Wenken voor beginnende kastimkers.

Februari is voor onze bijen in velerlei opzicht een belangrijke maand. In de "Wenken" voor October van het vorig jaar schreef ik: "October is de maand van overgang van activiteit naar rust". We zouden hier Februari met October kunnen vergelijken; nu vindt echter de overgang plaats in omgekeerde richting, namelijk van rust naar activiteit. Meestal komt in het begin van deze maand, soms ook al in het eind van Januari, een dag, dat de temperatuur boven 8 graden Celsius stijgt, waardoor de bijen in staat worden gesteld hun reinigingsvlucht te houden. We krijgen dan, meestal om den middag een druk voorspel, terwijl we dan op allerlei voorwerpen de uitwerpselen der bijen in den vorm van kleine bruine vlekjes kunnen aantreffen. Het is van veel belang, dat de imker gedurende de reinigingsvlucht bij zijn bijen kan zijn, daar hier reeds de waarnemingen aan het vlieggat, waarover ik in Januari schreef, een aanvang nemen.
Vertoonen zich bij een of meer volken geen bijen aan het vlieggat dan is het raadzaam te controleeren of dit vlieggat wel open is en eventueel met een omgebogen ijzerdraad aan de binnenzijde liggende doode bijen te verwijderen. (Juist dezer dagen hoorde ik, dat een volk niet vloog, omdat het zijn geheele vlieggat had dichtgekit. Red.)

Soms ook schijnt een enkel volk niet te bemerken, dat de gelegenheid voor een reinigingsvlucht er is en kan een zacht kloppen tegen de kastwand hen uit de winterrust wekken. Daar de bijen bovendien bij de reinigingsvlucht dikwijls ook zelf reeds doode bijen en ongerechtigheden van de bodemplank door het vlieggat verwijderen, kunnen we ook hieruit gevolgtrekkingen maken. Soms b.v. vinden we reeds een larfje of een nimf (pop), die om de een of andere reden uit een cel werd verwijderd. Dit bewijst ons dan, dat de koningin reeds met het eierleggen begonnen is, hetgeen meestal einde Januari geschiedt. Bij de verwijderde doode bijen hebben we na te zien of zich hierbij niet ongelukkigerwijze de moer bevindt, in welk geval het volk natuurlijk moerloos zou zijn.
Ook het gedrag van de bijen na de reinigingsvlucht kan ons aanwijzigingen geven. Normalerwijze duurt de reinigingsvlucht 1 à 1½ uur. Volken, die dan nadat de anderen reeds tot rust zijn gekomen, nog vliegen of waar nog bijen a.h.w. zoekend en onrustig op de vliegplank rondloopen, moeten we van moerloosheid verdenken en we hebben extra te noteeren om ze te gelegener tijd op moerechtheid na te zien.
In vele jaren komt het voor, dat we geen specifieke reinigingsvlucht hebben, doch dat de bijen in Januari en Februari op meerdere dagen kleine uitvluchten kunnen maken.

Meestal kunnen we in deze maand constateeren, of er veel of weinig doodenval onder de volken is of wel met behulp van de voerlade in de bodem of wel aan hetgeen door het vlieggat verwijderd wordt. Lijkt U de hoeveelheid doode bijen abnormaal groot of hebt ge een of meer doode volken, zonder dat ge hiervoor een reden kunt vinden (dus b.v. geen hongerdood, daar nog voldoende voer aanwezig is), zendt dan een monster (een dertigtal) van deze doode bijen in een blikken sigaren- of sigarettendoosje naar Dr. Winkel, Rijksseruminrichting te Rotterdam, die ze gaarne zonder onkosten op ziekte voor U zal onderzoeken. We hebben in ons land gelukkig weinig last van bijenziekten, vooral in vergelijking met de ons omringende landen. Laten de imkers daarom ernstig medewerken aan het opsporen van enkele ziektegevallen, om te trachten deze gunstige toestand te behouden. Voorkomen is beter dan genezen!

Ook in gevallen waar in hevige mate roer optreedt is het aan te bevelen Dr. Winkel hiervan bericht te zenden, zoo mogelijk met een monster der bijen, en mede te deelen op welke wijze de bijen werden ingewinterd (suiker of heidehonig?). In sommige gevallen kunnen namelijk roer en nosema tezamen optreden en elkaar a.h.w. wederzijds steunen, waardoor de gevolgen voor onze volken des te noodlottiger worden.

Zooals hiervoren gezegd begint de koningin meestal in het eind van Januari met het leggen van de eerste eitjes, zoodat in Februari de eerste jonge bijen geboren worden, die dadelijk in de groote bijenhuishouding gaan meewerken en wel voornamelijk zich bezighouden met het voeren van een eiwitrijk voedersap aan koningin en jonge larven. Hiertoe zijn ze als jonge bijen met sterk ontwikkelde voedersapklieren veel beter geschikt dan de oude overwinterde bijen van het vorig jaar. Deze oude bijen, welker zoo even genoemde voedersapklieren grootendeels verschrompeld (versleten zouden we bijna kunnen zeggen) zijn, vinden echter op gunstige dagen buiten reeds weder werk, ze kunnen namelijk stuifmeel halen op de eerste bloeiende voorjaarsplanten (hazelaar, sneeuwklokje en soms crocus).
Ook het water halen is van veel belang, daar de bijen voor het voedsel voor het jonge broed naar verhouding zeer veel water noodig hebben. Maak daarom reeds nu voor uw bijen een drinkgelegenheid, het eenvoudigst is een ondiepe bak (circa 8—10 c.M. diep, een oude gootsteen is zeer geschikt) gevuld met een laag kiezelsteenen, terwijl ge zorgt, dat het water steeds zoo hoog staat, dat de bijen het bereiken kunnen, terwijl ze zitten op de kiezelsteenen. Om ze eerst naar deze drinkplaats te lokken werpt ge er een handje vol suiker in. Sommige imkers voegen bovendien een weinig zout toe, daar het schijnt, dat de bijen dit verkiezen boven zuiver water.

L. te E.