INGEZONDEN.


Mijnheer Joustra!
Naar aanleiding van Uw artikeltje in het maandschift van Juli j.l. over "Wat de bijen al niet verzamelen", en waar U vraagt wat doet een bijtje met dergelijk spul, wil ik U het volgende even mededeelen : In den zomer van 1931 kwam mijn broer eens bij me, en die vroeg me wat de bijen nou toch wel bij hem op zijn pas geverfde schutting zochten. Ik zeg: Nou broertje de bijljes weten wel, dat de kasten eens een kwastje verf noodig hebben, en daar jij over meer duiten beschikt dan ik, leenen ze de verf maar zoolang bij jou, wil je zien? Ik heb hem toen de stroopers laten zien. Het dekkleedje, de toplatten en alle naden en spleten waren met groene verf gekit en besmeerd. Zelfs de bovengedeelten van de raten waren licht groen.
Eigenaardig was evenwel dat maar een volk het zoo op groene verf gemunt had.
Tot zoover de verfstrooperij.
Een wisselvallig bijenjaar tot op heden. Van 't voorjaar enkele rijke drachtdagen zoodat begin Mei op de sterke volken de honingkamers geplaatst werden, en van vrij veel honing werden voorzien, door ongunstig weer enz. kwam het niet tot slingeren. Begin Juni het zelfde lied zoodat bij 5 van de zwaarste volken een tweede honingkamer geplaatst werd.
24 Juni geslingerd en toen viel de oogst niet mede. 2 van de zwaarste volken een gevulde Hk. en in de 2de Hk. ongeveer 8 tot 10 pond, welke door het aanhoudende gure weer noodig op het volk moest blijven.
De oogst van 14 volken was 110 K.G. Nu zitten we in de klaverperiode en een paar dagen fel zonnig weer en nu ik dit schrijf heeft het vanmorgen geregend en is de wind weer O. tot N.W. dus dracht ho maar. Enfin het beste er maar weer van gehoopt.
Wie dit voorjaar in de Wieringermeer (de Nieuwe Zuiderzeepolder) heeft gestaan, heeft nog al wat honing geoogst. Het was een schitterend gezicht die uitgestrekte velden koolzaad en later die groote stukken gras met witte klaver.
Het deed anders niet prettig aan dat, zooals ik heb gelezen, 1 Gulden per kastvolk moest worden betaald, wilde men zijn bijen er plaatsen.
Dirkshorn, P. DE VRIES, Pz.