JAAROVERZICHT 1932 Waarnemingsstation Warnsveld.


Januari had een temperatuur, welke 1.2" C boven de gemiddelde was. Over het algemeen was het weer zacht. De vorst, welke in hoofdzaak van 20—30 Jan. voorkwam, was meest licht. Sneeuw viel er niet. Op 5 dagen hielden de bijen zwakke uitvluchten. Het verbruik bedroeg 0.95 K.G.

Februari gaf tot den 6en nog zacht weer. Op den l0 de viel matige vorst in, welke tot 14 Febr. aanhield, zoodat de schaatsenrijders nog eenige dagen van het ijs konden genieten. Daarna verdween het ijs weer nagenoeg. In de laatste dagen der maand volgde een nieuwe koudeperiode met als laagste temperatuur — 7.6° C in den nacht van den 28sten. Er viel zeer weinig neerslag, slechts 8.4 m.M. De maandtemperatuur bleef 0.8° C onder de normale. Op 3 Febr. vlogen de bijen goed, terwijl er bovendien nog 2 zwakke vliegdagen voorkwamen. Tot een algemeene reinigingsvlucht kwam het echter nog niet. Het verbruik bedroeg 1.3 K.G.

Maart gaf tot den 27sten zeer droog weer met veel zon en vorst gedurende 24 nachten. De weilanden hadden er in den geheelen winter nog niet zóó dor uitgezien. De vochtigheid der lucht was zeer gering 66% tegen 77% normaal. Er kwamen reeds talrijke bosch- en heidebranden voor. Na 27 Maart sloeg het weer om. Zuidelijke tot westelijke winden kregen de overhand met regenbuien en zachter weer. De dorheid der weiden verdween; zij begonnen spoedig een groener aanzien te krijgen. Er viel 26.2 m.M. regen, waarvan 14.9 m.M. van 28 tot 31 Maart. De gemiddelde temperatuur was 2.2° C. te koud. De vlucht had over 't algemeen nog weinig te beteekenen. Op 27 Maart was er pas sprake van een algemeene reinigingsvlucht.' Maart telde 14 vliegdagen. waaronder één zeer goede, één goede en 12 zwakke. Op 14 Maart kwam het eerste stuifmeel binnen. De pollendracht had evenwel nog weinig te beteekenen. Het waarnemingsvolk ging echter 2.85 K.g. in gewicht terug. De ingetreden regenperiode op 28 Maart kwam aan de ontwikkeling der gewassen zeer ten goede, omdat sinds 8 Januari een langdurige droogte had geheerscht.

April bleef bijna de geheele maand nog te koel. Na den 27sten werden de middagtemperaturen aanmerkelijk hooger. Er viel veel regen, terwijl de bewolking zwaar was. Nachtvorst beperkte zich slechts tot enkele nachten. De gemiddelde temperatuur was 0.4° C. te laag. De uitvluchten der bijen hadden, tengevolge van dit koele weer, nog weinig te beteekenen. In de eerste drie weken van April was de vlucht zeer gering, daarna werd zij wat beter. Tot een zeer goede vlucht kwam het evenwel niet. De maand had 7 goede en 7 zwakke vliegdagen. Er was alleen wat pollendracht. Overdag was er nog geen toename. De ontwikkeling der volken was achterlijk en ging slechts langzaam vooruit. Op 30 April waren er nog zeer weinig drachtplanten, doch het natie weer in deze maand was gunstig voor de ontwikkeling der gewassen. Het verbruik was 4.6 K.G.

Mei bleef tot den 12en koel met weinig zonneschijn en meestal regenbuien. Van 13—22 Mei was het zonig weer, warm en groeizaam met vrij veel zon. Daarna werd het opnieuw koeler met zware bewolking en nu en dan regenbuien. De gemiddelde temperatuur was 0.1" C, te hoog; de neerslag was een weinig boven normaal. Van 1 —12 Mei was er nog niets voor de bijen te halen. De afname bedroeg in deze periode 1.55 K.g. Van 13—16 Mei was er goed gewin op paarden-bloemen en fruitboomen. Ook van 18—20 Mei was er nog eenige toename. Daarna werd er weinig meer gehaald. Van 13—19 Mei was de netto gewichtsvermeerdering 4.35 K.G.; de netto toename der geheele maand bedroeg 1.25 K.G. De toestand der volken was goed. In het begin der maand moest gevoerd worden, omdat de voorraden sterk slonken. In het midden van Mei kon op sommige volken de honingkamer worden geplaatst. Op 15 Mei waren er nog geen zwermplannen. Op 28 Mei vloog de eerste zwerm af tegen 23 Mei in 1931 De zwermtijd was door het gure voorjaar vertraagd. Tijdens het goede gewin na 12 Mei kwamen de koloniën eerst met recht flink tot ontwikkeling. Mei telde 26 vliegdagen, waarvan 8 zeer goed, 1 goed en 17 zwak. De grootste vermeerdering op één dag was 2.05 K.G. op 15 Mei.

Juni bracht van 1—9 meest koel weer met zware bewolking en enkele lichte buitjes. Van 10—17 Juni was het droog, zonnig en warm. Van 18—25 werd het opnieuw koeler met zwaardere bewolking en enkele lichte regenbuien. Daarop volgde weer warmte met onweer op 28 Juni. De gemiddelde temperatuur bleef 0.2° C. onder de normaalwaarde, terwijl de neerslag maar 28.5 m.M. bedroeg tegen 65.6 m.M. normaal. De maand gaf dertig vliegdagen; hiervan waren er twaalf zeer goed, 9 goed en 9 zwak. Van 1—10 Juni was het gewin van geen beteekenis (afname 1.65 K.G.) Op de acasia werd van 15—17 vrij goed gewonnen. De dracht kon over de geheele maand hoogstens matig worden genoemd (netto toename 5 K.G.). Grootste toename op één dag 1.4 K.G. op 17 Juni. Op 5 dagen werd 1 K.G. of daarboven gewonnen. De drukste zwermtijd viel tusschen 5 en 15 Juni. Deze verliep gunstig. In de honingkamers werd vrij goed gebouwd daar het gewin, hoewel niet sterk, toch aanhoudend was (21 drachtdagen). De jonge koninginnen werden tijdig bevrucht, zoodat in het laatst van Juni de meesie volken weer in het bezit eener jonge bevruchte moer waren.

Juli had in de eerste helft warm en gunstig weer met af en toe enkele regen- of onweersbuien en vrij veel zonneschijn. In de tweede helft werd het koeler en regenachtiger met zware bewolking, uitgezonderd op 30 en 31 Juli, welke warm en zonnig waren. De gemiddelde temperatuur was 1° C. boven normaal- De neerslag kwam bijna met de gemiddelde hoeveelheid overeen. De maand had 30 vliegdagen, waaronder 11 zeer goede, 12 goede en 7 zwakke. Gedurende de eerste twee weken was er meest sterke vlucht. Van 1 — 13 Juli was het gewin goed tot zeer goed (netto toename 9.25 K.G.) Ondanks mooi zomerweer was de dracht na 13 Juli eensklaps geëindigd en was er voortdurend afname. Op 7 dagen was er toename van 1 K.G. of meer met als grootste vermeerdering 2.05 K.G. op 8 Juli. De netto toename der maand gaf 5.7 K.G. aan. De koloniën waren door het goede gewin in den loop van Juli flink tot ontwikkeling gekomen en zaten mooi in het broed. In 't laatst van Juli werd er nog wat gevoerd voor de hei. Het bleek bij een bezoek aan de hei op 24 Juli, dat deze goed ontwikkeld was en ongeveer tegen den normalen tijd zal bloeien.

Augustus sloot zich van 1—7 nog aan bij het vrij koele en regenachtige weer met zware bewolking, dat in het midden van Juli een aanvang nam. Daarna werd het weer fraai en geleidelijk vaster met groote warmte op 19 en 20 Aug. (33.5" C. en 34° C). Gedurende 13 nachten stond de thermometer boven 15° C. Een onweersbui in den nacht van 26 op 27 Aug. bracht eindelijk een flinke hoeveelheid regen. (14.5 m.M.). Het mooie weer duurde tot in het laatst van Aug. voort, daarna werd het veranderlijker. De gemiddelde maandtemperatuur was zelfs 2.8" C. te hoog; de neerslag bedroeg 38.2 m.M. tegen 86.7 m.M. normaal. Van 7—26 Aug. viel er slechts 7.8 m.M. In jaren hadden wij niet zulk vast weer in Augustus gehad. Het waarnemingsvolk ging bij huis 1.4 K.G. in gewicht achteiuit. De overige bijenvolken waren op 10 Aug. naar de hei vervoerd. Op 17 Aug. was er op de hei, ondanks het allerfraaiste weer nog zoo goed als niet gewonnen. Het was ook nog wat te vroeg voor een ruim gewin, daar dit in normale jaren tusschen ca. 20 Aug. en 5

Sept. valt. Op 26 Aug. waren verschillende volken in de honingkamer aan het werk getogen. De hei had door de felle hitte op 19 en 20 Aug. nogal geleden en de droogte en warmte, welke reeds een tiental dagen daaraan voorafgegaan waren, hadden geen goed gedaan aan een verderen gunstigen bloei met ruime honing-afscheiding. De dracht was dan ook niet meer dan middelmatigjes te noemen en niettegenstaande een aaneenschakeling van een grocte reeks schitterende zomersche dagen moest men helaas aanschouwen, dat het gewin erg tegenviel, ondanks de mooie vooruitzichten in het begin van Augustus. De maand telde 31 vliegdagen, waarvan zelfs 20 zeer goed, 8 goede en maar 3 zwakke.
September gaf veranderlijk weer. Korte mooi- en slcchtweergebieden wisselden elkaar beurtelings af. Het weer was ondanks de vele regens niet ongunstig te noemen. De gemiddelde temperatuur was 1° C. boven normaal; de neerslag bedroeg ca. het dubbele van de normale hoeveelheid. Er waren 25 vliegdagen, waaronder 2 zeer goede, 15 goede en 8 zwakke. Een toename kwam niet voor. Er werden alleen pollen gehaald. De waarnemingskast liep 5.75 KG. in gewicht terug. In Sept. hebben de bijen op de hei weinig meer gewonnen. Midden Sept. werden de volken van de hei teruggehaald. De heioogst stond niet in verhouding tot het langdurige mooi weer en was hoogstens middelmatigjes te noemen.

October was zacht, doch zeer regenrijk en met een groot vochtgehalte der lucht 88% tegen 84% normaal. De gemiddelde temperatuur kwam met de normale overeen. De regenval was 125 % boven de normale maandsom. De maand leverde betrekkelijk weinig vliegdagen in totaal 16, waaronder maar 1 zeer goede, 4 goede en 11 zwakke. Na 12 Oct. werd er weinig meer gevlogen. De najaarsvoedering had in hoofdzaak van 1—10 Oct. plaats. Aan de volken, welke de hei bevlogen hadden, behoefde niet veel te worden bijgevoerd. De bijen haalden nog stuifmeel van de herik. Het waarnemingsvolk teerde van 11—31 Oct. 1.1 K.G. in.

November bracht zacht weer zonder vorstdagen van beteekenis. Af en toe vielen er lichte regenbuien. Over het algemeen was het weer voor het jaargetijde gunstig te noemen. De maand had nog 6 vliegdagen, waaronder 1 goede en 5 zwakke Het laatste stuifmeel kwam 6 Nov. binnen. Het verbruik was 1.25 K.G.

December was bestendig, overwegend zacht, droog en zonnig. De gemiddelde temperatuur was 0.7° C. boven normaal; de regenval bleef 70% onder de normaalwaarde. De maand was sinds 1890 niet zóó droog en zonnig geweest. Alleen van 7—13 Dec. vroor het een weinig. Z.O.-lijke en Z.lijke winden overheerschten met 63%. Als gavolg van dit mooie weer konden de bijen op zelfs 9 dagen uitvluchten houden. Hieronder waren 1 zeer goede, 2 goede en 6 zwakke vliegdagen. Sinds 1917 kwam in Dec. niet zulk een groot aantal vliegdagen voor. Het grootste aantal was tot dusver 4 in 1918 en 1930. Aan de zeer goede uitvlucht op 18 Dec. namen alle volken deel. Door dit groote aantal uitvluchten was de gewichtsvermindering zeer groot. Deze bedroeg 1.4 K.G. tegen 0.753 K.G. normaal over 16 jaren. De grootste afname was tot nu toe in Dec. 1.3 K.G. in 1927.
A. OONK.