De zorgzame korfimker zal al reeds eenige weken zijn volken hebben gevoederd, althans daar waar de natuur nog geen nectar bood. Dit voorjaarsvoederen zgn. drijfvoederen, heeft een ander karakter, dan het geven van voedsel om in het leven te blijven (noodvoederen).
Het moet de bijen aan den gang houden, hun activiteit gaande houden en verhoogen, zonder dat de bijen merkbare hoeveelheden van dit ingevoerde voedsel opleggen.
Immers, het is ons te doen om groote hoeveelheden bijen te kweeken en niet om de cellen thans al vol honig te krijgen. Waar honig zit kan geen broed zitten en daarom kleine porties, doch iederen dag of hoogstens om den anderen dag. Is er dracht, dan kan men het voederen staken, doch weer direct beginnen, zoodra moeder natuur het weer laat zitten.
Misschien zal het noodig zijn, om later de porties wat te vergrooten, omdat de vele te vullen mondjes veel voedsel vragen. Dat kan men dan zonder bezwaar doen, doch vooral, géén vetvoederen van de volken.

Sommige imkers noemen dit wel eens speculatieve voedering, doch deze naam — dien we van vroeger hebben overgehouden — moeten we maar zoo spoedig mogelijk uit ons imkerswoordenboek schrappen.
Drijfvoederen doet echter ieder imker, die vroeg sterke volken wil hebben om aan alle oogsten te kunnen deelnemen.
Vooral de korfimker zal tot dit prachtmiddel zijn toevlucht nemen om zijn zwermen op tijd te doen afkomen.

Kan hij het zoover sturen, dat de zwermen in het eind dezer maand komen, of uiterlijk begin Juni, dan is hij een stuk vooruit bij andere korfimkers, die soms nog in Juli met zwermen komen aansukkelen. Een oud rijmpje zegt immers: "een zwerm in Mei een voer hooi, een zwerm in Juni een vet hoen, doch een zwerm in Juli een kippeveer".
Niemand onzer zal hier een dwaze keus doen en daarom zetten we het drijfvoederen — behoudens dracht — voort, totdat de zwerm is afgevlogen.
Dit heeft soms nogal wat voeten in de aarde, vooral als de korf wat klein is en het volk nog niet op het hoogtepunt van zijn ontwikkeling. Dan hangen trossen bijen op en over de korven heen — de imker zegt, dat hij baard maakt — en er wordt door die anders zoo ijverige diertjes erbarmelijk geluierd.
Maar dat is niet hun schuld, doch dien van den imker, die niet gezorgd heeft, dat de korf tijdig wat grooter gemaakt werd door er een rand onder te krammen.

Wil men dat niet doen, doch de zwerm er hoe eer hoe liever afhebben, voeder dan een dergelijk volk eens met wat warmen honig ('s avonds) b.v. honig waarin zich nog heel wat stuifmeel bevindt (zgn. stamphonig) óf klop eens een ei met wat honig en wat melk tot een vloeibaar geheel en geef elk volk eens iederen dag één enkelen eetlepel van dat mengsel, b.v. door deze vloeistof over het volk heen te strooien. De zwerm wil er dan wel af!

Wie zich den zwermtijd wil bekorten maakt tevens zijne volken ongeveer gelijk sterk. Dit kan door omzetten en omvoederen. Omzetten is gevaarlijker, omvoederen ook uit ander oogpunt wenschelijker.

Wil men omzetten, dan doet men dit omstreeks het middaguur. Een sterk volk tegen een minder sterk. Maar er moet dan dracht zijn en goed vliegweer!

Omvoeren is wat bewerkelijker, doch beter! Omstreeks het middaguur zet men onder een sterk volk een etensbord, dat met wat honig bestreken is; daarop wat haksel, kortgeknipt gras of i.d. Zit het bord vol bijen, dan voorzichtig er onderuit en het onder het volk plaatsen, dat versterking noodig heeft. Zoovaak herhalen, totdat alle volken nagenoeg gelijk sterk zijn. De zwermen vallen dan korter op elkaar en de zwermtijd wordt belangrijk bekort, het werk vergemakkelijkt, de kans op goede uitkomst vergroot en het bijenhouden aangenamer.

Natuurlijk staan onze nieuwe korven reeds gereed om de zwermen er in op te zetten. Goed gespijld? Niet? Vragen aan een ervaren korfimker. Doe het zelf onder zijn toezicht. Géén spijlen in het achterste gedeelte waar de raathonig komen zal. Niet teveel spijlen, doch stevige. Spijlen van Vuilboomen (Rhammus Frangula) zijn beter, dan die van stijfselkistjes gemaakt. De eerste beoordeel ik met 10, de laatste met 0. Korven goed schoon. Met frisch gras napoetsen, of met brandnetels of met thijm, of melisse, doch zorg, dat ze frisch zijn ! Oude spijlgaten dichtstoppen met nat papier of nog beter mos. Korfrand vanonder teeren en daarna in scherp zand zetten. Gaat dan langer mee! Tot Juni; dan gaan we zwermen behandelen én afgezwermde volken!

JOH. A. JOUSTRA.