Wenken voor beginnende kastimkers.


October is voor onze bijen de maand, waarin de overgang van de activiteit van den zomer naar de rust van den winter plaats vindt.

Op zonnige dagen vliegen ze nog vrij druk uit en halen stuifmeel van de laatste herfstbloemen, terwijl men op koude dagen de vorming van den wintertros reeds kan waarnemen, vooral wanneer, zooals dit in de tweede helft der maand dikwijls voorkomt, nachtvorsten optreden.

De imker heeft daarom te zorgen, dat hij voor 15 October met de inwintering gereed is, d. w. z. dat voldoende voer tot half April aanwezig is en de kasten op de juiste wijze zijn afgedekt. Deze benoodigde hoeveelheid voer bedraagt voor een normaal volk circa 10 K.G., waarvan men de aanwezigheid kan schatten door aan te nemen, dat één vierkante decimeter verzegelde honig of suikeroplossing ½ K.G. weegt. Gedurende het voeren mag de volgorde der ramen in de broedkamer niet meer veranderd worden, daar hierdoor de juiste verhouding van den winterzit tot den voedselvoorraad kan worden verstoord; de bijen zullen namelijk in het midden van de broedkamer aan de vlieggatzijde een bolvormig gedeelte als winterverblijf reserveeren, waar ze geen voedsel opbergen. Op deze ledige gedeelten van de raten zal de bolvormige tros zich ophouden. Gedurende den winter verplaatst hij zich dan langzamerhand naar het achterste gedeelte van de kast en wel zoodanig, dat de buitenste bijen van den tros steeds met den voedselvoorraad in contact blijven.

Het verdient aanbeveling loodrecht op de lengterichting der ramen 3 à 4 latjes van circa 1 c.M. dikte onder de dekkleedjes te leggen, de bijen kunnen dan over de ramen heen van de eene straat in de andere komen, om het voedsel op de buitenste ramen te bereiken; een enkele keer komt het namelijk in strenge winters voor, dat een volk in het midden van de broedkamer verhongert, terwijl de zij-ramen nog voldoende voer bevatten. Dit was dan door de koude in het benedenste gedeelte van de kast onbereikbaar. Meestal zijn er echter voldoende loopgaten in de raten aanwezig om de straten onderling verbinding te geven.

Als afdekking gebruiken we een poreuze, dus niet luchtdicht afsluitende stof; zeer geschikte is een stevige kwaliteit jute, waarop de stroomat of meerdere andere dekkleedjes (gesneden van een oude wollen deken of vloerkleed) worden gelegd. Hierbij moeten we er voor zorgdragen, dat geen openingen of kieren openblijven. Er zou dan in de kast tocht en bijgevolg een koude, onrustige winterzit kunnen ontstaan. Tenslotte kunnen we nog een 5 of 6-tal oude kranten opengevouwen op de kast leggen, daar deze zeer veel vocht kunnen opnemen. In laaggelegen, zeer vochtige streken kan het noodig zijn, enkele ramen uit de kast te verwijderen en een scheidingsplank in te zetten, daar hier dikwijls in zeer ernstige mate schimmelvorming kan ontstaan.

Leege, uitgeslingerde en door de bijen drooggelikte ramen worden goed opgeborgen tot een volgend jaar, bij voorkeur in een luchtdicht sluitende kast of kist, die gedurende de wintermaanden enkele keeren kan worden uitgezwaveld om eventueel aanwezige wasmotten te dooden. Om geen wasmotten te lokken gaan we alle stukken raat (darrenwerk, uitgebroken oude ramen, enz.) verzamelen en knijpen deze voorloopig samen tot ballen, waarop de wasmotlarven geen vat hebben.

De vlieggaten van simplexkasten kunnen we over de volle breedte van de kast open laten; verkleinen in de breedte is geheel overbodig, wel hebben we te zorgen, dat de hoogte niet meer bedraagt dan 7 à 8 m.M., daar muizen gaarne een bijenkast tot verblijfplaats kiezen en er wel in willen nestelen, waarbij ze dan beduidende schade aan den ratenbouw kunnen toebrengen.
E. L.