(Vragen te richten aan dhr. A. Oonk, Warnsveld).


Vraag 157. Mijn opgespaarde bijenwas in dezen zomer heb ik in een jutezak gedaan en in een waschfornuis met water gesmolten, zoodat ik kreeg één c.M. dikke laag gele was. Nu zit er aan den onderkant van het was nogal veel vuil en zwart. Hoe kan ik dit was nu zoo zuiver mogelijk krijgen?
W. v. B. te V. (Gld.).

Antwoord: Daar U in een waschfornuis hebt gesmolten, veronderstel ik dat die één c.M. dikke laag was nogal van groote afmeting zal zijn. Daarom is het gewenscht dit was in stukken te breken en in een koperen, of geëmailleerden pot nog eens op te smelten en dan over te gieten in een smallen geëmailleerden pot of emmer. Is de pot, waarin U het was hebt gesmolten niet van grooten omvang, dan moogt U het was daarin ook wel laten afkoelen. Het is wenschelijk, dat het was, als dit hard geworden is, den vorm van een langen koek heeft, daar in dit geval het vuil op een kleine plaats bijeengezakt is. Is het was stijf geworden, dan snijdt U het vuil er met een mes af en wel zóó lang, totdat U op gele was komt. Mocht dan het was nog niet geel genoeg zijn, dan smelt U het nog eens op. U kunt dan in het water een heel weinig zwavelzuur doen (bij den drogist te verkrijgen) en smelt daarin vervolgens het was op. Het zwavelzuur moet vóór het smelten in het water worden gedaan.
Het is wenschelijk, dat het was zeer langzaam afkoelt, omdat dan het vuil nog beter naar beneden kan zakken. Dit kunt U bevorderen door den pot of emmer met gesmolten was b.v. in een wollen deken te pakken.
Was moet U nooit in een ijzeren pot opsmelten, omdat het was dan donker van kleur wordt.



Vraag 158. Hoe zou het komen, dat mijn bijen zoo kwaadaardig zijn? Ik bewerk ze in den zomer met kap en handschoenen. Ik heb al eens gehoord, dat het komt door de handschoenen, doch die durf ik niet uitlaten. Als de bijen nu den winterslaap uit hebben, zijn zij misschien rustig. Maar hoe ze dan rustig te houden? Ik heb korven en Simplexkasten.
A. G. te A. (Gld.).

Antwoord: Als men lastige bijen heeft, is dit soms de schuld van den imker zelf. Ook kan het aan de dracht liggen. Als er goed gewin is op koolzaad en ook op de hei kunnen de bijen soms hinderlijk zijn. Dit gebeurt somtijds ook na afloop van een drachttijd. Bij mij zijn de bijen het lastigst als de zomerdracht is geëindigd, d.i. in de tweede helft van Juli.
In de eerste plaats moet U er voor zorgen niet hardhandig met het bijenvolkje om te gaan. De raampjes moeten zeer rustig uit de kast worden genomen zonder rukken en stooten. Want juist die onhandige bewegingen maken de bijen lastig. U moet altijd zoo rustig mogelijk in Uwe bewegingen zijn, als U in de bijen werkt en langzamerhand beginnen te probeeren zonder handschoenen Uw volken te behandelen. Dat zal werkelijk wel meevallen! Met handschoenen aan werkt men vaak onhandig, vooral als de ramen sterk met propolis besmeerd zijn en daarbij het weer warm is. Alleen in noodige gevallen kunt U van de handschoenen gebruik maken b.v. bij zwermen scheppen, raampjes afvegen.
Een kap zet U natuurlijk geregeld op, omdat hierdoor het bewerken rustiger kan geschieden en men niet bevreesd behoeft te zijn onverwacht een steek op te loopen.



Vraag 159. In welke streken van ons land komt de bijenwolf voor?
H. O. te D. (Gld.).

Antwoord: Ik kom nog even terug op het antwoord, dat ik in vraag 153 heb gegeven en waarin ik meldde, dat de bijenwolf behalve in de gruisduinen te Eijgelshoven dezen zomer ook is waargenomen in de heide bij Terlet en in de "Holterberg".
In het dagblad "De Telegraaf" van 23 Nov. 1933 deelde Mevrouw Th.W. Itz-van Schermbeek te Brummen mede, dat zij in de omgeving van Breda, waar zij vroeger langen tijd gewoond heeft, ook den bijenwolf had aangetroffen. Zij schreef hierover het volgende:
"Ik vond daar bij mijn omzwervingen door de oneindige wereld van bosschen en heide, op zekeren dag een wesp, dien ik nooit eerder had gezien en die op bijen bleek te jagen. Ik was er zoo vol van, dat ik onmiddellijk schreef aan dhr. Jac.P. Thijsse, thans dr. Jac.P. Thijsse, die mijn schrijven over die ontdekking van den bijenwolf opnam in "De Levende Natuur". Ik heb jarenlang, telkens als ik in Breda was, de verblijfplaatsen van den bijenwolf op de heide bezocht en gezien, dat deze steeds waren aan de zuidelijke randen van het Mastbosch en langs de schietbanen. Het laatst was ik in Breda in 1923 en bevond toen, dat de bijenwolf er nog steeds zijn gangen groef en zijn prooi ving. Na dien tijd weet ik niet meer hoe het hun vergaan is, maar als de Brabantsche imkers in de omgeving van Breda veel verlies bij hun volken constateeren, zoude het misschien voor hen van belang zijn, dat U in Uw dagblad ze attent kon maken op de eventueele oorzaak en dat de schijfschietheide de verblijfplaats van die bijenwolven is. In overleg met het Staatsboschbeheer en de militaire autoriteiten zouden er dan maatregelen kunnen genomen worden tegen dien vreeselijken roover en bijen-verslinder".



Vraag 160. Het is mij onbegrijpelijk, dat ik bij de laatste slingering (eind Aug.) uit de honingzolders van mijn volken, die in eenzelfden stand geplaatst zijn, verschillende kleur in honing heb geoogst. De bewerking is van alle volken achtereenvolgens geschied en door een zift in een emmertje afgetapt en den anderen dag in kilo's en ponds-flacons gevuld. Nu half Dec. bevind ik nog licht bruinen vloeibaren honing in beide soort flacons. Andere bevatten donkerbruinen honing van boven vloeibaar, onderin wat stijf, gelijkende op wolken. Weer andere bevatten geheel gekristalliseerden bruinen honing. De smaak onderling verschilt ook nogal wat, terwijl de lichtbruine, volgens mij, de lekkerste is. De verzegeling was goed in orde, ca. tweederden verzegeld en de honing niet dun. Een gedeelte staat in een glazen kast opgesteld, een ander boven op de kast, beide in het volle daglicht, doch vrij van zon en kamerkachelwarmte. Mag ik s.v.p. Uwe meening hooren?
H. C. B. te H. (Z.)

Antwoord: Dit is niet gemakkelijk uit de verte te beoordeelen. Daar U echter volgens de lijst bij het Rijkshoningmerk zijt aangesloten, raad ik U aan dezen honing eens aan den controleur te laten zien, zoodra deze bij U komt. Mocht hij in het afgeloopen jaar al bij U zijn geweest, dan zoudt U een paar flacons kunnen zenden aan het Nederlandsen Honingcontrôlestation, Emmasingel 6 te Groningen. De honing wordt dan scheikundig onderzocht en zal U Dr. H.W. de Boer, die een uitgebreide studie van honingonderzoek heeft gemaakt, U de juiste oorzaak van het al en niet versuikeren en verschil in kleur wel kunnen mededeelen. Mocht U hiertoe overgaan, dan zullen onze lezers zeer gaarne door middel van "het Groentje" de resultaten vernemen.



Vraag 161. In het Maandschrift van Oct. 1933 staat een artikel voor het examen in bijenteelt (“Programma voor het examen in bijenteelt”). Gaarne zou ik van U vernemen, hoe lang hiervoor gestudeerd moet worden door beginners en hoeveel de kosten daarvan bedragen?
J. G. te N. B. (Dr.)

Antwoord: In vroeger jaren kon iedereen aan het examen in bijenteelt deelnemen, doch van 1918 af werden tot den cursus om zich te bekwamen alleen toegelaten onderwijzers(essen) in het bezit der acte Land- en/of Tuinbouwschool lager onderwijs en onderwijzers(essen) in het bezit van de Hoofdacte, terwijl voor allen de eisen werd gesteld, dat zij aan de practische bijenteelt doen, of ten minste hebben gedaan.
Zij die aan dezen cursus wenschten deel te nemen, moesten zich verbinden zich aan het examen voor bedoeld diploma te zullen onderwerpen en ontvingen alsdan vergoeding voor reis- en verblijfkosten.
Dhr. ir. A. Minderhoud, rijksbijenteeltconsulent leidde voor het examen op en de cursus werd dan over twee jaren verdeeld.
Het examengeld bedraagt ƒ 10.—, waarvan na afleggen van het examen ƒ 5.— wordt terugbetaald.
Mocht U zich aan dit examen wenschen te onderwerpen, vraagt dan nadere inlichtingen aan aan dhr. J.A. Joustra, Jan van der Heydenstr. 35, Amersfoort, die van de examen-commissie secretaris is. Misschien zijn de voorwaarden om tot den cursus te worden toegelaten wat soepeler geworden. (Ook zonder cursus mag men aan het examen deelnemen. Natuurlijk verdient het volgen van een opleidingscursus verre de voorkeur.) (Red.)



Vraag 162. Wat kost een "Alley's trap" en hoe bevalt deze?
J. G. te N. B. (Dr.)

Antwoord: Volgens de prijscourant 1933 van het Bijenhuis, afdeeling Handel te Wageningen kost een "Alley's trap" passend voor de Simplexkast ƒ 2.—, terwijl ook nog een kleiner model in die prijscourant voorkomt, waarvan de prijs ƒ 1.50 bedraagt.
De "Alley's trap" is behandeld in vraag 101, Juni 1933. Op verzoek heeft dhr. Chr.H.J. Raad zijn ervaringen met de Alley's trap vastgelegd in het Julinummer van dien Jrg.. Ik kan dus volstaan U hiernaar te verwijzen.



Vraag 163. Ik heb een bijenkast gemaakt dubbelwandig, dikte 20 m.M. en gevuld met een laagje houtwol. Inhoud der kast 13 ramen met staanden rooster. Hoogte ramen 36 c.M., breedte 22 c.M., in honingkamer 5 ramen. Zou deze kast goed zijn? Ik heb dezen zomer de kast zeer sterk bevolkt, zoodat de bijen onder de ramen hingen. Toch hebben de bijen maar zeer kort in de honingkamer gewerkt, zoodat ik op de heide den rooster moest wegnemen. Toch heb ik maar zeer weinig raathoning gewonnen, terwijl de bijen vier weken vóór de heidedracht al in de honingkamer werkten.
J. G. te N. B. (Dr).

Antwoord: Om de bijen in de honingkamer aan het werk te krijgen moeten twee hoofdvoorwaarden aanwezig zijn:
1e: zeer sterke volken, die alle broedkamerramen geheel bezetten en een flinke reserve broed, welke de gelederen van afgeleefde bijen kan aanvullen.
2e: in de streek, waarin men imkert, moet een flinke dracht zijn, welke eenigen tijd aanhoudt en die natuurlijk met gunstig weer gepaard moet gaan.
Bij goed gewin van eenigen duur en sterke volken, welke op peil gehouden kunnen worden, kan succes ook in Uw kast niet uitblijven. In den middenzomer trekken de bijen nogal spoedig in de honingkamer, doch meer in den nazomer, gaat dit minder vlot. Er moet al een vrij sterk gewin zijn, anders verlaten zij geleidelijk de honingkamer en maken eerst de broedkamer vol, terwijl in den midden-zomer de bijen de broedkamer ledigen en den honing in de honingkamer brengen. In den nazomer daarentegen brengen zij vaak bij aanhoudend slecht weer den honing van boven naar beneden.



Vraag 164. Vaak wordt gewaarschuwd tegen het teveel bedwelmen met salpeter, daar dan de bijen minderwaardig zouden zijn. Toch geloof ik, dat het niet zoo erg is. Van een buurman, die een kast afzwavelde ? ?, heb ik de koningin meegenomen. Zij was bijna levenloos, doch na een half uur kwam zij weer bij. Ik heb haar opgezet en na een dag of tien nagezien. Het resultaat was veel meer broed, dan de anderen. Het is een Italiaansche koningin. Zoodoende gebeurt het niet vaak, als zij weer bijkomen, dat zij minderwaardig zijn.
J. G. te N. B. (Dr.).

Antwoord: Er bestaan altijd uitzonderingen op den regel en dit was ook hier het geval. Was hier sprake van afzwavelen of afsalpeteren? In het eerste geval moet de zwaveldampontwikkeling dan wel zeer slap zijn geweest, anders zou de koningin door den zwaveldamp gestikt zijn. Bij één sterke salpeterdampontwikkeling, welke niét al te lang duurt, zal de koningin wel weer herstellen. Toch raad ik niemand aan de bijen te lang aan de inwerking van salpeterdamp bloot te stellen, want overal waar men het woordje te voor kan plaatsen, wordt een ongezonde toestand in het leven geroepen. Bijenvolken worden in normale gevallen hoogstens 3 à 4 minuten met salpeterdamp behandeld, daarna laat men ze weer bijkomen.



Vraag 165. Werkt de labordoos goed bij het slingeren van korfhoning of is het handkolbtoestel beter?
J. G. te N. B. (Dr.).

Antwoord: Als U heihoning uit korven wilt slingeren, moet deze honing, welke zeer taai is, eerst met het handkolbtoestel worden behandeld. Heeft deze behandeling plaats gehad, dan kan de honing in de labordoos worden gelegd om uitgeslingerd te worden.



Vraag 166. Zijn Goudbijenkoninginnen beter dan andere soorten? Als ik ze in een kast doe om voort te teelen, kan ik ze dan zuiver houden?
J. G. te N. B. (Dr.).

Antwoord: De eigenschappen der Goudbijen zijn uitvoerig behandeld in vraag 154 Jrg. 1933, Dec.nummer, waarnaar ik U verwijs.
Als U ze in een kast doet, kunt U ze wel zuiver houden, doch als U ervan wilt voortteelen, zult U gemengde rassen krijgen, omdat de Inlandsche zwarte bij in ons land overheerschend is.



Vraag 167. Kan of gebeurt het wel eens, dat het volk zwermt of uit zoo'n kast trekt?
J. G. te N. B. (Dr.).

Antwoord: Het zwermen is een natuurdrift van het bijenvolk en kan niet onderdrukt worden, tenzij men natuurlijk verschillende kunstgrepen toepast, waardoor het zwermen vertraagd of verhinderd kan worden. Het uittrekken uit een kast kan in noodtoestanden voorkomen o.a. wegens voedselgebrek; in dit geval spreekt men van een "hongerzwerm".



Vraag 168. Op 13 Oct. ontving ik 's morgens een Krainermoer van dhr. v.d. Broek te Soesterberg en heb haar 's middags tusschen 12 en l uur in het verzendkooitje boven op de ramen gelegd, na eerst de moer uit de kast verwijderd te hebben. Precies een dag later heb ik het blikje verwijderd, dat voor de opening zat, waarna de koningin zich kon vereenigen, als ook het voer, dat voor de opening zat, was weggevreten. Op 22 Oct., dus 9 dagen later, nam ik het middenste raam uit de kast en zag de moer onmiddellijk op het raam loopen, zoodat ik alles als normaal beschouwde. Maar, o schrik! Op 29 Oct. lag een moer dood voor de kast en dacht niet anders, of het was nog een mislukking geworden en ik tevens met een moerloos volk zat. Daar het intusschen al vrij koud was geworden, heb ik het volk toch nog wat suiker gevoerd, welke ook is opgenomen, zoodat ik begreep, dat het toch nog normaal scheen. Op 31 Oct. moest ik dan toch zien, of er broed was, daar ik dacht, dat de moer onbevrucht was geweest en de bijen haar daarom niet hadden aangenomen. Ik kwam tot de ontdekking, dat er niet alleen broed, doch ook nog een moer aanwezig was.
Wat denkt U nu van dit geval ? Zou er een jonge moer geteeld zijn en na afgestoken, verwijderd ? Of loopt er nu een onbevruchte moer in de kast, daar de doode moer mij ook een apart soort toescheen, omdat ik haar in het kooitje nog niet zoo goed waar kon nemen.
Bestaat er verder nog een kans, dat er per abuis en, indien mogelijk twee moeren in hebben gezeten, hetgeen bijna niet denkbaar is, ook al omdat ik na 16 dagen de moer voor de kast heb gevonden. Maar zouden de bijen zich dan toch nog moerloos gevoeld hebben, toen de moer opgesloten bovenop de raten lag?
H. D. te H. (O.)

Antwoord: In de bijenteelt komen wel vaker raadselachtige gevallen voor, vooral in den zwermtijd, die men bijna niet kan oplossen. Ook ik heb wel eens een doode moer voor een kast gevonden, waarbij kort daarna bleek, dat er toch een bevruchte moer aan den leg was. Hoewel het seizoen al ver was gevorderd, is de kans niet uitgesloten, dat de moer, die U uit de kast hebt genomen, al vrij oud was en het volk stil wilde omwisselen. In dat geval was er misschien reeds een dop met larve aanwezig, toen U de nieuwe moer toevoegde. In elk geval schijnt de kast toch een bevruchte moer te hebben. Het beste zal zijn, de zaak tot half Maart te laten rusten en op een mooien lentedag het volk eens grondig te onderzoeken of U een moer en eitjes kunt vinden.



Vraag 169. Gaarne vernam ik het adres van het meest uitgebreide week- of maandblad over bijenteelt in Engeland, als het kan met den abonnementsprijs en van een soortgelijk blad, dat in Amerika verschijnt.
A. W. v. d. te 's-Gr. (Z.H.).

Antwoord: De uitgebreidste tijdschriften in Engeland zijn: "The British Bee Journal", dat vroeger wekelijks uitkwam en "The Beeworld". De abonnementsprijs is mij niet bekend, evenmin de adressen door wie deze bladen worden uitgegeven.
In elk geval kunt U aan den Bibliothecaris te Wageningen vragen (zie antwoord op vraag 57, Jrg. 1932) om U de laatste jaargangen dezer twee tijdschriften te willen zenden. U kunt dan eens kennis maken met den inhoud en tevens abonnementsprijs voor het buitenland en namen der uitgevers noteeren.
In Amerika verschijnt "Gleanings in Beeculture", uitgegeven door The A.L Root Comp. te Medina Ohio U.S.A. Dit tijdschrift wordt ook veel in Nederland gelezen. Het komt maandelijks uit, is op mooi papier gedrukt, van vele illustraties voorzien en kost voor het buitenland 1,25, 2,— en 2,75 dollar per jaarlijksch-, tweejaarlijksch- of driejaarlijksch abonnement.
Als U een abonnement wenscht, zendt U een buitenlandschen postwisscl voor l, 2 of 3 jaar, naar Uwe verkiezing. U geeft dan tegelijk kennis per brief of briefkaart aan de uitgevers, omdat op dien postwissel geen mededeelingen zijn toegelaten.
Verder verschijnt er: "Americain Bee Journal" te Hamilton Illinois U.S.A. De buitenlandsche abonnementsprijs is mij niet bekend. Ook deze beide Amerikaansche tijdschriften kunt U in de bibliotheek te Wageningen aanvragen. U kunt er dan een keuze uit doen.

A. OONK.