(Vragen te richten aan dhr. A. Oonk, Warnsveld)


Vraag 140.
Op welke wijze bevolk ik een bevruchtingskastje op drie broedramen met een nazwerm ? J. B. te O.

Antwoord:
Als men den nazwerm daags in een korf geschept heeft, kan men hem 's avonds in het kastje overbrengen. Men kan voor dit doel een wan nemen, waarin men het kastje zet, nadat men er de 3 broedramen uitgenomen heeft, welke van vellen kunstraat zijn voorzien.
Nu neemt men den korf, waarin de nazwerm gehuisvest is, houdt den korf recht boven het kastje, dat dus van boven geheel open is, heft den korf met beide handen op en stoot hem vrij sterk op het kastje.
De bijen vallen voor het grootste deel in het kastje. Om de bijen, die voorbij het kastje vallen, bekommert men zich voorloopig niet. De bijen loopen intusschen binnen tegen de wanden van het kastje op.
Nu neemt men vlug de 3 broedramen, welke men in zijn nabijheid heeft gelegd en plaatst deze in het kastje terug, waarna dit van boven gesloten wordt. Thans komen de bijen aan de beurt, welke bij de behandeling buiten het kastje zijn gevallen.
Men kijkt toe, of zich hieronder ook de koningin bevindt, hetgeen in de meeste gevallen niet het geval is. Het vlieggat van het kastje wordt dan vóór de bijen geplaatst, die spoedig naar binnen trekken, ook al mocht de koningin zich hieronder bevinden, welke het kastje ook spoedig zal binnen treden.
Liefst geschiedt deze behandeling op de plaats, waar de schepkorf heeft gestaan en als men dan het kastje op de plek van den schepkorf zet, krijgt het kastje al de zwermbijen.
Zijn de bijen alle naar binnen getrokken, dan kan men, als het bijna donker is en dus alle bijen thuis zijn, het kastje op de bestemde plaats in den stal te zetten.

Vraag 141.
Met Uw antwoord op vragen no. 15 en 16 ben ik het niet geheel eens. Ik bevolk een bevruchtingskastje en constateer b.v. na 7 dagen, dat de moer legt, waarna ik nog 10 dagen, totaal dus 17 dagen na de bevolking moet wachten om aan het gedekselde broed te constateeren, dat dit werkbijenbroed is, d. w. z. ik heb een broedraampje voor mij met een cirkel van één d.M. straal gedekseld werkbijenbroed en daaromheen open broed in alle stadia en nu weet ik, dat mijn jonge moer in orde is. Dus 17 dagen na de bevolking neem ik mijn deugdelijke moer uit het kastje en gebruik haar elders.
Nu neem ik een onbevruchte moer in een kluisje enz., zoodat het kastje na een paar dagen weer in 't bezit is van een jonge, thans onbevruchte moer.
Gesteld nu, dat dezelfde kringloop weer begint; deze tweede moer in 7 dagen bevrucht wordt, waar zal zij dan leggen ? Het broed van de vorige moer zit haar dan in den weg. En gesteld, dat zij na 7 dagen legt, waar kan ik dan de grens zien tusschen haar broed en dat van de vorige moer?
Moet ik weer ca. 17 dagen wachten om aan het gedekseld werkbijenbroed van de tweede moer te zien, dat zij deugdelijk is? En als ik dan gedekseld werkbijenbroed zie, is dat dan niet van de vorige moer?
Het komt mij eenigszins bezwaarlijk voor (zie Uw antwoord op vraag 15) in één kastje achter elkaar 5 moeren te laten bevruchten en dan bij die 5 moeren op een deugdelijke wijze te controleeren, dat zij „moergoed" zijn.
Hoe moet ik de deugdelijkheid van de tweede bevruchte moer in het kastje constateeren? J. B. te O.

Antwoord:
U behoeft zich niet ongerust te maken, of de koningin „moergoed" is. De jonge bevruchte koningin wordt uit het kastje genomen, als de eierlage der eerste dagen goed blijkt te zijn, en dan in de groote kast overgebracht. Hierin kan men het „moergoed" zijn verder beoordeelen, omdat de groote kast na ongeveer een week wordt nagezien, of de koningin goed aan den leg is gegaan.
Men kan gerust zeggen, dat in 99 van de 100 gevallen de koningin „moergoed" is. Mocht er eens een koningin bij zijn, welke minder mooi gesloten broed heeft, dan kan men haar ten allen tijde door een andere verwisselen. Doch die kans is zóó gering, dat men deze gerust mag verwaarloozen.
Als men een bevruchte moer uit het kastje heeft genomen en een nieuwe onbevruchte ingevoerd, dan zijn de eitjes na 3 dagen larfjes geworden en na 9 dagen, van het leggen van het ei, gesloten broed.
Aan den stand van larven en gesloten broed kan men dus duideiijk beoordeelen, of de nieuw toegevoegde koningin bevrucht is, daar pas gelegde eitjes rechtop staan, op den 2den dag hellen zij en op den 3den dag liggen zij plat op den celbodem. Na 9 dagen van het leggen van het ei, is het broed gesloten. Er gaan altijd wel ca. 6 dagen overheen, voordat een nieuwe toegevoegde onbevruchtte koningin bevrucht is.
Er is altijd wel plaats om eitjes te kunnen afzetten, omdat men de eerste me niet al te lang in het kastje laat, omdat men er zooveel mogelijk in wil late bevruchten.

Vraag 142.
Verleden week heb ik 2 korven willen afnemen met salpeterlapj^ doch het ging niet. Zou ik de lapjes te slap gemaakt hebben?
J. S. te 't Z. (N.H.).

Antwoord:
U kunt zelf wel salpeterlappen maken, als U salpeter in Iauwwar:: water oplost. Deze oplossing moet echter flink verzadigd zijn. Men doopt hieri: wat katoenen-, linnen- of jutelappen, welke men in de zon, of het fornuis kar drogen. Zij moeten goed droog zijn, alvorens zij kunnen worden aangestoken Mocht U bezwaar hebben om salpeterlappen te maken, dan kunt U ze bestelie: aan Uw leverancier in imkersartikelen. Mogelijk is, dat ge Uw lappen te kleir: hebt genomen en deze wat grooter hadden moeten zijn, hetgeen U na eenigc ervaring wel zult leeren. Lees ook het antwoord, dat ik op vraag 51 heb gegeven

Vraag 143.
Gedurende het geheele jaar sukkel ik met moerloosheid. Bij enkele kasten is mij gebleken, dat eitjes 2, 3, 4 en meer in één cel liggen, of verspreid op de raten voorkomen. Bij sommige volken heb ik nieuwe moeren ingebrachr
zelfs één bij de Meza besteld. Het resultaat was slecht, nog eitjes leggen bij bosjes, de ingebrachte koningin dood, enz.
Nu heb ik weer 3 volken zonder broed. Volgens mijn meening moet thans (23 Aug). broed aangezet worden om te overwinteren, maar ik bespeur niets. Een volk heeft weer eitjes onregelmatig gelegd. Kunt U mij niet inlichten, hoe ik moet handelen om van dien lait af te komen? Ik heb nog een koningin in reserve. Is het U soms bekend, of dit jaar veel moerloosheid voorkomt?
H. J. M. van W. te O.

Antwoord:
Als er 3, 4 en meer eitjes in één cel voorkomen bij voldoende ruimte, is dit een teeken, dat er geen koningin in het volk is, doch een eierleggende werkbij. De eitjes liggen dan meestal zeer onregelmatig in de cel. Dit is altijd een lastig geval. Brengt U in zoo'n volk een bevruchte moer, dan wordt deze door de bijen in den regel niet aangenomen, doch gedood. Is het volk nog sterk, dan veegt U alle bijen van de ramen op eenigen afstand vóór de kast en hangt de mooie raten weer in de kast terug, doch houdt de slechte eruit. De bijen vliegen nu weer in de kast terug zonder de eierleggende werkbij. Men kan nu een bevruchte moer in een kluisje tusschen de ramen leggen en haar na 24 uur loslaten, als de bijen haar goedgunstig gezind zijn.
Is het volk echter vrij veel verzwakt, dan is het raadzamer de bijen buiten de kast van de ramen te schudden, de kast weg te nemen en de bijen bij naburige volken te laten inbedelen.
De drie volken, die op 23 Aug. geen broed hadden, moet U eenige dagen wat voedsel toedienen, liefst verdunden honing en dan na een dag of 5 controleeren, of U eitjes aantreft. In de meeste gevallen zal, als er een koningin aanwezig is, deze wel eitjes hebben afgezet en, als zij regelmatig heeft gelegd is de zaak in orde. Vindt U geen eitjes, dan kijkt U de ramen nog eens stuk voor stuk zeer nauwkeurig na. Ziet U nu geen koningin, dan kunt U er wel op rekenen, dat de kast moerloos is.
Voor zoover mij bekend, is dit jaar weinig moerloosheid voorgekomen. Ik had er althans geen hinder van.
Als er aan Uw huis, of dicht in de buurt veel zwaluwen worden uitgebroed, geeft men deze vogels nog wel eens de schuld, dat zij jonge koninginnen tijdens de bruidsvlucht zouden wegpikken.
Nu komt het wel meer voor op een bijenstand, dat eraf en toe een volk moerloos wordt, doch dit mag toch geen groote vormen aannemen, tenminste, als men met niet al te oude koninginnen werkt. Met één- en tweejarige koninginnen mag de moerloosheid niet veel voorkomen.
A. OONK.

Vraag.
Op de heide in de staatsbosschen zag ik een bos witte struikheide. Vele imkers er naar gevraagd doch ze hadden zulke heide nog nooit gezien. Is dit iets bizonders? A. B. te V. (Dr.)
Antwoord:
Witte struikheide komt inderdaad zeldzaam voor.
RED.