HOE WORDEN BIJENVOLKEN BEOORDEELD?


Dhr. Jonker heeft in ons Meinummer een zaak aangesneden, welke reeds jaren onze belangstelling heeft. Vele jaren heb ik reeds zitting in de jury van diverse tentoonstellingen, bijenmarkten enz. en telkens voel ik de moeielijkheid, dat er geen richtlijnen zijn, althans geen officieel vastgestelde, waarnaar gekeurd moet worden; een keuringsreglement dus.
Nu kan ik dit wel zeggen, dat de keurmeesters hun taak zeer serieus opvatten en al kunnen er natuurlijk fouten gemaakt worden, de beoordeeling spreekt niet altijd tot het publiek, of laat ik liever zoo zeggen, het publiek zou in vele gevallen anders geoordeeld hebben, dan de keuringscommissie.
Naar mijne meening komt dit, omdat het publiek oppervlakkig keurt en de keurmeesters het naadje van den kous willen weten. Zoo kan het b.v. voorkomen, dat een minder sterk volk een eerste prijs krijgt en een ander, dat in de oogen van het publiek zwaarder en sterker is, zich met een eervolle vermelding of nog erger tevreden moet stellen. Het zou m.i. dat ook wenschelijk zijn, dat b.v. door de Rijksbijenteeltconsulenten en eventueel andere deskundigen een keuringsreglement werd vastgesteld. Hoe dit gebeuren moet kunnen we veilig aan die heeren overlaten, als de inzenders en ook anderen maar weten naar welke maatstaf gekeurd wordt.
Nu wil ik geenszins ontkennen, dat het samenstellen van zoo'n reglement op vele moeielijkheden zal stuiten, doch het ontbreken van zoo'n keuringsreglement zet vaak de deur open voor veel ongegronde en misschien ook wel gegronde kritiek.
Zoo komt het b.v. vaak voor, dat een schaal pracht raathonig, ingezonden onder "vaste bouw" het moet afleggen tegen een minder mooie inzending. Het publiek begrijpt dit niet en krijgt zoo vaak een geheel verkeerd idee van goede en minder goede raathonig. Immers wat mooi is kreeg geen prijs, wat minder mooi is gaat met een prijs strijken. Maar de keuringscommissie heeft gezien, dat de niet bekroonde inzending in geen geval uit korven afkomstig is en dat ontgaat vaak de aandacht van het publiek. Bij levende volken spreekt ratenbouw evengoed een woordje mede als het broednest. Een prachtig zwaar honingvolk tjokvol bijen in September is als opzetter minder waard, dan een lichter volk met minder bijen, doch voorzien van een flink broednest.
Zoo zal men bij het inzenden terdege acht moeten geven op wat gevraagd wordt, hoevele malen wij niet met nijptang, schroevendraaier en hamer opzetters geschikt hebben moeten maken om te kunnen keuren, hoevele honigkamers — bij opzetters! — wij hebben moeten afbreken ! ! ! om iets van het volk zelf te kunnen zien, dat moet ge maar eens vragen aan hen, die volken te keuren hebben.
Maar deze dingen zouden alle voorkomen kunnen worden als wij in het bezit waren van een keuringsreglement en wij doen een dringend beroep op onze Rijksbijenteeltconsulenten, om dit onderdeel eens in studie te nemen.
JOH. A. JOUSTRA.