DE BIJENWOLF

(PHILANTHUS TRIANGULUM).
Een weinig bekende bijenvijand, althans in ons land, heeft zich de vijandschap op den hals gehaald van velen onzer Limburgsche imkers en niet zonder reden. In de gruisduinen van Eijgelshoven voerde zij dit jaar den scepter en niet zoo'n klein beetje ook!

Wij Nederlandsche imkers weten heel weinig van dit boosaardig insect af en gelukkig, want waar zij optreedt wordt zij meer gevreesd dan de bijenpest of het vuilbroed en daarmede is toch ook waarlijk niet te spotten.
Dit jaar vernam ik voor het eerst het voorkomen van dit insect in Hengelo (Ov.) waar, ter gelegenheid van eene lezing, dhr. Nieuwenhuis (bekend door zijn automatische weegschaal) mij eenige gevangen exemplaren toonde. Er was na afloop der lezing geen tijd meer om wat over dit insect te vertellen en achteraf bezien spijt me dat zeer, vooral, omdat eenigen tijd later uit Zuid-Limburg ons onrustbarende berichten bereikten over de verwoestingen, die deze „Wolf" aanrichtte.

Een hoekje van de "Gruisduinen" te Eijgelshoven,
met ingangen van de nesten van de "Bijenwolf".




De bijenwolf is een graafwesp en onderscheidt zich in uiterlijk voor den oppervlakkigen onderzoeker weinig van de gewone wesp. Zij is wat slanker gebouwd iets geler van kleur. Haar kop is dikker zij heeft groote oogen en krachtige bijtorganen.
Zij overvalt de ijverig naar honig zoekende bij onverwachts en bliksemsnel en brengt haar tegelijkertijd den noodlottigen steek toe, waardoor haar prooi in een soort verdooving komt en waaruit zij nimmer meer zal ontwaken.

Het schijnt den honigbijtjes onmogelijk te zijn zich uit den vluggen greep te ontworstelen en een gevecht eindigt steeds met de nederlaag van de aangevallene.
Met haar vrij lange pooten houdt de wesp haar prooi vast en brengt haar naar haar „nest" een plm. 30 a 40 c.M. diepe gang, welke zij gegraven heeft in voor haar gunstige gelegenheden (bermen e.d.) Zij legt er een eitje bij en gaat vervolgens weer op bijenroof uit, opdat haar kindje het later niet aan voedsel zal ontbreken. 5 a 6 lamgestoken bijtjes worden in het duivenei groote nestje gebracht en zoodra het eitje tot larve geworden is, voedt deze zich met de aanwezige bijtjes.


Links de sporen van het werk der imkers, die getracht
hebben de nesten met schoppen uit te graven.




Doordat het bijtje niet „dood" gestoken is, doch slechts verlamd is, blijft het volkomen frisch en vormt het een uitstekend voedsel voor het larfje van de bijenwolf, dat na de gewone gedaanteverwisseling te hebben ondergaan, als volwassen insect het nest verlaat en eveneens de schrik der bijen en niet minder die van de imkers wordt.
Men zal zich afvragen hoe het mogelijk is, dat men zoo plotseling in ons land hoort van het in grooten getale, zij het plaatselijk, optreden van dezen geduchten vijand.

Bij de mijn „Laura" ligt heel wat kolengruis opgestapeld en vormt daar een berg. Deze nu verstrekt een zeer goede gelegenheid tot nestvorming, en van die gelegenheid is dit jaar buitengewoon goed gebruik gemaakt. Het aantal „nesten" is legio (zie de zwarte stippen op de foto, hoewel niet allen goed zichtbaar zijn) en als men weet, dat iedere bijenwolf een 50 à 60 eieren legt, dan eischt zij voor haar kroost niet minder van een goede 300 bijtjes.
Komen er in een bepaalde streek een 10000 van deze wespen voor, dan eischen die niet minder dan 3000000 bijen. Met dit getal voor oogen zal men eerst kunnen begrijpen hoe onze arme imkerkameraden den schrik om het hart is geslagen bij het vernemen van het optreden van dien vijand.

En het ergste is, dat de vernietiging van dit insect niet zoo heel gemakkelijk gaat. Zeker, er zijn middelen voor, nl. het vernietigen der nestgelegenheid, doch dit zal in de gruisduinen niet zoo eenvoudig gaan, hoewel de Directie van de mijn Laura zich bereid verklaard heeft (volgens krantenberichten) de gruisduinen om te zetten en daardoor de nesten te vernietigen. Hoofdzaak is echter nestgelegenheid te ontnemen en tevens de bijenwolvinnen weg te vangen, hetgeen op verschillende manieren mogelijk is. Het is in Augustus geboren larfje spint zich in en de volwassen bijenwolf verslaat in Mei of Juni haar woning, zoodat, indien de nesten thans niet vernietigd worden er kans bestaat, dat in den zwermtijd in 1934 weer millioenen bijen geslachtofferd worden.

In ons land, zeiden wij, hebben we weinig ervaring van dit insect. Onze Limburgers kunnen er nu helaas van medespreken. Hopen wij, dat vóórdat de wespen weer gaan vliegen, dus vóórdat zij hun vernietigend werk weer hervatten, die maatregelen zijn getroffen, dat deze wolvenplaag tot het verleden behoort.
JOH. A. JOUSTRA.

Naschrift. Een Haagsch imker, die zich interesseerde voor het stukje van dhr. de Jong in het vorig nummer wijst me op het feit, dat A.E. Brehm in zijn werk op twee plaatsen over de bijenwolf schrijft doch een ervan kever noemt. Op het oogenblik heb ik het werk van Brehm niet tot mijne beschikking, doch het komt me voor, dat in het eene geval de bijenwolf (Philanthus Triangulum) bedoeld wordt en in het andere geval de ook wel „bijenwolf" genoemde bijenkever Trichodes apiarius. Deze kever, die ook wel voor de bijen gevaarlijk genoemd wordt is donkerblauw van kleur met roode vlekken. Hij dringt de woning binnen en legt zijn eitjes in reten enz. De larve ervan is zeer vraatzuchtig, terwijl de kever evenals de bijenwolf bijen van de bloemen wegvangt. De bijenkever komt echter nog minder veelvuldig voor dan de bijenwolf, terwijl zijn arbeidsveld uitgestrekter of beter gezegd meeromvattend is. Hij is n.1. behalve op de honingbij op vele andere bijen- en wespen soort en aangewezen. Men kan dit mooie kevertje gewoonlijk vinden op compositen e.d.