PRACTISCHE ERVARINGEN.


Het artikeltje onder bovenstaand hoofd geeft mij aanleiding hierop terug te komen en wel in hoofdzaak betreffende het bevruchtingskastje, zooals ik dit heb beschreven in het Dec. nummer van het vorige jaar.
Naar aanleiding van dit artikeltje ontving ik uit alle deelen van ons land brieven van instemming, waarbij erg leuke, en met heel veel vragen. Dit stemt prettig en putten wij hieruit het bewijs dat ons Groentje van a tot z wordt gelezen en trek tevens hieruit de conclusie, dat er behoefte bestond aan een goedkoop en goed bevruchtingskastje en dat de koninginneteelt en rasverbetering in het teeken van de belangstelling staat.
Tevens brachten mij de diverse vragen de overtuiging, dat wij bijenschrijvers, in onze artikelen niet duidelijk genoeg kunnen zijn. Maar wij "oude rotten" verkeeren, bij het neerschrijven van onze ervaringen, nog al te vaak in de meening dat wij schrijven voor een publiek "dat het al weet" en houden er nog geen rekening genoeg mee dat we voor beginners moeten schrijven.

De vraag van H. C. B. te H. over de latjes is reeds door den redacteur beantwoord. De beide zijlatjes zijn aan den eenen kant met een houtschroef aan den deksel bevestigd. Hierdoor zijn de zijraatjes beweegbaar.
Er werd mij gevraagd: wanneer ik de deksel van het kastje neem dan zit toch de geheele kluit bijen, met hunne resp. raatjes, aan den deksel vast. Hoe keer ik nu die deksel om, en kan het dan niet gebeuren dat er een raatje afbreekt?
Wanneer u de deksel afneemt, en u wilt zien of er al eieren aanwezig zijn, dan neemt u de deksel in het midden met beide handen vast en draait deze om zijn as. Wanneer u dit heel voorzichtig doet dan zult u geen last van afbreken hebben: gebeurt dit al eens een keer dan is dit niet zoo erg. Is er nog voer genoeg in het bakje dan bouwen ze wel weer een nieuw raatje. Leg de deksel op een tafel en u hebt het volle gezicht op het werk. Wilt u zoo'n volkje verzenden breekt dan ook het grootste gedeelte der raatjes af.

Waarvoor dient het vliegengaas werd er gevraagd. Wel, als u de kastjes 4 dagen op een donkere plaats zet, of bij de verzending, moeten de bijen hierdoor lucht happen. Dan, of de voederruimte niet zoude lekken. Ik beschreef u toch dat ik in de kastjes altijd suikerdeeg gebruik, en deze lekt niet. Wilt ge vloeibare honig gebruiken, welnu, laat de naden dan vol loopen met vloeibare was, maar vergeet dan niet op de vloeibare honig een vlottertje te leggen. (Vloeibaar voedsel werkt het wegvliegen in de hand. Red.)

Hoe kom ik aan jonge bijen vroeg een ander weer. Ga heen en stoot van uw andere kast volken van de ramen met uitloopend broed in een jaagkieps de bijen af, maar kijk goed uit dat je de koningin er niet bij krijgt. Hebt ge er naar uw goeddunken genoeg bij elkaar laat dan de kieps een poosje staan, liefst in de zon. De vliegbijen vliegen dan naar hun kast terug. Hierbij gebruik ik altijd een houten lepel en twee er van met jonge bijen zijn voor mij altijd genoeg om een kastje te bevolken. Het overschot geeft ge aan het zwakste kastvolk weer terug.

Waarom moet de koninginnecel juist naar achteren, bij de voederruimte aangebracht worden ? Wel, daar is het de warmste plaats en komt dit de nog niet uitgeloopen koningin ten goede.
Waar laat ik de ramen wanneer ik deze bij het omwisselen van een koningin uit elkaar moet hangen? Ja, ik doe dit zoo: Eerstens staan mijn bijenkasten op stellingen waar tusschen de beide draagbalken zooveel ruimte is, dat er precies een raam kan tusschen hangen, met de oortjes der ramen op de draagbalken. Dan gebruik ik hiervoor de reserve broedbakken en buitenranden welke ik heb. U ziet het, een practisch mensch weet zich altijd te behelpen.

Waarom vangt u de koningin binnenskamers met gesloten deuren of ramen af vraagt een naïveling ? Wel, het is mij al eens overkomen dat ik dit buiten deed, een misgreep beging, en moederlijk voor het nakijken had. Nu behoeft u zich hierover ook al niet al te ongerust te maken. Overkomt u dit, blijf dan stil op uw plaats staan. Of de koningin komt op de raatjes terug óf ze vliegt naar haar oude standplaats en kunt u haar daar, tusschen de andere terugvliegende bijen, terug vinden. Maar binnenskamers is wel de secure weg, ze vliegt dan naar het licht toe, en tegen de glasruiten, waar u ze gemakkelijk kunt afvangen.
Waarom hangt u het kooitje met de nieuwe koningin bij de omwisseling op dezelfde plaats waar u de oude hebt aangetroffen? Juist dáár zijn de bijen welke vertrouwd zijn in den omgang met hare majesteit, en wat de Duitscher zoude zeggen: "Hoffähig".

Hoe snijd ik de moercellen welke ik gebruiken wil uit de ramen? Geen overbodige vraag! Ik vergat dit te beschrijven in mijn artikeltje. Stoot de bijen van de raten. Is het koud weer ga dan met de raten binnenshuis. Ge zet vóórdien een kistje klaar gevuld met warme stof, b.v. watten. Maar denk er om geheel reukloos. Beter is het nog tusschen de twee lagen watten een vel zacht papier te leggen. Een lampje b.v. een waxcinelichtje, is ook bij de hand. Hierop verwarmt ge uw mes, en zonder scheuren, snijdt ge de cellen uit en legt deze zoo lang tusschen de watten opdat ze niet afkoelen. Ook uw potje met vloeibare was hebt ge bij de hand. Ge neemt nu het kastje, stoot dit even op de tafel waardoor de bijen op den bodem vallen. Vlug een cel in het houten napje geplakt en op de juiste plaats gestoken, deksel dicht en kastje wegzetten.

U ziet wat een berg van vragen uit één zoo'n artikeltje zijn voortgekomen. Ik vind dit erg leuk en houd mij aanbevolen.
En passant wil ik aan vraagsteller 80 mijn bevinding geven over het inwinteren op zg. dubbele broedkamers. Dit wordt door mij al meer dan twintig jaar toegepast en is oorspronkelijk nog een werkwijze voor het eerst toegepast door mijn overleden vriend te Velthuis te Boekelo. Sindsdien is het door velen met succes nagevolgd.
Wij gaan aldus te werk: na het uitslingeren sorteeren we de raten en welke goed zijn, d.w.z. niet te oud, niet gebroken of niet te veel darrenwerk, gaan in een ledige broedbak en plaatsen we onder een volk. Deze halen de resten honig uit deze raten en brengen ze naar boven. Dit brengt in het volk leven en beweging en begint de koningin weer met een grootere eiafzet. Ondersteunen we dit eenigen tijd met wat te voeren, dan krijgen we weer een mooi broednest met jonge bijen voor den winter.
In 't voorjaar, wanneer de bovenste bak vol is met broed, honig en stuifmeel, zakt de koningin vanzelf af naar beneden om daar een nieuw broednest te vormen. Dit is dan het juiste moment om de koninginnerooster er tusschen te leggen en begint de omhangmethode. (afzakmethode Red.)
Deze werkwijze heeft nog het groote voordeel dat we geen ratenkast er op na behoeven te houden en geen last hebben dat de wasmot de raten vernielt. Ook heb ik nog nooit één beschimmelde raat uit een kast behoeven te nemen en zitten de bijen veel en veel rustiger dan bij gewone inwintering. Ik heb dit reeds zoo vaak gecontroleerd dat het bij mij vaststaande feiten zijn geworden.
Wie vraagt er meer?
Rijswijk Z.H.
S. FRANKENHUIS.


Bij het nalezen der oude jaargangen van ons maandschrift ontmoet ik telkens de bedrijfswijze dezen of genen imker of amateur, waarop dan weer het voor en tegen van besproken wordt. Dit geeft mij de moed om ook mijn bedrijfswijze voor '33 aan den toets der wijzen bloot te stellen. Om te beginnen deel ik U mede, dat ik met 25 O.B.kasten werk plus 3 boogkorven en 6 ronde korven. Mijn kasten bestaan uit 2 broedkamers en 1 honingkamer. Gewoonlijk winter ik in op één broedkamer. Dit najaar heb ik al mijn kasten om den andere met 2 volken bezet. Onder het standvolk, boven een kaal volk. Het doel is deze reserve-volken omstreeks einde Maart, te vereenigen of te verdeelen met de standvolken.
Wanneer nu de bijen naar de boomgaard gaan zet ik de honingkamer met uitgebouwde raampjes er op. Komen de volken weer van de bloesem thuis, dan wordt de honing indien die er is uitgeslingerd, en wordt de 2e broedkamer gehaald. Hebben zij reeds een flinke honinggordel in de br.ramen dan komt de 2e onder te staan anders zet ik hem er boven en dan weer de honingkamer. De moer heeft dan 20 br.ramen disponibel. Bij goede dracht worden de buitenste toch met honing gevuld. Hierdoor is het aantal zwermen van mijn kasten zoo gering mogelijk. Hoogstens een enkele die met zwermplannen thuis kwam, komt af maar wordt nadat de moer verwijderd is, weer terug gegeven.
Komt er nu een schrale tijd dan hang ik af en toe een broedraam met heihoning in of voer wat stamphoning. Zoo blijven mijn volken staan tot de 2e helft van Juli. Dan wordt de honing geslingerd en de volken weer op een br.kamer gezet en in de honingkamer nieuwe raampjes met voorbouw gehangen. Is er geen dracht, dan wordt er gevoerd. Ik heb dan reuze volken met veel broed voor de hei.
Om nu de moeren te verwisselen, laat ik mijn korfvolken hun gang maar gaan, en zie deze zoo vroeg mogelijk zwermrijp te krijgen. De eerste- of bromzwermen zet ik weer in een korf. Van de nazwermen waar het mij om te doen is, zoek ik de moer uit, en zet deze met een voldoend aantal bijen in een bevruchtingskastje, waarvan ik er een 12tal bezit. De rest van de nazwerm gaat weer terug op de moederstok. Is de jonge moer in het kastje aan de leg, dan wordt zij omgewisseld in de groote kast. Dit doe ik steeds bij goede dracht, of anders voer ik, zoodoende wordt zij altijd aangenomen. Mijn kasten hebben dan alle een jonge moer en de opzetters van mijn korven ook. In het najaar worden de bromzwermen weer afgejaagd of gesalpeterd en weer als kaal volk boven in de kasten geplaatst.
Zoodoende krijg ik weer wat stamphoning voor het volgend seizoen. Mijn oude leermeester had als lijfdeuntje (zonder hunning kunde nie bieën). Wanneer ik de korven niet dadelijk uit kan breken salpeter ik niet, daar ik meermalen ondervonden heb dat de moer met enkele bijen boven in de kop bleef zitten. Schadelijke gevolgen van salpereren heb ik nog niet ondervonden. Gemiddeld is de moer na een dag of vijf weer aan de leg en maakt nog een mooi broednest. En nu geachte redactie een verzoek. Indien u of een der lezers fouten in mijn bedrijfswijze zien zou ik dat gaarne vernemen en welke deze zijn. Ook zou ik u willen vragen of het niet mogelijk is, dat u of een der medelezers eens maandelijks een stukje in ons groentje zou willen plaatsen over de hoedanigheden en eigenschappen van zoogenaamd tentoonstellingsvolk, dus een 1ste klas volk vanaf Maart tot October. Hierdoor zouden veel amateurs nog wat kunnen leeren, en zouden wij de beoordeeling van de keurmeesters beter kunnen begrijpen.
JONKER.