Wenken voor beginnende kastimkers.


De maand Mei is voor de bijen en den imker een maand van buitengewoon belang, daar nu het fundament gelegd moet worden, om in den zomer van zomerdracht te kunnen profiteeren. Nemen we aan, dat deze zomerdracht in de meeste streken omstreeks 10—15 Juni begint, dan volgt hieruit, dat onze kasten in dien tijd het maximum aantal vliegbijen moeten huisvesten, z.g. op vlieghoogte moeten zijn. Om dit te bereiken, gaan wij uit van de volgende redeneering.

De ontwikkeling van ei tot bij duurt 21 dagen, terwijl de pasgeboren bijen gedurende de eerste 2 à 3 weken uitsluitend werkzaamheden binnen de woning (cellen poetsen, larven voeden, waszweeten en bouwen) verrichten. We zien dus, dat een bij vlieg- of haalbij wordt circa 5 weken nadat het eitje, waaruit ze geboren is, door de koningin is gelegd. Rekenen we deze 5 weken terug vanaf 15 Juni (het begin van de dracht), dan komen we op 11 Mei. We hebben dus te zorgen, dat na 11 Mei (tot in de eerste week van Juni) zooveel mogelijk eitjes door de koningin worden gelegd. Bij gunstig weer hangen we daarom een leeg uitgebouwd raam van de zijkant van de broedkamer tusschen twee ramen met verzegeld en zoo mogelijk uitloopend broed. De koningin belegt dit raam spoedig geheel met eitjes, terwijl we na eenige dagen, wanneer weer en dracht meewerken, dezelfde handeling kunnen herhalen. Bij deze behandeling, die we centrale verruiming van het broednest noemen, moeten we echter voorzichtig zijn en zorgdragen, dat we het broednest niet te groot maken, zoodat de bijen het niet voldoende zouden kunnen bezetten en warmhouden.

Blijkt het, dat de volken zich verschillend ontwikkelen, zoodat wij uitblinkers en achterblijvers aantreffen, dan is het zeer aan te bevelen, deze achterblijvers door middel van de uitblinkers te helpen, want dikwijls blijken zwakke volken ondanks geregelde voeding, zich niet te kunnen ontwikkelen, terwijl buitengewoon sterke volken dikwijls te ongelegener tijd zwermplannen vertoonen, waardoor de honingopbrengst niet evenredig is aan de sterkte van het volk. Veel beter is het daarom de sterke volken een raam gesloten en wel liefst uitloopend broed af te nemen en dit te geven aan de zwakke. Hiermede zijn beiden gebaat, het sterke verliest van zijn overtollige kracht en het zwakke krijgt binnen enkele dagen een groot aantal jonge bijen erbij, die van het meeste belang zijn voor den broedaanzet.

Meestal zien we in Mei, wanneer we de dekkleedjes van de kast nemen aan de bovenzijde der ramen (de honinggordel) witte randjes langs de oude cellen verschijnen. Dit is voor den imker het bewijs, dat het volk behoefte krijgt om te bouwen en dat de tijd er is om kunstraat in te hangen. De beste plaats hiervoor is tusschen het laatste raam van het broednest en het stuifmeelraam. Sommige imkers hangen de kunstraat midden in het broednest, waar ze ook zeer spoedig wordt uitgebouwd en meestal ook dadelijk door de koningin wordt belegd. Bij goede dracht bestaat echter het gevaar, dat de bijen de nieuwe raat voldragen met honing en het broednest in twee deelen wordt gescheiden, terwijl de koningin dan meestal slechts een dezer deelen opnieuw met eitjes belegt. De imker heeft hierop dus toe te zien.

Het insmelten van de draden in de kunstraat geschiedt in het algemeen nog met behulp van een wielspoortje. Veel beter en veel vlugger gaat het echter met electriciteit. Het hiervoor in den handel zijnde apparaatje kan ik zeer aanbevelen, alleen wil ik erop wijzen, dat het door Afd. Handel te Wageningen bij het toestelletje gegeven voorschrift te veel zout voorschrijft, waardoor zich moeilijkheden (doorsmelten van draden, doorslaan van de stoppen) voordoen. Het is daarom het beste, de benoodigde hoeveelheid zout, zelf te bepalen door te beginnen met zuiver water en dan een zeer kleine hoeveelheid zout (een mespunt b.v.) hieraan toe te voegen. Blijkt het hiermede niet te werken, dan kunnen zoolang kleine hoeveelheden bijgevoegd worden, tot de juiste werking bereikt is. De aanschaffing van dit hulpmiddel kan ik een ieder aanraden. (Er zijn tegenwoordig heel wat betere in den handel waarbij het geknoei met water en zout niet meer noodig is. RED).

Tenslotte wil ik nog wijzen op het verschijnsel, dat we in vrijwel het geheele land na 15—20 Mei (het einde van de bloei van appel en paardebloem) een drachtlooze periode krijgen, die dikwijls tot gevolg heeft, dat het broednest niet voldoende wordt uitgebreid. Het is daarom aan te raden, in deze tijd tot aan het begin van de hoofddracht te gaan voeren en dan bij voorkeur honing.

Ontwikkelen de volken zich goed, dan zien we in Mei de eerste zwermteekenen in den vorm van darrenwerk en speeldopjes verschijnen, die het hoogtepunt van het volk aankondigen.
Beginners wil ik aanraden het zwermen niet kunstmatig tegen te gaan en in geen geval door het wegbreken van moerdoppen, zooals dit nog maar al te vaak gebeurt. Voor beginners acht ik het 't beste, dat de volken zwermrijp zijn (dus moerdoppen hebben) in de laatste week van Mei of de eerste week van Juni.

L. te E.