(Vragen te richten aan dhr. A. Oonk, Warnsveld)


Vraag 95.
Betreft de plaatsing van bijenvolken in streken met voorjaarsdracht, (Zie vraag 83).
Door eenige welwillende lezers van ons Maandschrift werden mij de volgende adressen ter hand gesteld:
I. Dhr. W. van Hal te Borculo schrijft: "Voor het reizen naar de klei kan men inlichtingen verkrijgen bij dhr. G. J. Lieshout, hoofd der Landbouwschool te Montfoort. Deze heer had dezen winter al moeite gedaan om fruitkweekers en bijenhouders met elkaar in verbinding te brengen met als resultaat meer aanbiedingen om bijen te krijgen dan aanbiedingen om bijen te plaatsen".
II. Dhr. M. Dumoulin te Hoogcruts-Noorbeek (L.) schrijft: "Hier een paar adressen: Bij dhr. P. Kallen, landbouwer te Hoogcruts-Noorbeek (L.), waar minstens 30 H.A. fruitboomen, kersen, pruimen, appels en peren met bloemrijk bosch en veld in de nabijheid, wenscht een 15 a 20 volken. Verder kan dhr. J. H. Claessens te Gronsveld (L.) wel inlichtingen geven. Deze is leeraar in bijenteelt".
III. Dhr. G. Schieven, G 6 te Elst (O.B.) schrijft: "Bij mij komt een overvloed van bloemen voor. Het begint met de zwarte kers, meikersen, morellen en ook appelen en peren in overvloed. Wil deze persoon naar mijn adres informeeren, dan kan hij dit doen bij den tuinbouwconsulent dhr. Ir. F. W. Honig, leeraar aan de Rijkslandbouwwinterschool te Zutphen. Ook kan hij mij persoonlijk komen opzoeken".
Men heeft dus eenige adressen tot wie men zich kan wenden, als men een volgend jaar de bijenvolken van de voorjaarsdracht wil laten profiteeren.

Vraag 96.
In het "Groentje" komt in het Nov.nummer 1932 het verslag der lezing voor over ziektebestrijding in de fruitteelt gehouden door dhr. Ir. D. Bloemsma, rijkstuinbouwconsulent op den imkersdag te Apeldoorn. Op blz. 253 staat: „In het met 95—98% zuivere nicotine in oplossing 1 op 1000 enz." Is dit goed, of moet dit zijn 1 op 100 ?
G. J. H. te K.
Antwoord: Ik heb dhr. Bloemsma om inlichtingen verzocht. Hij schrijft mij: „Het jaar 1932 heeft in deze veel geleerd. Vooral tegen bloedluis in appels zeer aanbevolen, ook het middel tegen den pruimenboorder en vooral goed tegen de wants op appel enz. Steeds in sterkte één op duizend. De geconcentreerde nicotine is buitengewoon sterk !! Een zeer mooie bestrijdingskalender is thans (2e druk) te verkrijgen bij de Nederl. Heide Mij., afd. fruitteelt te Arnhem in kleuren en schematisch".

Vraag 97.
Gaarne eenige inlichtingen over het Kaukasische bijenras. Dit moet een van de beste bijensoorten zijn. Weet U soms waar deze bijen verkrijgbaar zijn, of waar deze koninginnen gekocht worden?
F. W. te H. (L.)
Antwoord: Kaukasië is een bergachtige landstreek in het Zuiden van Rusland tusschen de Zwarte- en Kaspische Zee. Er wordt in onze leerboeken over dit bijenras weinig geschreven. Een korte beschrijving van dit ras luidt als volgt:
Kleur zwart of zwart met roodgele teekeningen. Achterlijf echter altijd door sterken glans opvallend. Beharing geelachtig. Broedtijd laat, ook in Duitschland eerst in April beginnend. Zwermlust gering. Volksterkte normaal. Ratenbouw en honing normaal. Steeklust gering, zóó zachtmoedig, dat zij den naam van "dame bij" kreeg.
Zij verweert zich sterk tegen roovers en ook laten zij zich zeer slecht vereenigen met hetzelfde of andere rassen. Dit moet op een bijzonder goed ontwikkeld reukorgaan wijzen. Opvallend is het sterke verkitten der vlieggaten.
De koninginnen onderscheiden zich in kleur en gestalte niet van de Italiaansche. De kleur is bruinachtig tot geheel geel, behalve de punt van het achterlijf, welke steeds donker is. Bijzonder groot is het aantal aangezette koninginnecellen, dat dikwijls meer dan 100 bedraagt, ja zelfs 160 bereikt.
Als zeer opvallend moet nog worden opgemerkt, dat zóó zachtmoedig de zuivere Kaukasische bij is, zóó buitengewoon steeklustig de kruisingen zijn en daar kruisingen niet zijn te voorkomen, is de invoer van het Kaukasische ras in Duitschland sedert 20 a 30 jaar geheel opgehouden. Door F. W. Vogel werd zij in Duitschland langen tijd zuiver geteeld, doch over het algemeen schijnt men met het Kaukasische ras toch niet tot goede resultaten te zijn gekomen, zoodat men thans tevergeefs naar deze bij in Duitschland zoekt.
Volgens deze gegevens schijnt import van dit ras dus niet aanbevelingswaardig te zijn. Mochten onder de lezers van ons blad imkers voorkomen, die met dit ras kennis hebben gemaakt, dan zullen wij gaarne de resultaten in ons "Groentje" vernemen.

Vraag 98.
Hoe worden wasplaten gemaakt? Ik ben er al eens mee doende geweest, doch telkens komen barsten in de platen. Wordt er was zonder bijvoeging van andere stoffen voor gebruikt?
B. S. te D.
Antwoord: Wasplaten ook kunstraat genoemd, moeten gemaakt worden van zuivere bijenwas door middel van een kunstraatwals of met een Rietsche kunstraatpers. In het grootbedrijf bedient men zich van een wals, terwijl de amateurimker zijn kunstraat met de Rietsche pers zal vervaardigen.
Om wasplaten te kunnen gieten, heeft men een geëmailleerde pan noodig, waarin het was wordt opgesmolten, een gietlepel, alsmede een losmiddel waarmede de pers eerst moet worden behandeld, alvorens het gesmolten was hierin wordt gegoten. Voor een beginneling valt het maken van kunstraat in het begin niet mee. Men moet hierin eerst eenige ervaring hebben opgedaan en het gieten eens bij een collega-imker van te voren hebben gezien. Na eenigen tijd begint de handigheid wel te komen. Tegenwoordig gieten de meeste imkers zelf niet meer, doch zij zenden hun was aan een washandelaar, die kunstraten walst, om van hun was tegen een zeker aanmaakloon per K.G., kunstraten te laten gieten. En men krijgt dan een pracht-product terug, waarvoor men zelf niet kan gieten, omdat gewalste kunstraat lang zóó broos niet is, als de eigen gemaakte met de Rietsche pers. Als men dan b.v. opgeeft voor het model Simplex-broedraam 14 stuks kunstraten in 1 K.G. in de maat 34X20 c.M. heeft men een wasplaat, welke juist in de broedkamer geschikt is, omdat al te dunne kunstraat toch maar teleurstellingen geeft door uit te zakken bij warm weer, enz.
Mocht U echter zelf willen gieten met een Rietsche pers dan raad ik U aan het "Bijenboek" van Joh. A. Joustra eens ter hand te nemen, waarin het vervaardigen van kunstraten op blz. 319—323 zeer duidelijk en uitvoerig beschreven is. In onze bibliotheek verkrijgbaar.

Vraag 99.
Waarom is overgebleven gesmolten suiker niet goed om in het voorjaar op te voeren!
B. S. te D.
Antwoord: Als men in het najaar suiker aan de bijen voert, smelt men niet meer op, dan men noodig denkt te hebben. Heeft men gesmolten suiker overgehouden, dan loopt men natuurlijk de kans, dat deze in het voorjaar bedorven is, tenzij ze van zoo'n sterk zoetgehalte was, dat zij zich weer tot een suikerklont vormde welke dan in het voorjaar opnieuw kan worden opgesmolten. Is de gesmolten, suiker evenwel niet hard geworden, dan zal zij wel bedorven zijn en is het in dit geval niet raadzaam ze aan de bijen te verstrekken. U kunt den toestand van dit bederf echter beter beoordeelen dan ik. Is het niet erg, dan is de suiker door opkoken misschien nog bruikbaar.

Vraag 100.
Ik heb eenige kasten en oogst niets dan raathoning. Dezen bouwen de bijen echter vaak onregelmatig in de ramen. Zou het voor de kwaliteit van den honing kunnen schaden, als ik in de honingramen zeer dunne kunstraat zet?
J. S. te B.
Antwoord: Als U maagdelijken raathoning wenscht te oogsten, dan behoort de raat geheel door de bijen te zijn gebouwd en mag hierin geen kunstraat voorkomen, hoe dun ook. U doet alleen boven in de spleet van het raampje een strookje kunstraat over de geheele lengte van het latje. Dit strookje mag hoogstens 1½ c.M. breed zijn en moeten de bijen deze strook naar onderen geheel zelfstandig uitbouwen. Het onregelmatige bouwen in het raam is niet de schuld van de bijen, doch van den imker. Als U voor een flink strookje voorbouw hebt gezorgd, dat goed in het raam bevestigd is, komt de rest vanzelf. Ten eerste moet U zorgen, dat Uw kasten goed waterpas staan; zij mogen dus niet een scheeve houding hebben. Komt er nu dracht en bouwen de bijen in de honingkamer, dan gaat U den bouw geregeld na. U neemt dan een flink lang mes en als er scheef in het raam wordt gebouwd, drukt U met het mes de raat recht in het raampje. Is er eenmaal een fout gemaakt en is de dracht sterk en gaat U den ratenbouw niet na, dan hebt U het aan Uw eigen persoon te wijten, als de ramen onregelmatig worden uitgebouwd. Het hangt van de sterkte van het gewin af, of U den bouw eenige malen per week, of om de één of twee dagen moet controleeren. Als U er voor zorgt, dat onregelmatige bouw, direct wordt veranderd in regelmatigen bouw, zult U voortaan prachtigen raathoning kunnen oogsten, die overwegend gelijkmatig in het raampje zit.
A. OONK.