DE HAZELAAR.


Over deze plant komt in het April-nummer van die Deutsche Bienenzucht S. 125 een bericht voor. De schrijver zag zijn bijen op 14 Maart l.l., met vele Pollen thuis komen van de Crocus (oranje), het sneeuwklokje (grauw groen) en gele van de populier? Ook de hazelaar was rijk voorzien van bloeiende katjes; maar een kwartier er bij staande zag hij geen enkele bij op deze katjes komen ! Nu bloeit de hazelaar veelal te vroeg als de lucht Temp. te koud is voor de bijen. Op bl. 86 van ons maandschrift 1929 komt een bericht voor van mijn vriend de Jong te Hoensbroek (een kanjer), die dat jaar in Maart een Turksche Hazelaar (Corylus colurna) zag met een stamomvang van 1,60 M. en 20 M. hoog in volle bloei met duizenden katjes, die toen zeer talrijk door bijen bezocht werden.
Deze Hazelaar staat ook in het Arboretum te Wageningen, dit jaar heeft zij slechts weinig katjes. Nu is het mij dit jaar opgevallen, dat de bloeiende Taxus slechts matig bezocht werd en op de bloeiende Juniperus (Jeneverbes) zag ik alleen op 26 Maart enkele bijen, toch kwam bij aanstooten nog dagen lang een wolk van stuifmeel te voorschijn. Ik meen dat de verklaring hiervan is, dat de bijen voorkeur hebben voor die planten, welke met pollen ook nectar geven. Het palmboompje bloeide dit jaar gelijk met de Taxus en ook het speenkruid volgde spoedig. De bloem van het palmboompje heeft aan de top één vr. bloem, iets lager staan de mannelijke bloemen met 5 tot 7 meeldraden, beide geven nectar, ook het speenkruid geeft nectar. Diep in de bloembuis van de crocus wordt overvloedig nectar afgescheiden daarvoor ziet men de bijen zoover mogelijk in die bloembuis binnendringen om de opstijgende nectar te kunnen bereiken.
Hetzelfde zag ik dit jaar bij het meelvoeren. De meelbak werd 1 Maart neergezet en onmiddellijk kwamen de bijen het meel weghalen, met 4 tot 6 kwamen wit bestoven bijen op de vliegplank aan (het volk was alleen op suiker overwinterd en had daardoor schreeuwend gebrek aan pollen). Zoodra er genoeg bloemen waren verminderde het bezoek aan de meelbak. In het Arboretum komt een mann. vogellijm voor, die eind Februari bloeide (de manl. bloemen geven veel, de vr. bloemen weinig nectar).Het handige boekje van Prof. Ewert, Die Nectarien 1932 is daarvoor voor mij de vraagbaak, daarin kan men altijd vinden of een bloem al of niet nectar geeft.
L. J. VAN RHIJN.
* * *
* *
*

De Dotterbloem.


De Dotterbloem (Caltha Palustrio) behoort tot dezelfde familie als de boterbloem (ranunculacaeën) en wordt dan ook wel in den volksmond : groote boterbloem genoemd. In 't voorjaar omstreeks April-Mei ziet men de kinderen bijna overal met bosjes afgeplukte Dotterbloemen naar huis gaan om moeder te verrassen, en deze zet ze in een glas met water waar ze lang goed blijven — want juist in 't water zijn ze in haar element — 't zijn zeer schoone groote dooiergele bloemen en 't blinkende blad verhoogt hare waarde. Men vindt ze steeds zooals 't woord palustrus zegt in moerassen, langs slooten en beken en zij kunnen daar bij duizendtallen voorkomen. Na den bloei komt een koker welke de zaadjes bevat en die door uitspoeling van den regen in 't water vallen en zoodoende weer voor de verspreiding zorgen. De bloemen worden bij gunstig weer flink door de bijen bevlogen, en bevatten veel stuifmeel en tamelijk honing doch ze zijn vergiftig. (Heukels noemt ze iets vergiftig Red) Ook veredeld in onze tuinen. En nu het volgende: In 't groentje van October 1932 bladz. 231 vinden we een aardig artikel ingezonden door den Heer L. J. van Rhijn over "Meiziekte". Daar staat geschreven: Dr. Maurico onderzocht deze doode bijen en vond in het darmkanaal veel opgehoopt stuifmeel van de Dotterbloem. Met zekerheid kon niet worden aangetoond, dat dit de oorzaak der ziekte was, wel was het imkers opgevallen, dat zoodra de kersen gingen bloeien, de bijen de Dotterbloem niet meer bezochten en de meiziekte ophield. (Wist deze Dr. Maurico wel dat de Dotterbloem vergiftig was ?) Dit laatste vooral staafde mijne waarneming welke ik deed, toen de bijen na de Rhododendrons de Weigelia's bevlogen en de ziekte ook ophield. Maandschrift April-nummer 1932, bladz. 82.
Hoensbroek,
C. DEJONG.
* * *
* *
*

De Blauwe Bloem.


De blauwe Korenbloem, "centaurea cyanus" in verkorten imkersterm "de blauwe bloem" genaamd, is eene drachtplant van onschatbare waarde, voor ons gewest. De steuntarwewet onzer regeering heeft den graanverbouw enorm doen toenemen en nooit van te voren zagen wij zooveel blauwe bloemen als van dit jaar ('32), (uitbreiding bijenweide). Daar waar linde en klaver ontbreken vormt zij thans de hoofdschotel der zomerdracht. De blauw-groene pikante honing is voor den fijnproever eene niet te versmaden delicatesse.

In 't najaar worden bij het zaaien van het zgn. wintergraan onwillekeurig de zaadjes mee aan den bodem toevertrouwd. Zij groeien op tot kleine plantjes en overwinteren zoo zonder te bevriezen tusschen het nog sprieterige graan. In 't voorjaar groeien zij verder om in half Juni ongeveer te bloeien. De bloei duurt ongeveer drie a vier weken. Is er dan voldoende warmte dan blijft de honinggave niet uit. De bloei van het in 't voorjaar gezaaide zaad valt gewoonlijk veertien dagen later. Ook gebeurt het veel dat het blauwbloemzaad, hetwelk bij den graanoogst op de aarde valt, 't zelfde jaar nog wel tot bloei komt, tegen September, October. Een enkele mooie dag worden ze dan nog wel bevlogen, maar meestal is het te koud. Ook is 't aardig om zelf wat blauwe bloemen te zaaien op een braak liggend hoekje in den tuin of op het land. Men kan ze zeer dicht zaaien. "Hier geen vleugelbeschadiging bij het bevliegen". Tenslotte is de blauwe bloem ook nog een goedkoop siersel voor de huiskamer, een bosje in een blauw Keulsch potje is maar wat leuk, wij behoeven daarvoor de meer duurdere cyanussoorten niet.
Hoensbroek,
C. DEJONG.
-----------