(Vragen te richten aan dhr. A. Oonk, Warnsveld)


Vraag 135.
Wanneer er in den tijd, dat de heide bloeit 's nachts een onweer, dat met vele weerlichten gepaard gaat over de heide trekt, is dan dat onweer en weerlichten van invloed op den bloei van de heide?
J.R. te H. (O.).
Antwoord: Bij vele imkers heerscht werkelijk de meening, dat veel weerlicht in de verte zonder donder en zonder neerslag schadelijk zou werken op de nektar-afscheiding der heide en deze geheel zou kunnen doen ophouden. Als echter een onweer direct met gelijktijdigen regenval over de heide trekt, dan zou de nektar-afscheiding hiervan geen nadeeligen invloed ondervinden, tenminste als de noodige voorwaarden van het honingen aanwezig zijn, als voldoende warmte, bodemvochtigheid en niet te koude nachten.
Op de heidebloemen, die nog gesloten zijn, zou het weerlichten geen invloed schijnen te hebben, zoodat deze, als zij open gaan, wel nektar kunnen geven. Treedt echter het weerlichten op tijdens den hoofdbloei der heide, dus ca. 25 Aug., dan zou het honinggewin als geëindigd kunnen worden beschouwd.
Er is al veel over dit onderwerp geschreven en telkenjare wordt vooral door oude imkers er weer over gesproken. Ik geloof echter, dat het weerlichten niet veel invloed op de nektarafscheiding zal uitoefenen, mits het warme weer blijft aanhouden en de bodem niet al te droog is. Doch in den regel treedt na weerlicht afkoeling in en juist die afkoeling doet de nektarafscheiding verminderen of ophouden. Als het gunstige, warme weer blijft voortduren, dan mag er rustig een warme onweersbui tusschendoor vallen, die heusch aan de nektarafscheiding niet veel afbreuk zal berokkenen. Tijdelijk mag door die bui een vermindering in de honingafscheiding intreden, doch deze zal zich spoedig weer herstellen en wellicht door die bui bevorderd worden, als het warme weer maar aanhoudt, dat is hoofdvoorwaarde.
Als de hei goed zal honingen, dan moet vóór den bloei flink wat regen gevallen zijn, waardoor de plant tot een goede ontwikkeling kan komen. Een vrij hooge temperatuur van 23—27° C, weinig wind en niet al te brandende zon, zoele dauwnachten, zoodat men in den vroegen ochtend blauw door de boomen, of over de velden kijkt, zijn het meest geschikt voor een goede nektarafscheiding. Is de temperatuur b.v. op 24 Aug. 18º C, op 25 Aug. 21° C, op 26 Aug. 23° C, op 27 Aug. 26° C, op 28 Aug. 28° C, dus een middagtemperatuur, die elken dag wat hooger ligt, dan zal ook de nektarinbreng dagelijks grooter worden, als wij in het midden der hoofddracht zijn. Daalt de temperatuur den volgenden middag tot 23° C, dan zal de honingafscheiding geringer zijn, dan op den vorigen dag. Komt na groote hitte een afkoeling, dan gaat de verdere nektarafscheiding niet zoo vlot meer, dan dat de temperatuur meer gelijkmatig zonder groote schommelingen b.v. om de 23° C. gebleven zou zijn. De bloemen zijn dan reeds geruimen tijd aan een matige temperatuur gewoon geraakt, waarbij de nektarafscheiding begonnen is.
Hooge temperatuur van 30° C. of meer en met helderen hemel ziet de imker niet gaarne, omdat dan de hei door de felle hitte teveel heeft te lijden. Dit betreft vooral de hooge zandhei, de lage veenhei zal hiervan minder hinder hebben, omdat de laatste in zeer vochthoudenden grond wortelt.
Bij een goed honinggewin dient het weer dus bestendig te zijn met wat hooge bewolking, als kleine en groote schaapjeswolken (Cirro- en Alto Cumulus). Als men die wolken ziet, is het vaak ideaal weer voor een flinke honingafscheiding. Bij een al te snel wisselende weersgesteldheid, schommelt de temperatuur te sterk, waardoor ook de nektarafscheiding te wisselvallig wordt. De windrichting heeft niet altijd invloed op het gewin. Een N.W.wind kan warm weer geven, als hij zijn oorsprong uit het Zuiden heeft. Dit is mogelijk, als de wind in Ierland Zuid is, dan in Schotland West wordt en hier te lande uit het N.W. waait. In dit geval is de N.W.wind van Zuidelijken oorsprong, hetgeen in de meeste gevallen vooraf aan de heerschende temperatuur reeds te bemerken is. Een N.W.wind, die uit het hooge Noorden afstamt, is aanmerkelijk schraler. Augustus is zeer vaak een regenmaand, waarbij herhaaldelijk groote veranderingen in het weer optreden en dikwijls onweersverschijnselen, na afloop van een mooi-weer periode, voorafgaan aan een regentijdperk, dat dan in den regel eenigen tijd de overhand heeft. Vandaar zal het weerlichten tijdens den bloei der hei wel slecht bij de imkers zijn aangeschreven, omdat men in vroegere jaren, toen de vaste bouw nog overheerschend was, het juist van de hei moest hebben en het gewin hierop mislukte nogal eens.
Verder is het geheim van de hei zeer sterke volken te hebben. Deze zullen ook in magere jaren, als er slechts een gering aantal drachtdagen op de hei voorkomen, het meeste succes geven.

Vraag 136.
Ik zit hier in een streek met vroege dracht, wilg, lijsterbes, kastanje enz. Dan een poosje niets en dan linde en klaver. Daarna is de dracht afgeloopen. Welke soort kasten zoudt U mij aanraden om mede te imkeren, Zander-, Gerstung- of Simplexkasten?
W. J. M. te K.
Antwoord: Het is niet gemakkelijk te zeggen met welke kast U het meeste succes zult hebben. Een ieder, die met een zeker soort kast imkert, zegt in den regel: "mijn systeem is het beste", omreden zoo iemand, die geruimen tijd met een dergelijke kast heeft omgegaan, na zekeren tijd met de behandeling ervan eenige handigheid heeft verkregen. Moet hij nu met een ander model werken, dat gaat hem dat in het begin minder handig af en zegt hij al spoedig, dat dit soort minder vlug te bewerken is. Wilt U een oordeel over deze drie soorten kasten kunnen vellen, dan zult U er eerst enkele jaren mee geïmkerd moeten hebben.
Als ik de kastsystemen, welke in Nederland gebruikt worden, beschouw, dan zou ik zeggen neemt de Simplex, omdat dit de meest gebruikte en gangbaarste kast in ons land is. De handel vraagt naar uniformiteit en omdat deze soort kast veel gebruikt wordt, is de raammaat courant en gemakkelijk verhandelbaar, hetgeen niet gezegd kan worden van Zander- en Gerstungkasten, omdat deze hier te lande veel minder in gebruik zijn. En in de Simplexkast imkert men nog zoo slecht niet, als men maar zorgt een massa bijen in zoo'n kast te hebben en daaraan ontbreekt het bij de meeste imkers zeer dikwijls. Tijdens een drachtperiode moeten er vliegbijen .... vliegbijen .... en nog eens vliegbijen zijn en daarop moet de behandeling van het volk door den imker vóór de hoofddracht begint, minstens zes weken van tevoren, ingesteld worden.
Daar bij U voorjaarsdracht is en later linde en klaver, kunt U rustig met de Simplex gaan werken. Als de lindedracht afgeloopen is en U reist niet naar de hei, dan is het gewenscht in de tweede helft van Aug. of begin Sept. wat speculatief te gaan voeren. De koningin zal dan nog veel eitjes leggen en U zult met veel jonge bijen den winter ingaan. In de tweede Sept.-helft kunt U dan met de groote najaarsvoedering beginnen en deze in den aanvang van Oct. beëindigen.

Vraag 137.
Mijn kasten staan op het Z.O. Vlak achter de kasten ligt een steeg, waardoor 's winters tweemaal per dag een melklorrie met bussen trekt, hetgeen een helsch lawaai maakt, Voor de rest van den tijd staan ze volmaakt rustig. Van het woonhuis heb ik er het volle gezicht op. Wat dunkt U, zou die melkwagen schadelijke gevolgen voor de bijen kunnen hebben? Zoo ja, dan ben ik van plan alles te verplaatsen.
H. J. M. H. te K.
Antwoord: Het lawaai, dat de melklorrie maakt, zal voor de bijen niet hinderlijk zijn. Het gaat er alleen maar om, of de stal bij het rijden van die melklorrie gaat trillen. Is dit het geval en is de trilling vrij sterk, dan zal het wenschelijk zijn, de bijen te verplaatsen. Hebt U geen hinder van trillingen, dan kunt U de volken rustig op de oude standplaats laten staan.

Vraag 138.
Als ik de bijen verplaatsen moet, dan wilde ik op een afgesloten terrein op ca. 100 M. afstand een stal bouwen. Hoe en wanneer moet ik nu de kasten verplaatsen? Wat is er aan te doen, dat ik zoo min mogelijk of heelemaal geen bijen kwijtraak?
H. J. M. H. te K.
Antwoord: Als U de bijen ca. 100 Meter verplaatsen moet, dan is de eenigste en zekerste weg om zoo weinig mogelijk, of heelemaal geen bijen te verliezen, om Uw volken tegen den avond of vroegen morgen een half uur van huis te brengen en de bijen dan na een maand weer op te halen en op de nieuwe standplaats te zetten.

Vraag 139.
Ik wil eind Oct. twee volken uit kasten opruimen. Is het dan aan te raden de broedkamers met bijen en broed, ontdaan van de koningin bovenop de broedkamers van andere volken te plaatsen en 't volgende voorjaar zoo met twee op elkaar staande broedkamers door te werken ter verkrijging van groote volken en dan bij dracht de honingkamer op te plaatsen?
M. B. te B.
Antwoord: Als ik die twee volken uit kasten wilde opruimen, zou ik dit in April doen, omdat U dan veel meer bijen en broed hebt, dan in het laatst van October. In dit geval kunt U twee zeer sterke volken krijgen. Als U deze handelwijze in April toepast, zou ik een rooster tusschen de beide broedkamers leggen en dan na een week de bovenste bak op moerdoppen nazien en deze wegbreken. Bij goed gewin zoudt U een honingkamer op de twee broedkamers kunnen plaatsen, of, wat nog beter is tusschen de beide broedkamers in. Doch in dit geval zal de raat wat bruiner worden uitgebouwd, dan wanneer U de honingkamer bovenop plaatst. Mocht U de vereeniging der volken niet tot het voorjaar kunnen uitstellen, dan kunt U haar ook in Oct. toepassen, doch dan bij voorkeur half Oct., vóórdat de winterrust ingaat. U kunt dan eerst een rooster tusschen de beide broedkamers leggen. U plaatst dan de broedkamer bovenop, doch als het broed uitgeloopen is, zou het aanbeveling verdienen om de toegevoegde broedkamer beneden te plaatsen en de bevolkte bovenop, omdat de bijen dan warmer overwinteren.
Als U een rooster tusschen de broedkamers legt, vereenigen de volken zich zelf en behoeft U de bijen niet met suikerwater te bevochtigen. Na eenige dagen kunt U den rooster verwijderen, als U de behandeling in Oct. toepast.
A. OONK.