GEKOOIDE PRINSESSEN.

Een proef met een onverwachte uitkomst.

Een moerbewaarder is een moerloos bijenvolk, dat ter bewaring en verzorging een aantal jonge onbevruchte moeren krijgt, opgesloten in kooitjes. Deze jonge prinsessen vormen voor den imker het reserve-materiaal, dat verschillend aangewend wordt, naar gelang korfteelt of koninginneteelt beoefend wordt.

Bijna zonder uitzondering houden de moerbewaarders hun pleegkinderen in leven en in eere, en blijven dit doen, zoolang de "moerloosheid" blijft, d.w.z. zoolang er geen losloopende moer in voorkomt. Het is voorgevallen, dat één der gekooide moeren loskwam, maar niet de favoriet bleek van het volk, ook niet tot leggen kwam. Het geval is zelfs niet denkbeeldig, dat zoo'n uitbreekster aanhang kreeg van een deel der bijen, maar de grootste helft er feestelijk voor bedankte en zich bleef legeren om de kooitjes met koninginnen. Er kunnen zoo eigenaardige verhoudingen in een bijenvolk ontstaan! Tusschen haakjes: een sterke moerlooze zal in dit geval er uitzwermen met medeneming van de losloopende moer.

Onmiddellijk wijzigt zich het gedrag van zoo'n moerbewaarder, wanneer daarin een prinses geboren wordt uit een dop, die vrij in het volk hing. Deze nieuwe koningin wordt beschouwd als de toekomstige spil van het volk. Zij wil ter bruidsvlucht en moet worden de leggende, voortbrengende bij. De werksters — de belichaamde instincten van het bijenvolk, las ik ergens — voelen aan, dat zóó de toekomst zich voor hen inrichten moet, en waar nu de moeren in de kooitjes hiervoor een hindernis schijnen te zijn, worden dezen het voedsel onthouden. Ze verhongeren! Hetzelfde gebeurt, als één der opgesloten koninginnen vrij komt en door het bijenvolk aanvaard wordt.
Hiermee correspondeerend is het feit, dat in een afgezwermd volk de overgebleven doppen afgebeten worden, zoodra een jonge moer is uitgekomen.

Geen jonge koningin gaat ter bruidsvlucht zoolang er mededingsters aanwezig zijn!
Zoo is de regel, m'n proef gaf de uitzondering. Mogelijk is het geval niet origineel. Niettemin ga ik het even vertellen.
Een kastvolk, waarvan was genomen een vlieger en dat daarna op 14 Juni '33 een behoorlijke nazwerm gaf, werd daardoor zoo klein, dat de eerstvolgende uitloopende moer er niet meer uit zou willen. Op dien zwoelen Juni-avond werden alle raten afgeveegd, de doppen op één na gebroken, een rooster gelegd en het afgeveegde volk er op gestooten, om de reeds aanwezige tuter en een mogelijk nog vrijgekomen kwakertje uit te vangen. 't Was half negen zomertijd. Uit een ander volk, dat tuutte en kwaakte, werden de tuter en acht rijpe moeren genomen en in kooitjes op een tusschenlatje in een leeg raam geplaatst en vervolgens ingehangen. Zoo ontstond een moerlooze, afgezwermde stok, niet één dop en negen gekooide moeren. Den volgenden morgen wandelde een jonge moer op haar eentje over het rooster — het volk was gezeefd — en werd haar het levenslicht uitgeblazen.
En nu is het eigenaardig, dat in de eerste drie dagen tuten en kwaken gehoord werd. Het kwaken klonk erg "ijzerachtig" (kooitjes van ijzergaas), maar wie tuutte er? Mogelijk toch een door het rooster geslopen moer? Maar dan was de dop afgebeten en deze was op 16 Juni nog intact. Het geroep der moeren hield spoedig op en kort daarna bleek de dop uitgeloopen (dekseltje openstaand) en reeds van opzij deels weggevreten. De kooitjes met koninginnen werden zeer ongelijk belegerd, maar de bewoners werden alle in leven gehouden. We zullen de avonturen-film van dit volk nu maar wat sneller afdraaien.
Dinsdag 27 Juni '33. Eén moer uit een der moerhuisjes genomen voor ander gebruik. Twee moeren (die niet goed uitgekleurd waren) zijn dood. Zes levende moeren over. Ze zijn nu sedert veertien dagen in "Schutzhaft genomen".
Donderdag 29 Juni '33. Vandaag kwam de groote verrassing. De bijen liggen in hun nest, saamgetrokken op een handgroot vlak met eitjes en een enkel pasgeboren larfje. De moer was dus toch ter bruidsvlucht en aan de leg gegaan. De zes gevangenen leven nog en kijken toe.
In den loop van de volgende weken groeide het broednest snel en gaf de koningin aan haar kanslooze mededingsters de gelegenheid om waar te nemen, hoe haar broed er uit zag, want er kwam een plakkaat eitjes op het raatvlak vlak tegen de kooitjes. De gevangenen stierven niet van nijd. En m'n bijenvolk huldigde het principe: Leven en laten leven!
Ze waren alle zes getuige van het opvoeren in September, en werden in hun privéhuisjes mee ingewinterd. In October legden we de kluizen horizontaal. De moeren konden dan met de tros meewandelen tijdens den winter. Bij dit karwei zag ik er twee dood liggen. Vier bleven over.
De eerste Vrijdag in Januari l.l., die op mijn bijenstand een goede reinigingsvlucht bracht, deed me ontdekken, dat alle moertjes gestorven waren. De kluizen lagen niet doelmatig genoeg om warm gehouden te worden.

Hoe verzot dit volk op moeren was, bleek ook, toen een wildvreemde oude moer ergens in Juli op het moerenraam gelegd werd ter bewaring. Twee dagen belegerden de bijen dit kooitje zwaar. Er waren toen in een en hetzelfde volk aanwezig een vrijloopende leggende moer, zes onbevruchte moeren en een oude, dus bevruchte, koningin, die ik daarna springlevend in een ander volk kon invoeren.

Men zegt: Eén proef is geen proef. Ik geef toe: Honderd proeven zeggen pas iets! Een paar ervan zijn voor mijn rekening in den a.s. zomer. Wie neemt er ook zijn aandeel in? Overal waar je doppen moet breken in een afgezwermde oude stok (bij separeeren b.v.) kunnen immers de rijpe moeren in kooitjes worden ingehangen? In nazwermen dito. 't Geeft meer inzicht in de onderlinge verhouding van bijen tot bijenkoninginnen. Meedoen!

V. E.