gaat hangen als een gewone zwerm, kan geschept en geplaatst worden als iedere andere zwerm, en op een willekeurige plaats neergezet, mits er voedsel in de woning is.
Hei-imkers kennen soortgelijke hongerzwermen op de hei na lang slecht weer, waarna het weer opklaart maar dracht uitblijft. En als we nu weten, dat de befaamde reuzenbij in Indie, zoodra de dracht ophoudt door het uitgebloeid raken van hun bepaalde drachtgevende oerwoudboomen, eveneens als volk in z'n geheel van de eene raat die ze hebben afvliegt en hooger op het gebergte ingaat, waar nieuwe boomen van dezelfde soort juist weer gaan bloeien, en dat ze — de oude raat zonder meer in de steek latend — daarbij in een ommezientje weer een nieuw meterlange raat aan een boomtak hebben gebouwd, dan zien we in deze regelmatig optredende reuzenbij-hongerzwermen en de in soortgelijke omstandigheden somtijds voorkomende hongerzwermen van onze bijen wel zooveel overeenkomst, dat we dit laatste verschijnsel kunnen verklaren uit de verwantschap van reuzenbij en honingbij. Als een terugslag dus op de eigenschappen van de voorouders. Een zg. atavisme.
v. E.