HET PERSEN (GIETEN) VAN KUNSTRAAT.

(deel I)
Of de kunstraat welke met behulp van een kunstraatpers geperst wordt of gegoten, m.a.w. of het toestel dat hiervoor gebruikt wordt een kunstraatpers, ofwel een kunstraatgietvorm is, hierover zullen we niet redetwisten. Een feit is, dat de grondstof in vloeibare toestand in den vorm eerst gegoten wordt, daarna geperst, waaruit en waarna de kunstraat ontstaat.

Laten we afspreken dat zoo'n ding een persvorm heet en dat we er dus geperste kunstraat mee maken. Dit laatste is echter gauwer gezegd dan gedaan. Hoe zoo'n persvorm er uit ziet zullen alle lezers wel weten, daar die in elke prijscourant van bijenteeltbenoodigdheden afgebeeld zijn. Ze worden gemaakt van rood koper en van zink. Beiden zijn van een nietroestende legeering voorzien om de oppervlakte glad te houden. Door toevallige omstandigheden kwam ik in het bezit van een persvorm en nog wel een (tenminste in dien tijd) naar mijn meening van de allerbeste kwaliteit. Er mee thuis gekomen, was mijn hart niet gerust of er moesten eerst een of meer kunstraten mee gemaakt worden. In enkele boeken een handleiding nagezien, ook de handleiding van de fabrikant der pers en het spel zou beginnen.
Was gesmolten, losmiddel gemaakt enz. Nu vol hoop en nieuwsgierigheid het was in de vorm gegoten, snel dicht geklapt, even gewacht en. . . . . hoe ik ook trok, het toestel was niet meer van elkaar te krijgen. Door aanhoudend trekken liet toch het bovenste gedeelte los en lag de z.g. kunstraat, voor zoover deze kunstraat genoemd mocht worden, vast in den vorm. Wat ik ook deed, zij was er niet uit te krijgen nog zelfs niet aan stukken. Zoo goed als dit ging kneep ik het was er af; met een mes mag dit niet gebeuren, om tinbeschadiging te voorkomen en heb de rest met veel moeite met een borstel en heet sodawater er af gekregen.

Wat was nu de fout, was het was te heet of te koud, het losmiddel niet goed, deugde de pers niet, het was voor mij niet duidelijk. Alsof er niets gebeurd was, nog eens geprobeerd maar nu . . . . . wéér hetzelfde resultaat en het reinigen der pers kon weer als boven omschreven worden uitgevoerd.
De leuze: alle goeie dingen in drieën getrouw, waagde ik het voor de derde maal, doch mocht wéér het geluk niet hebben een kunstraat te mogen maken en begon nu te twijfelen, is de pers misschien verkeerd (ik had hem voor een zacht prijsje gekocht), deugt het was niet of ben ik mis, maar dat kon toch niet, omdat ik me goed aan de voorschriften had gehouden.

Op zekeren dag kwam ik in de gelegenheid een voor mij toen nog onbekende imker een pleizier te doen, door hem mee te laten rijden naar de Eerbeeksche honigmarkt. Onderweg kwam het natuurlijk ter sprake over bijen en wat dies meer zij. Over mijn avonturen van kunstraatpersen vertelde ik het een en ander, waarop betreffende imker mij beloofde, dat hij mij eens uit zou noodigen op zijn bijenstand, terwijl hij aan het kunstraatmaken zou gaan. Voor dezen wederdienst was ik zeer dankbaar en zou dan ook van de gelegenheid gebruik maken. Imker Peeters, want zoo heette hij, stelde voor dat ik mijn pers mee moest brengen, dan zou die ook geprobeerd worden. Zoodra ik een uitnoodiging van vriend Peeters (menschen die je goed doen reken je eerder tot je vrienden dan zij die je het tegendeel aandoen) kreeg, was ik op de afgesproken tijd met mijn persvorm bij hem.

Hij liet mij alles zien. Het was moest nog gesmolten worden. Hier werd lijnolie, ruwe terpentijn enz. aan toegevoegd om volgens Peeters 1ste klas kunstraten te krijgen. Het losmiddel moest gemaakt worden. Een portie aardappelen fijngeraspt en het sap hierdoor verkregen werd gemengd met water, waarna het gezeefd werd om de vezels er uit te verwijderen. Vriend Peeters nam mijn persvorm, bekeek hem met zijn kennersblik en bood mij direct een tientje winst, waaruit ik opmaakte dat de persvorm wel goed zou zijn. Om kort te gaan, Peeters begon kunstraat te maken en dit klopte als een bus. Dat deze kunstraat en de wijze waarop ze gemaakt werd mijn volle sympathie hadden, kon ik nu direct niet zeggen, doch ik had gezien hoe het wel ging. Ik verklaarde Peeters hem dankbaar te zijn en ben dit nog en noodigde hem uit ook eens naar de kuntraten te komen kijken, welke ik nog maken zou.

Nu moet ik zeggen dat het door hem gebruikte losmiddel alsook de vermenging van het was met genoemde stoffen mij niet beviel.
Ik meende opgemerkt te hebben, dat het losmiddel hetwelk ik gebruikt had te zwak en te schraal was. Toen het kunstraat maken door mij dan ook hervat werd, maakte ik een sterkere honigoplossing met spiritus, borstelde de twee vlakken der persvorm hiermede stevig in en de zaak rolde. Wil ik U eens vertellen op welke manier en met welke middelen ik thans de kunstraat maak?

We zullen gemakshalve het bovenste en binnenste gedeelte pers, het onderste en buitenste gedeelte vorm en de twee samen persvorm noemen.
Het vertrek waarin kunstraat gemaakt wordt moet, als de bewerking in den zomer hierin gebeurt, bijendicht zijn, anders sneuvelen er verschillende in het gesmolten was.
Verder moeten we de zaak zóó inrichten, dat we alles zoo kort mogelijk bij de hand hebben en dus zoo weinig mogelijk behoeven te loopen of andere onnoodige bewegingen te maken. Wat aanwezig moet zijn is het volgende,
- 1. een groote, liefst nog al lange tafel (of plank op twee bokken),
- 2. een persvorm,
- 3. een plank om op af te snijden (kan ook op de tafel, doch deze wordt er niet mooier van),
- 4. een vorm om langs af te snijden ter grootte van de gewenschte maat,
- 5. een nogal groot mes,
- 6. een geëmailleerde pan,
- 7. een petroleum- of spiritustoestel,
- 8. een emmer water met doek er in,
- 9. een hoeveelheid honing,
- 10. een steelpannetje,
- 11. een potlepel,
- 12. een kist waarop het verwarmingstoestel geplaatst wordt en
- 13. de noodige hoeveelheid was.


Zijn deze materialen aanwezig, dan is het gewenscht deze op de volgende manier te plaatsen. Dit is bedoeld voor iemand die "rechts" werkt.
Voor het was in de pan wordt gedaan komt hierin eerst water om het verbranden van het was te voorkomen (verhinderen). We nemen niet te weinig water omdat dit, niettegenstaande het afgesloten is door een laag was, toch nog verdampt. Zou het water er geheel onder verdampt zijn, dan kan behalve verbranden, de temperatuur veel te hoog worden.
Om het was te smelten is een petroleum- of spiritustoestel geschikter dan een kachel of fornuis omdat bij dezen de warmte-ontwikkeling niet zoo goed te regelen is.
Het losmiddel dat ik gebruik is honigwater. Aardappelmeel bevalt mij niet, omdat dan feitelijk de kunstraten nog afgespoeld moeten worden, daar anders het meel dat op de raten blijft zitten gemakkelijk gaat schimmelen. Ook krijgt men op het laatst zoo'n meelpap onder het was in de pan. Spiritus doe ik evenmin onder het losmiddel, omdat dit niet alleen overbodig is, doch ook de lucht welke in het vertrek is nog méér bezoedelt. Dit vindt tenminste mijn reukorgaan, misschien dat er ook zijn, die van een spiritusluchtje houden.
De sterkte der honigoplossing hangt af van de soort honig die gebruikt wordt en van de temperatuur der persvorm. Wordt heidehonig gebruikt, dan kan de oplossing dunner zijn dan bij zomerhonig; is de pers koud, dan neem ik ook liever de oplossing iets sterker. Het is alsof de heidehonigoplossing vetter is en zij deze eigenschap ook langer behoudt. Wordt zomerhonig gebruikt dan verliest de oplossing eerder haar loslatende eigenschap en is m.a.w. gauwer schraal. Hetzelfde wat we bij afgewerkte olie hebben. Deze is nog wel vet, doch de eigenlijke dienstdoende bestanddeelen zijn er uit ofwel het % is sterk teruggeloopen.
Hoe sterk moet de oplossing nu zijn? Ik heb de hoeveelheden nooit afgewogen doch schat dit van ± 1 K.G. op 3—5 L. water. Het spreekt vanzelf dat hiervoor geen eerste kwaliteit slingerhonig gebruikt hoeft te worden. Pershonig en schuim zijn voor dit doel goed.

Het persen.

De persvorm wordt, voordat er was ingegoten wordt, stevig van het losmiddel voorzien. Met een kortharigen borstel (nagelschuier) wordt pers en vorm met de honigoplossing ingeborsteld.
Om de steel van de lepel hebben we een koordje gebonden, zoodat deze niet geheel in de pan schuift en bijgevolg naar beneden zou zakken. Het is n.l. gewenscht zoo min mogelijk in het was te roeren, opdat het eventueele bezinksel hetwelk zich in rusttoestand tusschen was en water bevindt niet met het was meegeschept wordt. Een lepel welke zoo groot is, dat we hem ± vol was moeten scheppen lijkt mij het meest gewenscht, omdat de juiste hoeveelheid was, welke in de vorm gegoten wordt, mede oorzaak is van het welslagen.
Is de persvorm goed ingeborsteld, dan wordt er zooveel losmiddel in gedaan dat, als deze dichtgeslagen is, de vorm iets over de helft gevuld is. Zoo moet ook in het vervolg steeds de stand zijn. Nu wordt het losmiddel er over de rechtervoorhoek uit gegoten in het steelpannetje, onderwijl wordt de pers een weinig van de vorm gelicht. Hoe lang moeten we deze houding aannemen d.w.z. hoeveel losmiddel moeten we weg laten vloeien? Totdat deze niet meer straalsgewijs, doch met druppels er uit lekt. Laten we teveel losmiddel in de persvorm, dan zijn, vooral aan de onderzijde der kunstraat, de celringen (Prägung) niet duidelijk of zelfs helemaal niet aanwezig. Dit komt omdat deze verdiepingen gevuld zijn met losmiddel en waar dit zich bevindt kan geen was vloeien. (Dit kan mede oorzaak zijn dat op geperste raat soms darrencellen worden gebouwd). Te lang het losmiddel uit den persvorm laten lekken kan voor de te maken raat geen kwaad, doch neemt tijd in beslag en kost dus onnoodig geld.
Nu wordt de persvorm in geopende toestand — het draaibare punt blijft bevestigd — op de tafel geplaatst, zoo, dat de persvorm gedeeltelijk boven de waspan komt.

(Wordt vervolgd).

G. MEIJER, Babberich.