BEVRUCHTING DER KONINGIN IN DEN STOK?


M.Duchman te Graffenstaden in Frankrijk bericht hierover het volgende: Een Imker 75 jaar oud uit Frankrijk, wist een methode om de koningin met een uitgezochten dar te laten paren, die hij reeds 20 jaar met succes had toegepast. Hij wilde, nu hij zoo oud geworden was, zijn geheim niet medenemen in zijn graf, daarom vertelde hij de wijze waarop hij hierbij te werk ging.
Een nazwerm met een onbevruchte moer werd met het gebruik van een darrenval in een kweekkastje gebracht, dat van boven een groote vrije ruimte had, vervolgens werden vele darren van een preferent ras in het kweekkastje toegelaten. Dit kastje geeft men veel honig en houdt het 14 dagen gesloten. Onderzoekt men na 14 dagen het volk, dan vindt men er broed in, zoowel open als gesloten broed. De kweekers van raskoninginnen zullen wel uitroepen het Eureka (het is gevonden). Nieuw is deze methode niet; want in 1880 berichtte reeds Prof. Haubruch te New Yersey, dat hij darren met een onbevruchte moer in een groot vat, van boven voorzien van een glazen ballon, samengebracht en dat dan een bevruchting volgde.
Z.H.G. zou men een voorganger van den ouden Franschen Imker kunnen noemen. Ik kan niet beoordeelen in hoeverre de methode practische waarde heeft. Wel herinner ik mij uit de lessen over Rassenteelt het volgende: toen de geallieerden in 1812 Frankrijk binnenvielen kwamen zij ook aan de Stoeterij te Zweibrücken. Een hengstveulen van deze Stoeterij werd door Oostenrijk medegenomen naar Hongarije, hoewel dit veulen in het register als niet geschikt voor fokhengst stond aangeteekend. Later bleken de veulens van dezen hengst buitengewoon te voldoen, zoodat hij den stamvader is geworden van den beroemden Noniusstam in Hongarije. Zal het zoo ook niet zijn bij de bijen? Eerst na den drachttijd kan men beoordeelen in hoeverre een volk al of niet preferente eigenschappen bezit, al geef ik gaarne toe, dat voorttelen met de beste volken het grootste succes kan geven. Ieder volk moet steeds opnieuw beoordeeld worden naar de dracht, niet alleen naar de afkomst.
L.J. VAN RHIJN.

Naschrift Red. Het praatje van zgn. bevruchtingen in den stok, moeten we maar tot het rijk van de fabelen verwijzen. Het komt aan op serieuse waarnemingen. Herhaalde malen is mij bij lezingen e.d. naar de stokbevruchting gevraagd en werd zelfs door imkers beweerd (en gestaafd door getuigen) dat inderdaad stokbevruchting had plaats gehad. Is de proef echter goed genomen? Waren behalve het officieele vlieggat geen andere vlieggaten aanwezig? Stukjes moerrooster voor het vlieggat zeggen zoo weinig. Sommige moeren kruipen daar (vooral in den bronsttijd) zoo gemakkelijk doorheen, terwijl niet sluitende kleedjes, spijlgaten, openingen bij den bodemplank e.d. het resultaat beïnvloeden.
Wie lust heeft neme eens een proef, door een jonge moer direct de vleugels te knippen. Eerlijk de resultaten melden en precies aanwijzingen opvolgen.
RED.