KUNSTRAAT.


De kunstraat kan men verdeelen in de wijze van vervaardiging in:
1. gewalste,
2. geperste of gegoten kunstraat.
De gewalste wordt gemaakt door middel van walsen waarop celindrukken zijn aangebracht, welke precies in elkaar passen en die een bepaalde afstand (de dikte der kunstraat) van elkaar verwijderd zijn. Hiervoor worden eerst dunne wasplaten gemaakt welke daarna tusschen de walsen worden doorgedraaid.
De geperste of gegoten kunstraat wordt gemaakt met behulp van een pers- of gietvorm. Deze wordt vaak Rietsche pers genoemd omdat Rietsche de eerste en eenigste fabrikant hiervan was. In zoo'n pers wordt het was in vloeibaren toestand gegoten, dan snel dicht geslagen en nadat het was gestold is, de kunstraat er uit gehaald.

De grondstoffen welke voor kunstraat gebruikt worden, zijn zuivere bijenwas, somtijds vermengd met plantenwas, aardwas enz. De beste kunstraat is die, welke van zuivere bijenwas is vervaardigd. Deze wordt ook 't liefst door de bijen betrokken en uitgebouwd. (En het regelmatigst I Red.).
De kunstraat is dit jaar juist 75 jaar bekend. De uitvinder Johannes Uehring te Frankenthal, een Duitsch houtbewerker en imker, sneed eens in hout het model van eenige celbodems en liet dit, per ongeluk, op den grond in 't zand vallen. Hij zag daar de celindrukken in 't zand geteekend en is zoo, zooals de geschiedenis verhaalt, op 't idee gekomen om raat, althans kunstraat, te gaan maken. Thans is in den gevel van het huis, waar hij destijds woonde, een gedenksteen met opschrift aangebracht. (Zie hiervoor het art. van dhr. van Rhijn in dit nummer. Red.).

Door de gebruikmaking van kunstraat is vooral de bijenteelt in lossen bouw sterk vooruitgegaan. Een voordeel van het doelmatig gebruik van kunstraat is, dat men de honigopbrengst vergroot.
Dit komt omdat:
-1. het bijenvolk zelf weinig of geen was behoeft te produceeren. Volgens onderzoekers moeten de bijen om ½ K.G. was, dit is ongeveer de hoeveelheid die de raat in een uitgebouwden korf bevat, te zweeten, 7 ½ K.G. honig verorberen;

-2. het volk als het ware gedwongen wordt, uitsluitend werksterraat (fijn werk) te bouwen. Dit is in zooverre van belang, omdat men door 't aanbrengen van kunstraat, nooit een overtollige hoeveelheid darren in 't volk behoeft aan te treffen;

-3. het volk veel sneller de raten uitbouwen kan. Hierdoor is het mogelijk, dat gedurende de dracht, méér bijen in't veld kunnen zijn om den nectar te verzamelen;

-4.het mogelijk is, ook de niet bebroede raten te slingeren. Hierdoor blijft de raat bewaard en' kan wederom gebruikt worden, zoodat dit ook den honigopbrengst ten goede komt.

Naar de grootte der cellen wordt de kunstraat verdeeld in:
1. de gewone cellenmaat dat is ± 800 cellen per d M.2
2. de grootere cellenmaat van ± 700 cellen per d.M.2

Deze laatste is reeds jaren in België bekend en wordt ook in ons land vervaardigd. Sommigen zijn van meening, dat deze kunstraat beter is. Men tracht dit te verklaren, door aan te nemen, dat uit deze grootere cellen ook grootere, althans beter of sterker ontwikkelde bijen zullen geboren worden met — naar men hoopt — ook langere tongen, opdat ze ook uit de diepere bloemen den nectar kunnen vergaren. Of men dit bereiken zal?

Een oude imker heeft mij wel eens verteld dat hij steeds de allerfijnste werkers opzette. Hij beweerde, dat ook in 't z.g.n. fijne werk nog verschil van cellengrootte zat. Nu wil dit nog niet zeggen, dat uit de kleinste cellen ook kleine bijen geboren zullen worden, doch hij had met 't fijnste werk het beste resultaat.

Er zou een leemte in dit artikeltje zijn, indien niet de „darrenvrije" kunstraat (een naam waar nogal graag mee geschermd wordt) besproken werd. Men bedoelt hiermede kunstraat, waarop practisch geen darrencellen gebouwd (kunnen) worden. Mijn meening is hieromtrent de volgende:
Zooals reeds is aangehaald, gebruikt het volk het was, waaruit de kunstraat bestaat, ook voor het optrekken of verlengen der cellen. De kunstraat behoeft dus niet alleen en uitsluitend te dienen als fundament en model, waarop kan worden verder gebouwd door aanbrengen en toevoegen van materialen van de zijde van het bijenvolk, doch kan tevens het was leveren, welke noodig is voor het volkomen uitbouwen der cellen. Dit laatste echter alleen dan, wanneer de kunstraat voldoende dik is. Dit kan mooi worden aangetoond met gekleurde kunstraat. Zooals bekend is, zijn de bijen alleen in staat, uit het was, dat zij zweeten, witte tot gele raat te bouwen. Reeds meermalen had ik gehoord, dat bijen ook op gekleurde raat werken, doch om me zelf te overtuigen, had ik eens wat roode kunstraat vervaardigd van zuivere bijenwas, welke door middel van een in vet oplosbare roode aniline kleurstof rood was gekleurd. Deze werden in de honigkamer van een sterk volk gebracht en wel afwisselend een gele telkens tusschen twee roode kunstraten. In de broedkamer zouden- ze allicht sneller uitgebouwd zijn geworden, doch dan was misschien door de aanwezigheid van diverse huidjes enz. de kleur niet meer precies te controleeren.

Het resultaat nu was, dat de roode kunstraat rood uitgebouwd werd en de gele geel. Ja, zelfs waren in deze gele uitgebouwde raten nog roode plekjes te zien. Een bewijs, dat het was ook nog verplaatst wordt, van de eene naar de andere raat. Zoo zal in de roode raten misschien ook wel iets van de gele raat terecht zijn gekomen, doch dit was niet te zien. De roode kleurstof zal vermoedelijk in deze domineeren of lost zich misschien nog eenigermate op.
De zegels welke op den honig in de roode raat zaten, hadden de gewone witte kleur.
In elk geval is naar mijn meening dit een bewijs, dat, indien de kunstraat voldoende dik is, de bijen hiervan het was benutten voor het uitbouwen en ze zoo weinig mogelijk zelf zweeten. Ze zullen op hun manier denken: laat de boeren maar dorsenen.

Ook bij een kunstraat, welke voor de helft uitgebouwd is, (bedoeld wordt, dat b.v. de bovenste helft van de raat uitgebouwd is en de onderste helft nog gewoon kunstraat) kan men zeer goed zien, wanneer de raat tegen't licht wordt gehouden, dat celbodems op de plaats, waar de raat uitgebouwd is, belangrijk dunner zijn, dan de celbodems op het niet uitgebouwde gedeelte.
Ja zelfs nog sterker!

Het is mij opgevallen, indien de raat van voldoende dikte is, dat op sommige lager gelegen plaatsen de celringen worden weggeknaagd, om dit was te gebruiken daar, waar de cellen verlengd moeten worden. Somtijds wordt zelfs de kunstraat „doorgevreten".
Jammer genoeg heeft dit vaak tot gevolg, dat op de plaatsen, waar de celringen geheel of gedeeltelijk weggeknaagd zijn, deze niet meer geschikt zijn om het volk te dwingen „fijn werk" te bouwen. Het neemt dan ook direct de gelegengeid te baat, om op de beschadigde plaatsen een partijtje darrencellen te bouwen. Vandaar de niet darrenvrije kunstraat.

Niet alleen de dikte van de kunstraat beslist of ze „darrenvrij" zal zijn, ook de duidelijkheid der celindrukken of nog liever der celringen is in dit punt van belang. Een aardig bewijsje.
Daar het kunstraat maken mij wel wat bewerkelijk voorkwam, en ik bijgevolg peinsde over een manier, waarop dit vlugger zou kunnen gaan, kwam ik op het volgende idee.
Van een gewone Rietsche kunstraatpers werden de twee vlakke platen, waarop de celindiukken zich bevinden, met de gladde zijden tegen elkaar gesoldeerd, zoodat een vlakke plaat onstond, met aan beide zijden de eigenlijke celindrukken. Mijn bedoeling was hiermede kunstraten te maken op dezelfde wijze, als waarop men de dunne wasplaten maakt, welke gebruikt worden voor 't maken van gewalste kunstraat. Dus eerst dompelen in een pot met losmiddel, daarna in een pot met gesmolten was. Telkens wanneer dit herhaald werd, zouden twee kunstraten klaar zijn en kon men op deze manier misschien wel 10 KG. per uur maken. Waren ze te dun, dan kon 2 tot 3 maal in was gedompeld worden. In ieder geval werd op deze wijze een kunstraat verkregen, welke aan den eenen kant normaal was, doch aan den anderen kant zonder celringen, terwijl de celbodems flauw geteekend waren.

De bijen van Dhr. Meyer zijn uit kamperen.



Van de op deze wijze verkregen kunstraat bleek al gauw bij 't uitbouwen, dat de normale zijde gewoon werd uitgebouwd, doch de andere zijde was meest darrenraat. Misschien dat de immen ook liever lui dan moe zijn en dat ze gedacht hebben: laat ons hier maar darrenraat bouwen, dan zijn we gauwer klaar. Nu is het misschien nog wel mogelijk, deze kunstraten dubbel te gebruiken, n.1. door ze met de gladde kanten tegen elkaar te bevestigen, zoodat dan toch aan weerszijden celindrukken zitten?



We krijgen dan zoo'n soort triplex kunstraat, zooals ze reeds door een Duitsche firma in den handel worden gebracht. Deze raat zil minder broos zijn, chn de op de gewone manieren vervaardigde.
Willen we dus darrenvrije kunstraat, dan moet:
1. de kunstraat voldoende dik zijn. Dit is naar mijn meening - 14 tot 15 stuks simplexmaat;
2. de celindrukken en celringen voldoende duidelijk zijn.

Is aan deze voorwaarden voldaan en worden door een volk nou darrencellen hierop gebouwd, dan deugt de moer niet of 't volk is moerloos.
Verder is de dikte van de kunstraat van groot belang :


De manieren van kunstraat bevestigen in de ramen zijn zeer verschillend. We kunnen aannemen, dat zij, die slingeren, steeds draad gebruiken voor het inzetten der kunstraat. Vaak treft men aan, dat de draad welke hiervoor gebruikt wordt, te dik is. De beste draad hiervoor is de zeer dimre vertinde draad van ± 125 per H.G. (ons).
De methoden van draad spannen loopen ook nogal uiteen. Alhoewel dit op zichzelf een eenvoudig werk lijkt, eischt de wijze waarop het geschiedt, nogal nauwkeurigheid.
Het meest voorkomende raam, zal wel het liggende zijn.


Sommigen — en misschien zijn er dit velen — doen het volgens manier 1, anderen doen het volgens 2 omdat zij meenen dat 1 geen voldoende stevigheid geeft. Tevens wordt dan de kunstraat in de spleet van de bovenlat geduwd.
Beide manieren zijn af te keuren.

Waarom ?

Omdat een korte draad meer stevigheid bezit dan een lange en ook een rechte draad meer dan een gebogen. Nu kan de draad bij fig. 1 en 2 wel recht zijn gespannen, doch men ziet vaak, dat deze doorzakt tengevolge van 't uitbouwen en (of) 't verzakken van de kunstraat.


Bij fig. 3 en 4 heeft men van beiden geen last. Daar is de draad zoo kort mogelijk en blijft steeds zijn gespannen toestand behouden. Manier 4 is nog beter dan 3 omdat ingeval de kunstraat welving vertoont, deze bij 4 kleiner is dan bij 3 en dan de raat mooier recht blijft.
Daar hoor ik een lezer in zichzelf mopperen: Nou maar ik heb niet graag zooveel draad in de raat, want waar draad zit, legt de moer geen eitjes en komt dus ook geen broed!

U gelieve het mij niet kwalijk te nemen waarde lezer, maar U is abuis. Als we goede draad gebruiken en die goed in de kunstraat bevestigt, dan slaat de moer geen enkel celletje over en is het aan het broed dus niet te zien, waar de draad zit.
Waarom wordt nu toch vaak 1 en 2 toegepast? Omdat dit bij simplexramen niet best anders gaat, daar zit die vervelende gleuf in 't bovenlatje en ook 't onderlatje is vaak wat teer.
Weg dus met die gleuf in de bovenlat. Die is alleen goed bij honigkamerramen, als men een smal reepje zeer dunne kunstraat wil gebruiken; in de broedkamer maakt het de ramen maar zwak, terwijl het lastig is voor 't draadspannen. Ook om daar een gedeelte van de kunstraat in weg te moffelen, is zonde van het was en lastig voor het later opnieuw inzetten. De wasmot vindt er ook een geschikt plaatsje.

Bij voorkeur neem ik de kunstraat van die afmeting, dat het vel aan alle zijden ± ½ c.M. van de latjes verwijderd is. De bijen bouwen deze dan naar alle kanten, ook naar boven, tegen de latjes vast.
De draad in de kunstraat bevestigen kan met behulp van een zgn. wielspoortje, waarmee men draad en was in temperatuur doet rijzen, zoodat deze met elkaar „verbonden" worden. Voor grootere bedrijven komt de electriciteit in aanmerking. Men neemt hiervoor een natte of droge weerstand. Beiden kan men zelf maken. De eerste door de stroom in een oplossing van zout of zuur in water te verzwakken, de tweede door b.v. een gedeelte van een element o.a. van een strijkijzer tusschen te schakelen. Ook zijn deze weerstanden genoeg in den handel.(± f.3,- Red.)Een trafo is wel de meest elegegante en veilige oplossing.(bewerker 2009)

Door middel van stroom wordt de draad over zijn geheele lengte op temperatuur gebracht, zoodat deze in de kunstraat verdwijnt. De tijd van 1 a 2 seconden is voldoende voor elk raam.
Met een wielspoortje kan men nooit de draad zóó prachtig en zóó vlug in de raat maken als met behulp van een weerstand.

Is de kunstraat niet voldoende dik, dan levert het inzetten vaak bezwaren. Bij het slingeren behoeft men er ook niet naar te vragen of men dunne of dikkere kunstraat gebruikt heeft. Niettegenstaande de bijen bij de dikkere kunstraat hjervan het was gebruiken voor het optrekken der cellen, blijft toch de raat in zijn geheel steviger. Vooral als de raten bij 't slingeren van heidehonig met ericaborstel of kolbtoestel bewerkt moeten worden, hebben deze nog al iets te lijden. Men ziet dan vaak dat de dunne kunstraat veel breuk vertoont, of wel dat er zich gaatjes in bevinden, terwijl dit bij dikkere kunstraat minder voorkomt.

Waarom vragen nu toch vele imkers nog dunne kunstraat? Wel, omdat ze naar hun meening voordeeliger uit zijn. Ze kunnen voor 't zelfde geld, meer ramen van kunstraat voorzien. Deze redeneering klopt wel, doch de gevolgen wijzen vaak aan, dat ook hier de zuinigheid de wijsheid kan bedriegen en dat goedkoop duurkoop kan zijn.
Dunne kunstraat en liefst zéér dunne is uitstekend om er streepjes van te gebruiken voor 't winnen van raathonig, doch in de broedkamer en ook in de honig-kamer in ramen welke men slingeren wil, neme men liever voldoende dikke raat.
Babberich, G. MEIJER.