BRIEVEN UIT DEN HONIGH-HOF.

November 1933.
I

Over den tuin hangt een dichte nevel, als de wind er doorheen ademt, is het alsof er over de groene bijenwoningen grijzen schimmen heenzwieren. De natte kou dringt de vlieggaten in en de bijen kruipen dichter opeen.

Van de laatste luwe dag heb ik gebruik gemaakt, snel even de kleedjes aan een hoek op te lichten: is er genoeg voorraad? Want met de lichtkast is het somber gesteld; het zachte najaarsweer en het laat tot rust komen heeft de voorraden sterk doen verminderen. De raten van de lichtkast hebben nog maar ovale honingvelden binnen den tros, achter en voor zijn leege cellen, en uit de zijraten is alles weggedragen. De bijentros zit al tegen het dekkleedje aan. Dat heeft mij ongerust gemaakt over de anderen.

In de Overton's telescoopkasten heerschte overvloed. Door het breede dwarslatje even weg te halen kon ik den bodem overzien, er lagen maar weinig doode bijen en alleen in de linker voorhoek was wasmul en het onderste trosje van de bijenbal hing tot bij den vloer. Boven: volle raten en geen bijen, een laagzittende tros. In de W.B.C.-kasten is het minder goed. Twee hebben genoeg, twee bitter weinig, twee maar matig. Ruimer waren de beide Tickner Edwardeskasten voorzien.

Ofschoon men niet af kan gaan op de waarneming van één jaar, is deze verdeeling van de voorraden toch merkwaardig. Want de kasten met de beste beschuttingswand hebben de meeste voorraad, terwijl half October alle voorraden gelijk waren.
De Tickner Edwardes heeft een holle dubbele wand en warmbouw. De lucht in de wanden beweegt niet, de afstand tusschen binnen- en buitenwand is vijf centimeter. De Overton's hebben een dubbele wand van duims hout en daarbinnen volgt op een afstand van zes centimeter de broedbak, rondom met viltdekjes behangen.
De broedbakken van de W.B.C.'s staan veel dichter tegen de buitenranden aan en de lichtkast is het sterkst onderhevig aan alle temperatuursschommelingen. Verband met de soort bewoners, Hollanders of Krainers, heb ik niet kunnen ontdekken.

Er zijn nu de volgende mogelijkheden. Ik kan kandij maken van suiker en deze gieten in kartonnen of houten doozen, die omgekeerd boven het voergat worden gezet en warm toegedekt. Een sectiedoos, aan één kant met glas gesloten, is daarvoor heel geschikt. Ook kan men een platte doos van raampjesgrootte aan een toplatje vastspijkeren en vol kandij gieten, en later naast den tros inhangen, na een leeg raampje van terzij te hebben uitgenomen. Maar dan stoort men de bijen veel meer. Wie honingramen heeft, d.w.z. broedramen met honing, kan die bijhangen, men zou zelfs een honingzolder met gevulde honingramen kunnen opplaatsen, mits men deze met een reep rondomgeplakt papier luchtdicht doet aansluiten aan den broedbak. Maar dan moet men den honingbak eerst binnenshuis wat verwarmen.

Zachte kandij maakt men, liefst bij kleine hoeveelheden (dan mislukt er nooit zooveel tegelijk!) door in een emaille pan 4 pond suiker met een halve liter water te smelten op een zacht vuur. Is alles opgelost, dan op een flink vuur alles al roerend aan den kook brengen. Laat het een halve minuut doorkoken. Schep nu met een lepel een klein beetje op een bord. Steek den vinger er in: blijft de stroop aan den vinger hangen, dan is zij goed. Nu al roerende de pan in koud water brengen. Ziet men, dat de massa wit wordt, dan snel in de vormen uitgieten. Aanbeveling verdient, aan een hoeveelheid, berekend op bovenstaande cijfers, een halve theelepel cremor tartari toe te voegen. Ook kan men, nadat de massa van het vuur is genomen, een pond tarwebloem en drie ons erwtenmeel toevoegen. Maar deze voeding is geschikter in het voorjaar. Goede kandij is even zacht als fondant en laat zich met den vinger indrukken. Borstplaat is wat te hard, toch blijken de bijen ook daar wel weg mee te weten, bevochtigen alvorens men deze inhangt is dan echter onontbeerlijk.
-Timmerman - imker - Doker!

De schrijver van deze artikelen maakt zijn kasten zelf.

In den winter, zegt men, heeft de imker vaak last van musschen. Ik heb dit verleden jaar niet zoo gevonden, maar wel dezen zomer. Elken morgen om acht uur en elken middag om vier uur hielden ze hun feestmaal. Aangelokt door doode bijen, die rondom de woningen altijd wel te vinden zijn, worden ze steeds brutaler en gaan op de vliegplank zitten, om midden uit de bijenbaard van den ingang één levend en wel weg te pikken. Heel den zomer door heb ik er tegen moeten waken, droeg altijd mijn zak vol steentjes en was tenslotte genoodzaakt kippengaas voor de kasten aan te brengen. In den zwermtijd kan men zoo gemakkelijk een koningin kwijt raken, die op bruidsvlucht gaat.

In vorige Groentjes zag ik, dat sommigen zich beklagen over hun lichtkast. Ik heb me daar even over verwonderd: men neemt geen lichtkast om een goede honingoogst te krijgen, maar om het bijenbestaan beter te leeren kennen. Geeft de observatiekast met de drie boven elkaar gelegen ramen ons een goede blik op het werken der individuen, de lichtkast vertelt ons wat van het gedrag der bijen als volk, als geheel. Het is natuurlijk heel aardig, als in sommige gevallen een lichtkast een honingwinst oplevert, maar dat mag men er toch eigenlijk niet van verwachten.
De observatiekast en de lichtkast brengen de bijen in ongewone omstandigheden. Glas is een slecht warmtebehouder, (glas geleidt wel slecht, maar laat alle straling door), en in elke lichtkast zullen er dus sterkere temperatuurswisselingen en dus ook meer voedselverbruik zijn. Bovendien heb ik uit eigen observatie en de opmerkingen van anderen den indruk, dat de bijen zich er minder veilig en welgeborgen in voelen en dus minder geneigd zijn, de honing hooger, verder van het broednest af, te bergen.

Een zeer mooie lichtkast staat in de prijscourant van Overton. Het is een vierkante kast, bestaande uit een dikke grondplank, met uitgediepte invliegopening, een stevige benedenrand, een iets wijder daarover heen sluitende opzetrand voor een tiental honingraampjes en een tweede opzetrand, weer iets wijder en over de vorige heensluitend, voor 28 secties. In alle drie randen zijn aan alle vier zijden raampjes met dubbele ruiten aangebracht, die voorzien zijn van neerklapbare houten luikjes. Men kan de kast dus geheel donker gebruiken en naar verlangen de luikjes openen en het bijenleven bekijken. Bovendien kan men al naar den stand van de zon, de luikjes op de zonzijde tijdelijk sluiten. Zij wordt van boven met een plat dak afgedekt.

Tot een volgend maal en dan weer over wat anders.

J.W. Schotman.