Het winnen van blanke raathoning.



De bijen van S.Damens en R.J.Hoogland resp. Leeuwarden en St. Anna op reis naar de heide velden.



We hadden beloofd de behandeling van de volken op de heide en de reis er naar toe te beschrijven. Hoewel dit gevoeglijk uitgesteld had kunnen worden tot het Julinummer, willen we het nu toch geven, met 't oog op de groote belangstelling, welke deze artikeltjes hebben opgewekt. Niettegenstaande de stukjes slechts met initialen waren geteekend, hebben vele imkers ons weten te vinden, om van nabij het gelezene te toetsen aan de werkelijkheid. Velen zouden niets liever wenschen, dan met een flinke oogst aan blanke raathoning van de heide terug te keeren en dit resultaat te bereiken langs eenvoudige goedkoope weg. Dat zou hun smaken. Ook zij voelden, dat bijenhouden nog niet zoo moeilijk was, maar wel, om blanke raathoning te verkrijgen in een meest zeer korte drachtperiode van de struikheide.

We waren dan gekomen tot begin Augustus. Alle zwermerij is voor 99% achter de rug. De kasten zijn voorzien van leege, of blanke uitgewerkte honingramen, een rooster en wat 't belangrijkste is, in de broedkamer een volk, klaar voor de strijd van 15 Aug. tot begin September. We wenschen onze volken temidden van de uitgestrekte bloeiende heidevelden, die gelukkig nog niet alle aan de ontginningswoede ten offer zijn gevallen. Ziet ge er tegen op? Tegen 't reis klaar maken van de kasten? In 't begin van onze imkersloopbaan hebben we met bezorgdheid deze dag tegemoet gezien. We morrelden met touwtjes door schroefoogen, sjorden reisramen, bodems, buitenbakken met verschillende touwen, van verschillende dikten vast en werden, onder 't plengen van stroomen zweets, bijna wanhopig, als 't volk mee begon te spreken, als 't touw tenslotte door een klein gaatje in de bodemlat moest, van kasten, die naast elkaar in een stalletje stonden. Hoeveel tijd nam dat in beslag voor elke kast afzonderlijk? We weten het niet meer. Die hatelijke omslachtigheid paste niet bij de eenvoud van behandeling, die we ons hadden voorgesteld.
Dus geen stalletjes, die het vrije aanpakken belemmeren. Geen losse bodems. Geen aparte deksels, verzwaard met zink, die zoo lastig zijn bij 't reizen en veel plaats innemen. Geen afzonderlijke binnen- en buitenbakken. Geen wervels met miniatuur schroefoogjes en draaiend in een schroefje bevestigd in nog geen kwartduims hout. 't Zou met twee losse deelen, de kast en het deksel, 't welk dan tegelijkertijd reisraam moet zijn, kunnen. Dan zou de honingruimte naast of achter het broednest geplaatst moeten worden, wat we nu om verschillende redenen niet wenschen.

Zooals reeds eerder is opgemerkt, hebben we onze kast zoo eenvoudig mogelijk gehouden. Het reizen ermee is dan ook uiterst eenvoudig. Het kleedje, dat op de ramen ligt vastgekit, slaan we voor de helft achterover, zoodat dit achter op de ramen blijft liggen. Het deksel is tegelijk reisraam. Er blijft nu niets anders over om te doen, dan 't vliegplankje te sluiten, 't welk als een deurtje sluit, zonder ook maar één bijtje te kraken, omdat er ruimte tusschen 't vlieggat en plank blijft. Een stevig touw om de kast geslagen (gaat door een uitholling in de bodemlat, zoodat de kast niet hobbelt) en ze is reisvaardig. 't Geheel vraagt één minuut tijd en kan 's morgens voor men reist met gemak geschieden. Er kan worden opgeladen. Wie veel volken heeft, kan de kasten op elkaar, stevig tegen elkaar aan plaatsen, want ze veeren zijdelings op de touwen en de bodemlatten, van de bovenste lat is genoeg ruimte voor ventilatie voor de onderste kast over. Op de kasten leggen we de houten stellingen, bestaande uit twee op de kant staande planken van ± 20 c.M. breedte en door een enkel tusschenplankje van 35 c.M. aan elkaar gespijkerd. Moeten er nog ronde korven mee, dan krijgen die een plaatsje tusschen deze planken, waar ze zonder krammen stevig liggen.

Op de heide aangekomen, worden eerst de stellingen afgeladen en op de plaats horizontaal gelegd. Daarna de kasten. Op elke stelling, al naar de lengte 5 à 6 kasten. Als alles afgeladen is, kan de wagen een eindje worden weggereden. De vliegplankjes worden geopend, waarna de bijen naar buiten stormen. Laat ze een half uurtje met rust, in welke tijd de bijen zich kunnen oriënteeren. Dan leggen we het dekkleedje terecht, door 't eenvoudig naar voren om te slaan. Vervolgens dekken we elke kast af met een halve, waterdichte kunstmestzak, die met 't reistouw wordt vastgebonden en de zaak is voor elkaar. Wie niet ver reist, kan na 't openen der vliegplankjes, de kasten afdekken en pas 's avonds de dekkleedjes dicht leggen.

We plaatsen de kasten liefst met 't front naar 't Oosten om verschillende redenen. Vooreerst zal de morgenzon de vlucht vroeg doen beginnen. Ten tweede schijnt de soms gloeiende middagzon zijdelings op de kasten, die dan elkaar beschaduwen, behalve die aan 't eind geplaatste, waarvoor maatregelen getroffen kunnen worden. Ten derde staat de heerschende Westenwind niet hinderlijk op de vliegopeningen. 't Best doet men, de kasten aan een boschrand te zetten, front Oost, zoodat ook de zon in 't Westen de kasten niet te heet maakt.
We kunnen nu rustig de dracht afwachten. Gewoonlijk komt deze plotseling en kort. Zijn de volken dan nog niet in de honingkamer, dan moeten ze er in worden gelokt. Nu blijkt de groote waarde van de gelijke raammaat. We hangen een raampje uit de broedkamer met open broed midden in de honingruimte. Een honingkamerraampje gaat in de broedkamer, heelemaal aan de kant. Door 't open broed naar boven gelokt, beginnen de bijen aan weerszijden van 't broedraam te bouwen. Na een week komt 't broedraam weer onderin en 't honingraam, waaraan waarschijnlijk reeds gewerkt is, weer boven. Nog steeds ligt de rooster tusschenbeide. Na 25 Augustus, bij groote dracht, durven we de rooster gerust wegnemen, wat de doorgang naar boven niet weinig vergemakkelijkt.

Zoo ongeveer is onze bedrijfswijze voor 't winnen van blanke raathoning. Over de uitkomsten hebben we gewoonlijk niet te klagen.
Half September keeren we van de heide terug en gaan thuis eventueel oogsten. Maar daarover de volgende en laatste maal.

S. CANCRINUS, Dwingeloo.