VRAGEN IN VERBAND H.A.V. KAST.

HOE GROOT MOET EEN BIJENWONING ZIJN?

Misschien was ik nooit met bijen en hare teelt begonnen, als niet een toevallig bezoek aan een bijenmarkt, en het luisteren naar een lezing over bijen op die markt (nu een dikke 30 jaar geleden) de lust om bijen te houden bij mij opwekte. Op die markt waren aanwezig groote kasten en korven, allebei dus bijenwoningen, de een veel grooter dan de ander; waarom dat zoo was begreep ik niet, maar dacht, dat zal zoo wel moeten zijn, en ik begon te imkeren met een paar korven en kasten. In het begin ging het niet best, doch de inmiddels verkregen liefde voor de bijen maakte mij sterk om de ondervonden teleurstellingen het hoofd te kunnen bieden, en ik hield de moed er in, en leerde na langeren tijd imkeren, de voor- en nadeelen der bijenwoningen kennen.

De grootte hiervan speelt een belangrijke rol, die ik wat de inhoud betreft, beschouw als niet veel grooter te mogen zijn dan de bekende Veluwsche strookorf. In deze meening werd ik versterkt toen een verzoek van Prof. Armbruster uit Berlijn mij bereikte, om voor hem te laten maken een Veluwsche strookorf, die hij noodig had voor zijn Museum. Na ontvangst van deze korf deelde hij mij mede, dat hij in oude werken over bijenteelt gevonden had, dat ongeveer datzelfde model korven, en van gelijke afmeting in zeer vroegere tijden bij de Egyptenaren reeds in gebruik was. Dit grondbeginsel heb ik aangehouden bij het ontwerpen der H.A.V. kast. Hierin kan een goed winterbijenvolk, zich zonder kunstgrepen goed ontwikkelen. Dit volk kan één zwerm leveren, en de nu verkregen twee volken zullen bij een gemiddelde dracht den imker tevreden stellen. Zooals bekend maakte ik van deze kast een teekening.

Van eenige bezitters van deze teekening kreeg ik vragen over deze kast. Ik meen nu goed te doen, deze vragen te beantwoorden in ons maandblad, zoodat alle bezitters der teekening hiervan kennis kunnen nemen.

Vraag 1. In de zijschotjes van het deksel zijn gaten aangebracht, afgesloten met bijengaas. Vervangen deze gaten het reisraam?
Antwoord: Ja, en tevens voor ventilatie, waardoor, en vooral des winters het dekmateriaal droog blijft. Wanneer één kast onbeschermd tegen regen buiten staat, wil met slagregen deze wel eens naar binnen slaan door het gat aan de windzijde. Een klein stukje zeildoek met twee punaises aan de overstekende dekselplanken voor dat gat bevestigd, voorkomt dat. Staan meerdere kasten naast elkaar, is dit niet noodig, uitgezonderd de uitersten.

Vraag 2. Op de bodem zijn 3 vulstukken aangebracht. Zijn deze voor isolatie of om bodem gelijk te maken met voerbak?
Antwoord: Voor beide. Het eerste is echter zeer gering het tweede is hoofdzaak.

Vraag 3. Zijn deze vulstukken vast of uitschuifbaar bedoeld?
Antwoord: Vast.

Vraag 4. Waarom steekt vulstuk G 2 c.m. voor vulstukken H?
Antwoord: Na afloop gewin en gedurende de winterzit, is enkel de middelste vliegsleuf open. De beide anderen zijn door middel van passende kurkspieën gesloten. Doordat het vulstuk G 2 c.m. voorstaat is het volk meer beschermd tegen de koude winden als deze in de richting van de kast waaien. Ook bij het voeren voorkomt dit rooverij, daar de reuk van het voer niet zoo gemakkelijk naar buiten kan, en de wachters meer kans bieden de roovers buiten te houden, door de kleinere ruimte die ze te verdedigen hebben.

Vraag 5. Waarom moet voorlat W geschroefd worden ?
Antwoord: Vliegplank met de scharnieren zijn de zwakste deelen der kast, en kan vernieuwing (na veel jaren) noodig zijn. Vooral scharnieren waren moeilijk te verhangen als de voorlat gespijkerd was.

Vraag 6. Tijdens de reis zal de voerbak uitgenomen moeten worden. Is daar nog een afsluiting voor gedacht?
Antwoord: Ja, een plankje even groot als de lade van de voerbak, wordt dan ingeschoven, in plaats van de voerbak, met een spietje, dat men er tusschen drukt of met een schroefduimpje, dat men ¼ slag omdraait, voor uitschuiven beveiligd.

Vraag 7. Er komen aan deze kast tamelijk veel metaaldeelen voor, zijn deze mogelijk in den handel, en wat kosten deze per kast?
Antwoord: Metaaldeelen zijn zooveel mogelijk vermeden, die er aanzitten zijn nuttig en noodig, in den handel zijn ze niet en voorloopig bij mij te krijgen. Kosten geheel compleet met voerbak, drijver en sluitstangen ƒ 2,53.

Vraag 8. Weet U mogelijk een adres en prijs van de noodige kurkplaat?
Antwoord: Eveneens bij mij; prijs voor de 4 stuks noodige kurkplaten, bewerkt met de sponningen voor de ratendragers er in, 86 cent.

Vraag 9. Zou kunstraat (formaat Simplexraam) in de broedkamer te gebruiken zijn?
Antwoord: Ja, de bijen werken die goed uit. Het is echter tegen de natuurlijke bouwwijze der bijen, want dan is de hoek van het zeskant der cel altijd het laagste punt op de raat, terwijl bij het aanwenden van bedoeld Simplex formaat de platte zijde der cel het laagste punt is. Sommigen beweren dat dit wel goed is, en hierdoor darrenraatbouw voorkomen wordt. Ik deel deze meening niet en houd meer van de natuurbouwwijze. Intusschen kan iedere kunstraatmaker geschikte platen voor de kast maken en ik twijfel niet of ze zullen die aanbieden.

Vraag 10. Moeten afstandhoedjes alleen worden aangebracht aan de broedkamer ramen? (Zie lijst noodige metaalonderdeelen).
Antwoord: Ja.

Met imkersgroeten,
H.C. VERSTEEG.

Teekening à ƒ 1,00 franco thuis na inzending of overschrijving op mijn postrekening 100366.