(Vragen te richten aan dhr. A. Oonk, Warnsveld)


Vraag 144.
In ons MaandschrifUwordt nogal reclame gemaakt met de Krainer-Alpenbijen (vertegenwoordiger W. H. v. d. Broek te Soesterberg) en met Goudbijen (vertegenwoordiger Heidebloempje te Eerbeek). Is U niets bekend van bijzondere voordeden dezer beide rassen, die voor ons land kunnen^genoemd.[worden?,
J. C. de H. te A. (Z.).

Antwoord: Daar ik zelf geen Krainerbijen heb en dus niet over de bijzondere voordeden van dit ras kan oordeelen, heb ik te bevoegder plaatse geïnformeerd en schreef dhr. v. d. Broek mij het volgende:
„De bijzondere voordeelen der Krainerbij, vooral wat de koningin betreft, vind ik de buitengewone vruchtbaarheid der moer. Deze begint meestal iets later in het voorjaar eitjes af te zetten, maar streeft dan zeer vlug onze inheemsche koninginnen voorbij. De Kr.koningin is zeer vruchtbaar. Ik heb echter nog niet onderzocht, of zij meer dan 3 jaar mee kan gaan. Indertijd heb ik een koningin 7 jaar in gebruik gehad, die het laatste jaar nog tegen een'jonge koningin op kon ; dit was in den tijd, dat ik de Krainer nog niet kende. Wat de bijen zelf betreft, valt steeds haar zachtmoedigheid op, alsmede haar verzamelijver en arbeidslust.

Het is mij en ook anderen, die mijn stand bezochten, opgevallen, dat de Krainer 's morgens eerder en 's avonds later vlogen, dan de andere bijen op mijn stand. Nu kan ik dat echter niet meer vaststellen, daar al mijn 30 volken thans Krainer-of Kr.nateelt-moeren hebben. Steeds melden echter imkers, die thans ook Kr. hebben mij hetzelfde. Zwermlustig, zooals wel eens beweerd wordt, zijn de Kr. niet in onze Nederlandsche bijenwoningen, wel echter in de Kr.kasten, die slechts 16 c.M. hoog, 30 c.M. breed en 70 c.M. lang zijn. In dat lage kastje zwermen zij spoedig en ontwikkelen zij zich uitstekend door de gelijkmatige broednesttempe-ratuur, die in dat kastje heerscht. De typische kleur der Kr.bij valt steeds op n.1. uitsluitend geelgrijze achterlijfsringen, die men echter niet bij de koningin of darren terug vindt".

Tot zoover dhr. v. d. Broek. Ik wensch nog een kleine opmerking hieraan toe te voegen. Een koningin van 7 jaar komt mij wel wat hoog voor. Als men aan een koningin geen herkenningsteeken heeft gemaakt, is het zeer goed mogelijk, dat zij één of meermalen stil is omgewisseld, zonder dat men hiervan iets heeft bemerkt. Dit gebeurt vaker en is mij ook wel overkomen. Ik heb n.1 een volk, dat in 5 jaar niet gezwermd heeft, doch daar ik de koningin geknipt had, liep er na 2 jaar een ongeknipte koningin in en was dit volk stil omgewisseld. Dit heeft het in die 5 jaar nu tweemaal gedaan. Ik wil er dit mee zeggen, dat de ouderdom eener koniningin dan alleen zuiver bepaald kan worden, als aan de koningin een zeker herkenningsteeken aangebracht is. (Dit was hier inderdaad het geval, Red.).
Op de Goudbijen hoop ik in het Dec.-nummer terug te komen, daar mij hieromtrent nadere gegevens uit eersten bron zijn toegezegd.

Vraag 145.
Ik heb een paar beste voorzwermen verkocht in Juni. Wat is zoo ongeveer de prijs?
H. B. te B. BI. (N.H.).

Antwoord: De prijs hangt af van de grootte van den zwerm. Is het een goede korfvoorzwerm, dan zal de prijs ongeveer ƒ 2 à ƒ 3.- bedragen. Een goede kast-voorzwerm, die in den regel aanmerkelijk grooter is, zal ƒ 4.- à ƒ 5.- moeten opbrengen.

Vraag 146.
Mijn bedrijf is fruitkweekerij (klein 2 H.A.) en heb ook bijen hoofdzakelijk voor de bestuiving (vruchtzetting fruit). Ik heb 9 volken, alle in W B.C. kasten en kan elke kast verdubbelen. Zij kan 2X1 broedkamer en 2X1 honingkamer bevatten met Separator er tusschen.
Welke is voor mij de aangewezen weg, hoe moet ik werken met mijn bijen om hiervan het meeste profijt te trekken, wat bestuiving, zoowel als honingoogst betreft.
Dus vroeg in het voorjaar moet ik sterke volken hebben, waarom ik dan ook van begin Aug. af, af en toe geregeld ga bijvoeren.
Wij hebben hier vroege dracht, kruisbessen, roode bessen, peren, pruimen, framboos en dan in mijne omgeving paardenblocm, koolzaad, later mosterd. Daarna beteekent het gewin niet veel meer, tenminste niet om extra honing op te leggen. Na 1 Aug. is hier niets meer voor de bijen te winnen, dan moet men bijvoeren, als men den honing heeft afgehaald.
Doel is dus sterke volken om veel te bereiken voor de bestuiving en verder veel honing te oogsten. Heb geen tijd om de zwermen af te wachten, ook al omdat de kasten door den geheelen tuin verspreid staan.
H. B. te B. BI. (N.H.).

Antwoord: Om vroeg in het voorjaar een groot aantal bijen te hebben, moet U in Aug., als het gewin afgeloopen is en U de hei niet bezoekt, beginnen te voeren. Uw werkwijze voor Aug. is dus goed. In de tweede helft van Sept. begint de groote najaarsvoedering om de volken op het gewenschte gewicht te brengen.
Daar U een vroege voorjaarsdracht hebt, komen bij gunstig weer de bijen spoedig tot ontwikkeling. Het voordeeligst zal dan zijn de omhangmethode toe te passen. Omdat bij U hoofdzakelijk fruit, paardenbJoem, koolzaad en mosterd voorkomen, welke veel honing kunnen geven, doch welke zich niet voor het winnen van raathoning leenen, omdat deze honingsoorten spoedig versuikeren, is U op slingerhoning aangewezen.
Komt er behoorlijk gewin, dan plaatst U een broedkamer met heele vellen kunstraat bovenop Uw onderste broedkamer, doch eerst dan, als deze broedkamer flink met bijen is bezet. Is de koningin na eenigen tijd boven in de nieuwe broedkamer aan het leggen gegaan, dan plaatst U deze broedkamer onder en de oude boven met een rooster er tusschen. Goed toezien of de koningin in de nieuwe broedbak aanwezig is! Op deze wijze kunt U het zwermen een heelen tijd verschuiven, in sommige jaren geheel verhinderen. Daar U geen tijd hebt om de
zwermen af te wachten, is voor U de aangewezen weg om de koningin bij de voorjaarsinspectie te knippen, of tegen den zwermtijd een „Alley's trap" voor Uw kasten aan te brengen. Uw vooi zwermen kunnen dan niet wegvliegen.

Vraag 147.
Heb één kast, op bodem broedkamer met vlieger (oudste koningin geboren in 1931), dan separator, daarop broedkamer met tnoederstok met jonge koningin. Op 2 Juli hadden zij (beide volken) ieder in 5 ramen broed. Volken vereenigen, oude moer wegnemen en wanneer dit te doen?
H. B. te B. BI. (N.H.)

Antwoord: Daar in Uw streek in den loop van Juli toch niet veel meer te halen is en de dracht na 1 Aug. geheel ophoudt, zoudt U de volken begin Aug. kunnen vereenigen, na de oude moer te hebben uitgevangeu en den volken denzelfden reuk te hebben gegeven. De beide afzonderlijke volken kunnen dan van Juli-Aug. nog wat eieren afzetten, van welke bijen komen, waaraan U het volgende voorjaar iets hebt.

Vraag 148.
Ik laat van mijn kasten den voorzwerm afkomen, neem de koningin weg en laat het volk er weer opvliegen, De tweede zwerm wordt geschept, opgedoekt en op een koele plaats neergelegd, 's Avonds neem ik het afgezwermde volk onder handen, haal één voor één de raampjes er uit, schud deze af in een ledigen korf, verwijder alle doppen en darrenbroed en hang ze in een ledigen kist, welke naast mij staat. Daarna wordt de kast grondig schoongemaakt, verwissel oude raten met kunstraat en hang vervolgens de raampjes weer in de kast terug met aan de zijwanden één raampje met tippen kunstraat. Dan laat ik het afgeschudde volk er weer oploopen, leg er een reisraam op (voor afkoelen) en wacht den morgen af. De zwerm wordt den volgenden morgen (niet te laat) er van boven opgedaan, de kast wordt toegedekt en de behandeling is afgeloopen.
En al is met deze behandeling het zwermen niet bezworen, toch bereikt men een zwermtraagheid. Hoe denkt U over deze behandeling?
S. p. a. R. L. W. S. te E. (Dr.).

Antwoord: Er zijn verschillende zwermverhinderingsmethoden, zoo ook de Uwe. Met enkele volken is Uwe methode wel te doen, doch als men vrij veel kasten te behandelen heeft is zij te omslachtig, omdat zij nogal tijd in be-lag neemt met het oppassen der zwermen, scheppen, er weer op laten loopen, enz. enz.

Vraag 149.
Ik moet een korf en een kast over een afstand van ongeveer 20 M. verplaatsen. Hoe kan ik dat nu het beste doen, daar het nu nog vóór den winter moet gebeuren? Als het een normaal geval is, wanneer is dan de geschikste tijd om kasten te verplaatsen?
M. B. te H. (Z).

Antwoord: De beste tijd om de bijen te verplaatsen, is in den winter, a's zij gedurende langen tijd niet hebben gevlogen. Men maakt de oude plaats onherkenbaar.
In den tijd, dat de bijen geregeld vliegen, is verplaatsing ook mogelijk, doch dan over kleine afstanden en 's morgens, vóór de vlucht begint.
Moeten de bijen 20 Meter naar rechts of links worden verplaatst, dan kan men de volken dagelijks b.v. een 5-tal c M. naar rechts of links schuiven. Bij verplaatsing naar achter, of voren, kunnen de afstanden wat grooter worden genomen.
De beste manier is echter de volken ca. 3 weken op een half uur afstand van huis te brengen en na een week of drie weer terug te halen.
(Zie ook vraag 10 Jrg. 1932, blz. 58).

Vraag 150.
Ik gebruik als afdekking van mijn kast een houten deksel. Dit is een plank, voorzien van een vierkant gaatje, dat afgedekt wordt door een stukje glas in de opening om te voeren. Dan is er een rand onder van ca. 2 c.M. hoogte, welke aansluit met den binnenbak, zoodat de bijen vrij over den bovenkant der ramen kunnen loopen. Nu is mijn vraag, laat dat deksel genoeg lucht door, wat ik betwijfel, daar iedere opening met voorwas volgesmeerd is. Is er misschien een betere afdekking, zoo ja, welke?
M. B. te H. (Z.).

Antwoord: De beste afdekking in den winter is de stroomat. Men kan er een houten rand om maken met een randje er onder, van 1 a 2 c.M. hoogte, zoodat de bijen ongehinderd over de raampjes kunnen loopen. De stroomat trekt gemakkelijk het vocht tot zich, dat met een plank niet het geval is.

Vraag 151.
Als men de boeken van Joh.A. Joustra en van ir. A Minderhoud heeft gelezen, welke boeken verdienen dan de meeste aanbeveling? Is er misschien ook een schriftelijke cursus om wat meer over de bijenteelt te leeren? Zoo ja, welke zijn de kosten hieraan verbonden? M. B. te H. (Z.).

Antwoord: Als men de boeken van Joh.A. Joustra en ir. A. Minderhoud heeft gelezen, kan men verder nog de volgende Nederlandsche werken en werkjes ter hand nemen, welke in de bibliotheek te Wageningen verkrijgbaar zijn (zie antwoord op vraag 57.) Dr. G.A. Ootmar „De wonderen van het Bijenvolk"; J. Pannekoek„De Bijenteelt" ; F. Sparenberg „Bijenhouder"; T.C. Hootsen „De Bijenteelt".

Verder staan in de Maandschriften voor bijenteelt verschillende belangrijke artikelen.
Voor zoover mij bekend, bestaan er geen schriftelijke cursussen over bijenteelt; wel kunnen de afdeelingen tegen een klein leergeld cursussen en verkorte cursussen in bijenteelt aanvragen, welke door de Regeering worden gesubsidiërd. Als U bij een afdeeling is aangesloten, zoudt U bij genoegzame deelname en geschikt lokaal een cursus kunnen aanvragen. Brengt dit bij het bestuur Uwer afdeeling maar eens ter sprake.
A. OONK.