(Vragen te richten aan dhr. A. Oonk, Warnsveld)


Vraag 125.
Sinds een dag of tien heb ik de honingkamer opgezet, doch tot nu toe (21 Juni) gaan de bijen er niet in om de raat te bezetten. Wel krabbelen er een paar rond, doch voeren niets uit. Wat kan de oorzaak zijn? Ik heb Simplex-kasten en de raampjes in de honingkamer heb ik dwars over de raampjes in de broedkamer gezet,
Mej. L. N. B. te Dr.
Antwoord: Als U tot plaatsing van de honingkamer overgaat, moeten al de broedkamerramen sterk met bijen bezet zijn. Is zulks het geval, dan zullen de bijen bij dracht in de honingkamer gaan bouwen. Zoolang er echter geen gewin is, zullen de bijen hoofdzakelijk beneden blijven. Ook gebeurt het wel, dat de bijen bij warmte naar boven trekken en zoodra het koud weer wordt, of in koude nachten weer naar de broedkamer teruggaan. Het komt dus hierop neer, dat aan sterke volken de honingkamer kan worden gegeven en de bijen zullen deze dan dadelijk in gebruik nemen, als er flink gewin is. Bij zwak of geen gewin zullen de bijen weinig in de honingkamer uitrichten.

Vraag 126.
Als ik suiker te kort zou komen, zou ik dan ook geen blanke of witte stroop kunnen voeren? Indien blanke stroop ook goed is, hoe moet ik die dan toedienen, verdunnen met water, of warm maken? En als blanke stroop niet goed is om te voeren, om welke reden is dit niet goed?
F. Q. te N.
Antwoord: Ik weet niet, of blanke stroop goed is om aan de bijen te voeren, daar ik er nooit een proef mee genomen heb, of ervaringen van anderen erover gehoord. Kan een onzer lezers misschien nadere inlichtingen verstrekken? Wel zou ik U den raad willen geven, bestel in het voor- en najaar steeds Uw volle kwantum suiker, dan zult U met 10 K.G. per opzetter een heel eind kunnen komen en behoeft U geen andere hulpmiddelen toe te dienen, die misschien voor de bijen schadelijk zouden kunnen zijn. Ik zou den bijen veel liever suiker voeren dan stroop en de tegenwoordig geldende lage suikerprijs kan toch zeker geen reden zijn om Uw toevlucht tot andere middelen te nemen?

Vraag 127.
Hoe is de constructie van de zoogenaamde "Labordoos" ? Op mijn bijenstand staan 3 kasten met 2 broedkamers ieder. Nu heb ik boven allemaal mooie witte raat zonder kunstraat en daar ik het jammer vind om dat werk te vernielen, zou ik die graag willen slingeren. Daarom zou ik graag de afmetingen materiaal enz. willen weten.
J. A. B. te B.
Antwoord: De zoogenaamde "Labordoos" bestaat uit een platte doos, van hout gemaakt met twee zijwanden van stevig gaas. Deze doos bevat aan den eenen lengtekant twee scharnieren, aan den anderen kant twee haakjes, zoodat de doos als een boek kan worden geopend en gesloten. De dikte van de doos is zóó, dat er een flinke honingraat nog juist zonder al te veel beschadigd te worden, tusschen de beide gazen wanden past. Is U bang, dat Uw broedramen niet gewoon geslingerd kunnen worden, dan zoudt U een „Labordoos" kunnen maken, waarin deze broedramen precies passen. Een uitvoerige beschrijving van de „Labordoos" met bewerking en foto's kunt U vinden in ons Maandschrift Nov. 1932, blz. 245-249.

Vraag 128.
Er wordt in ons "Groentje" nogal eens geadverteerd met "Edelkoninginnen" en "Overzeesche goudbijen". Deze laatste zijn toch zeker de gewone Italiaansche bijen? Nu heb ik zelf een zeldzaam groote koningin in een der kasten. Verschillende imkers beweren nog nooit een dergelijk groote moederbij gezien te hebben. Haar volk is ijverig en weinig steeklustig. Zijn er nog andere bijzonderheden of voordeelen verbonden aan groote koninginnen? Dan zou ik kunnen probeeren er nog meer te kweeken.
J. A. B. te B.
Antwoord: Inderdaad wordt er tegenwoordig veel met "Goudbijen" geadverteerd, die van het gewone Italiaansche ras zullen zijn. De grootste koninginnenfokker uit Duitschland, Wankler genaamd, kweekte van de Italiaansche bij een variëteit, welke "Goldbiene" of "Goudbij" werd genoemd en welke o.a. in Amerika veel verbreiding heeft gevonden. Ik geloof niet dat er aan bijzonder groote moederbijen voordeelen verbonden zijn. Zeer groote moederbijen zijn niet altijd de beste, terwijl zeer kleine koninginnen het somtijds ook wel uitmuntend kunnen doen. Zoo gaat het ook met de afstamming. Als U van de zwermtraagste en honingrijkste volken voortteelt, krijgt men vaak terugslagen en soms koninginnen, welke meer zwermlust vertoonen en weinig honing verzamelen. Toch zal het gewenscht zijn, steeds van de beste volken te blijven voortkweeken.
Over het algemeen kan men zeggen, dat hoe grooter de koningin is, hoe beter. Als de moer uitloopt, moet zij groot, lang en puntig zijn. Nadat zij bevrucht is, wordt zij spoedig dikker. Het achterlijf wordt lang en breed, geleidelijk spits toeloopend tot een punt. Korte stompe koninginnen zijn minderwaardig.

Vraag 129.
Waaraan kan men zien, of een Italiaansche bijenkoningin echt is ? Welke kleur bijen krijg ik daar van met of zonder ringen en welke soort darren?
B. Zw. te N.
Antwoord: De zuivere Italiaansche koningin heeft lichtroode tot gele of bruine achterlijfsringen. Bij de werkbijen, die hieruit voortkomen, zijn de drie achterlijfs-ringen geelachtig van kleur. De darren zijn zwart met smalle gele ringen.

Vraag 130. Welke darren krijg ik van een Italiaansche koningin, die door een zwarten dar bevrucht is ?
B. Zw. te N.
Antwoord: Van een zuivere Italiaansche koningin, welke door een zuiveren zwarten dar bevrucht is, krijgt men zuivere Italiaansche darren.

Vraag 131.
Toen mijn volken zwermrijp stonden, heb ik de koningin gedood. Een week later alle doppen uitgebroken, Tijdens het nazien heb ik een paar moeren laten loopen, omdat ik dacht, dat die het onder elkaar wel zouden uitmaken. Toch kwam er een zwerm. Ik heb direct het volk weer onderzocht, of ik misschien een dop over 't hoofd had gezien, doch dit was niet het geval. Welke methode zoudt U mij aanraden?
L. H. te D.
Antwoord: Uw werkwijze was wel goed. Als U in den namiddag de doppen hebt uitgebroken en de twee moeren in de kast hebt laten loopen, is één ervan in den nacht wel afgemaakt. Als U alle doppen zeer nauwkeurig hebt weggebroken en dus geen kwaken meer hoort, gebeurt het nog dikwijls, dat U de jonge moer den volgenden dag in de kast hoort fluiten. Doch nu gaat de jonge moer spoedig op de bruiloftsvlucht om bevrucht te worden en dan gebeurt het in 8 van de 10 gevallen, als de voorzwerm-bijen (zonder moer natuurlijk) op de kast zijn gebleven, dat de bijen met de jonge moer de kast uittrekken en in een zwerm gaan hangen. Schept U dien zwerm en stoot U hem 's avonds op de kast terug, dan zal in de meeste gevallen die kast niet meer uitzwermen.
Wil men derhalve het uittrekken van zwermen bij de bevruchting voorkomen, dan laat men de jonge koningin in afzonderlijke kleine kastjes bevruchten en als zij met het leggen van eitjes is begonnen, doet men haar in een kluisje en legt haar in de moerlooze groote kast. Na 24 uur kan men haar in de meeste gevallen dan wel loslaten en wordt zij door het kastvolk aangenomen. In de meeste gevallen blijft het volk nu op de kast. In enkele gevallen zwermt zoo'n volk met jonge bevruchte koningin nog wel eens uit, doch meestal zal zij spoedig aan den leg gaan. In het begin van het leggen, is de eierafzet in de cellen wat onregelmatig, doch deze wordt spoedig regelmatiger.

Vraag 132.
Hoe dicht mogen mijn bijen aan den openbaren weg staan? Is er ook een bepaling voor zandwegen? Bij mogelijken hinder kunnen de buren mij ook dwingen de bijen af te schaffen of te verwijderen?
L. H. te D.
Antwoord: In den regel plaatst men de bijenvolken ca. 25 Meter van den openbaren weg, doch er zijn geen vaste wetten voorgeschreven. Er zijn soms wel verordeningen gemaakt in enkele provincie's en gemeenten, doch deze zijn niet dezelfde. Men dient in zijn streek, waar men bijen wenscht te plaatsen, dus eerst eens te informeeren. Er zijn dus ook geen vaste bepalingen voor zandwegen. Als men bijen houdt, is het steeds gewenscht met de buren goede vrienden te zijn, desnoods geeft men hun af en toe eens wat honing, als men de buren lastig moet vallen met zwermen uit hun tuin te halen, enz. Men zal echter, als men dicht bij buren woont, de bijen altijd zóó opstellen, dat zij er zoo weinig mogelijk hinder van hebben en dan de bijen zooveel mogelijk bewerken, als de buren nog slapen of afwezig zijn. Het zwermen zal men steeds zooveel mogelijk trachten te beletten.

Vraag 133.
Gaarne zou ik vernemen of een bijenzwerm, die in den tuin van mijn buurman aan een bessenstruik gaat hangen door hem kan worden verbrand? Wat schrijft de wet hierover? Moet ik mij dat laten welgevallen of niet, als dat meermalen plaats mocht vinden?
W. Vr. te O. V.
Antwoord: Voor het oud-Nederlandsch recht komt vooreerst in aanmerking de Landrechten van Drenthe en Overijsel, waarbij deeling plaats vindt tusschen grondeigenaar en den vervolger. Ten aanzien van het eigendomsrecht op dieren, welke in onze wetgeving is neergelegd, komt de heer A. J. Hildebrandt tot de conclusie, dat wij voor ons recht moeten aannemen, dat de eigenaar van een bijenvolk den uitgevlogen zwerm kan opeischen, daar de bijen tot de "huisdieren" tot de (juridisch) "tamme dieren" behooren.
In Uw geval moet echter vreemd gebied worden betreden n.l. Uw buurman's tuin en hangt het van de welwillendheid van Uw buurman af, of hij U toestemming wil geven zijn tuin binnen te gaan om den zwerm in ontvangst te nemen. (Deze kwestie is in enkele andere landen nader geregeld). Wordt de toegang door Uw buurman geweigerd, dan zult U er niets tegen kunnen doen, als hij Uw zwerm verbrandt. Daarom is het wenschelijk met zijn buren steeds op vriendschappelijken voet te leven; in zulk een geval kan men met een beetje goeden wil veel gedaan krijgen.
Er kan zich echter ook een ander geval voordoen. Uw zwerm zit n.l. op vreemd grondgebied in de nabijheid van den tuin van Uw buurman. Hij weet, dat de zwerm Uw eigendom is, hetgeen U hem hebt gezegd. Intusschen verwijdert U zich om een schepkorf te halen. Bij Uw terugkomst komt U tot de ontdekking, dat Uw buurman den zwerm heeft verbrand. In zulk een geval zult ge Uw buurman echter in rechten kunnen laten vervolgen en voor schadevergoeding kunnen aanspreken.

Vraag 134.
Dit voorjaar heb ik ca. 80 pond vruchtboomslingerhoning gewonnen. De raat was flink verzegeld en de honing is ook zeer spoedig versuikerd. Ik bewaar hem altijd in een steenen pot, waarover strakgespannen perkamentpapier. Nu schijnt die honing zuur geworden te zijn, tenminste hij ruikt een weinig zuurachtig, zoodat ik dezen niet als consumptiehoning kan verkoopen. Hoe zou dat komen? Nu wilde ik dien honing aan mijn kastvolken opvoeren, voordat ze naar de hei gaan. Mijn vraag is nu, is deze honing schadelijk voor de bijen en als ik in September raat- en slingerhoning oogst, zou ik dan nog last van zuur worden hebben, daar er in dit geval ook wel van dezen opgevoerden honing tusschen kan zitten?
W. O. te W.
Antwoord: Hebt U den honing misschien in de kelder geplaatst, dat hij zuur is geworden? Dat moet U nooit doen, omdat het in een kelder meestal te vochtig is. U dient honing altijd te bewaren op een droge en niet te koude plaats, het beste is op den zolder. Ook moet U den honing nooit al te vroeg aan de bijen ontnemen. Als de dracht geëindigd is, kunt U den honing na ca. 10 dagen afnemen, dan is ook de niet verzegelde rijp. Neemt U den honing direct na afloop der dracht af, dan is de onverzegelde nog niet voldoende ingedikt en indien U dezen honing slingert, kan hij natuurlijk zuur worden.
U kunt dezen zuur geworden honing wel aan de bijen opvoeren. Het zal dan 't beste zijn, dat U hem van tevoren opkookt, dan koud laat worden en hem 's avonds aan de bijen opvoert. Op het oogenblik zitten de bijen nog zeer goed in 't broed en zal er van dien honing wel niet veel overblijven, omdat veel in broed zal worden omgezet. U moet echter niet al te sterk voeren, omdat de volken door die prikkeling niet in zwermtoestand mogen worden gebracht, daar het nog vroeg in den tijd is. Als U tijdig invoert, kunnen de bijen den honing nog goed verzegelen, vóórdat zij naar de hei gaan en in Augustus brengen de bijen geheel verzegeld voedsel niet zoo gemakkelijk meer naar boven als in de voorzomermaanden.
A. OONK.