(Vragen te richten aan dhr. A. Oonk te Warnsveld)


Vraag 180. Ik heb voor het eerst Simplexkasten. De raampjes hangen van boven tusschen blikjes. Nu lees ik altijd van afstandblikjes. Moet ik die soms van onderen ook aan de raampjes hebben, of kunnen die zoo los blijven hangen? Ik moet er mee naar de hei. Als er veel honing is, heb ik dan aan de 10 ramen genoeg? Het is mij te doen om prima raathoning te winnen. Daarom begin ik met kasten. Moet ik in de honingramen ook draad spannen? Moet ik de 10 ramen in de broedkamer alle van kunstraat voorzien?
J. V. te H. (Gld.)

Antwoord: De broedkamer bevat 10 broedramen. Elk broedraam wordt van boven van 2 afstandblikjes voorzien. Hebt U dit gedaan, dan kunt U die 10 ramen in de broedbak hangen. De bijen maken dan de ramen van onderen wel met voorwas, of propolis vast, zoodat de ramen na eenigen tijd zóó stevig in de broedkamer vastzitten, dat de ramen tijdens het vervoer onmogelijk kunnen loslaten. Het is zeer gewenscht alle broedramen liefst van geheele vellen kunstraat te voorzien. Ook aan elk honingraampje komen 2 afstandblikjes. Deze worden door de bijen met voorwas vastgemaakt, zoodat de ramen na eenigen tijd met moeite uit de kast moeten worden gehaald. In de honingramen behoeft U geen draad te spannen en moogt U ook geen heele vellen kunstraat doen. Als U maagdelijken raathoning wilt oogsten, doet U enkel een smal strookje kunstraat van 1,5 à 2 c.M. breedte over de geheele lengte in de spleet van het honingraampje en giet dit strookje van boven met wat vloeibare was vast. Bij sterk gewin hebt U soms niet voldoende aan 10 honingramen. Houdt het gewin aan en is de honingkamer geheel gevuld met verzegelden honing, dan kunt U eenige gevulde ramen uitnemen en door leege met voorbouw vervangen. Ook kunt U een leege honingkamer met 10 ramen van strookjes voorbouw voorzien, tusschen gevulde honingkamer en de broedkamer plaatsen.



Vraag 181. In ons "Groentje" van Juni 1933 komt een teekening voor van een voertoestel voor korfimkers. Nu zou ik gaarne vernemen, welke metaalsoort daarvoor in aanmerking komt om het buisje te maken?
H. te H. (Gld.)

Antwoord: U kunt hiervoor blik nemen.



Vraag 182. Ik werk met 16 boogkorven. Nu zou ik gaarne vernemen, hoe te handelen om het zwermen te beperken en mij toe te leggen op het winnen van honing, tenminste als er te halen is.
H. te H. (Gld.)

Antwoord: U kunt in het voorjaar beginnen de koningin een vleugel te knippen, dan behoeft U dadelijk geen vrees te hebben, dat bij onverwacht afkomen van een zwerm, deze er van door gaat. In den zwermtijd kunt U dan de zwermen rustig laten afkomen, welke terugvliegen, omdat de koninginnen geknipt zijn. U breekt al de gesloten moerdoppen weg, zoodra de koningin tuut, doch U laat de open doppen staan, als de duur tusschen afkomen van den zwerm en het tuten van de koningin nog geen 9 dagen heeft bedragen. Na 9 dagen, sinds het afkomen van den voorzwerm, breekt U alle doppen weg.
U kunt dan één tutende moer in het volk laten loopen. Ook kunt U van Uwe beste volken koninginnen telen en deze laten bevruchten en één hiervan na ca. 18 dagen na het zwermen in het moerlooze volk invoeren.
Is het U te doen om honing te winnen, dan moet U geen zwermen aannemen, doch deze altijd weer aan het volk teruggeven.
U kunt ook zwermverhindering toepassen door broed te ontnemen en later de oude koningin door een jonge bevruchte te verwisselen. U moet altijd nagaan wanneer in Uw streek de hoofddrachten vallen om overeenkomstig hiermede het zwermen te regelen.


Vraag 183. Ik heb een opzetter (korf), welke in Oct. 1933 totaal is opgevoerd met suiker. Deze moet toch ook stuifmeel hebben? Moet ik daarvoor zorgen, of kunnen de bijen dat zelf voldoende halen?
E. S. te O. gem. D. (Ov.)

Antwoord: In Maart is er in verschillende streken van ons land wel gelegenheid voor de bijen om stuifmeel te halen en dat zal ook wel bij U het geval zijn. Een goed voer voor de bijen in het voorjaar is stamphoning, dit is honing met stuifmeel. Deze honing wordt door de imkers in het najaar, als zij de korven uitbreken, bewaard om er in het voorjaar de bijen mee te voeren.



Vraag 184. Kan ik voorkomen, eventueel hoe, dat mijn bijen a.s. zomer weder bladhoning halen? Zal het baten, als ik mijn volken vervang door nieuwe van elders?
C. J. v. H. te B. (U.)

Antwoord: Dit zult U moeilijk kunnen verhinderen, tenzij ge Uw volken het uitvliegen belet, als er bladhoning voorkomt, of naar een plaats brengt, waar deze honing niet gehaald kan worden. Bladhoning komt niet ieder jaar in even sterke mate voor; dit hangt veel van de weersgesteldheid af. Uw volken door andere vervangen baat niet.


Vraag 185. Kan ik bladhoning zonder bezwaar aan de bijen opvoeren? Of zal de vorming van nieuwe bladhoning er door in de hand worden gewerkt?
C. J. v. H. te B. (U.)

Antwoord: Bladhoning is ongeschikt om de bijen erop te laten overwinteren. U kunt bladhoning in het voorjaar wel opvoeren, als de bijen geregeld uitvluchten kunnen houden. De vorming van nieuwe bladhoning wordt er niet door in de hand gewerkt, mits U niet te groote porties voert.



Vraag 186. Ik bezit een volk in een boogkorf op 9 ramen. Dit volk wilde ik in een kast overbrengen. Wanneer en op welke manier kan dit het beste geschieden zonder veel schade?
D. de V. te A. (N.H.)

Antwoord: U kunt deze behandeling het beste doen op een zachten dag in het laatst van Maart of in de eerste helft van April. Het broednest is dan nog van kleinen omvang en kan de behandeling overdag zonder veel schade geschieden, (natuurlijk oppassen voor rooverij!) U snijdt de raampjes, waarin zich broed bevindt uit en plaatst dit in een broedraam der kast, waarom U een paar touwtjes windt, zoodat het broed niet uit het raampje kan vallen. De bijen zullen de raat in het raampje wel vastbouwen, zoodat de touwtjes later overbodig worden. Dit broed plaatst U in het midden van het broednest der broedkamer. De andere ramen vult U met heele vellen kunstraat, totdat de broedbak vol is. De bijen schudt U ook in de broedbak en zet de kast op de plek waar de boogkorf stond. Bezet het volk maar 5 ramen, dan neemt U voorloopig de onbezette ramen weg en plaatst scheidingsplankjes. U begint dan wat te voeren. Geleidelijk kunt U het broednest vergrooten, als dit wenschelijk is door broedramen met kunstraat bij te hangen. Mocht na eenigen tijd blijken, dat de toegevoegde raten met broed niet mooi zijn, dan kunt U deze verwijderen en door nieuwe vervangen, als het broed uitgeloopen is.
Nu een andere methode. U kunt b.v. den boogkorf in Mei als deze geheel met bijen gevuld is op de broedkamer der kast zetten en alles zorgvuldig van boven afdekken. De broedkamer hebt U natuurlijk voorzien van broedramen met heele vellen kunstraat. De bijen zullen geleidelijk de broedkamer uitbouwen, vooral als er dracht is, of indien U voert. Na eenigen tijd kijkt U eens of de koningin al onder is beginnen te leggen. Is zij beneden, dan kunt U een rooster leggen, zoodat de koningin niet meer in den boogkorf terug kan. Na een dag of acht, ziet U den boogkorf eens op doppen na. Zijn deze aanwezig, dan verwijdert U die doppen. Na 21 dagen is het broed in den boogkorf uitgeloopen. U veegt of schudt dan de bijen van de boogkorframen in de kast. Het volk moet U van onderen geregeld wat voederen, als er geen dracht is. Hierdoor wordt het uitbouwen bevorderd. Is het broed uitgeloopen, dan kunt U den boogkorf verwijderen.



Vraag 187. Waar zich te vervoegen om bijenvolken in boomgaarden geplaatst te krijgen ?
J. V. te R. (N.Br.)

Antwoord: In de vragen no. 83 en 95 heb ik eenige adressen opgegeven bij welke men zich kan vervoegen om bijenvolken in boomgaarden geplaatst te krijgen. Gemakshalve laat ik deze adressen nog eens volgen:
Veilingsvereeniging "Geldermalsen" e.o. te Geldermalsen; Veilingsvereeniging V.V.O.B. te Elst; dhr. P. Kallen, landbouwer te Hoogcruts-Noordbeek (L.); dhr. G.I. van Lieshout, hoofd der landbouwschool te Montfoort; dhr. J.H. Claessens te Gronsveld (L.); dhr. G. Schieven G. 6 te Elst.
Naar aanleiding hiervan schreef mij dhr. J. Verhagen, Sonschendijk A 45 te Best op 26 April vorig jaar:
"Tot mijn groot genoegen kan ik U mededeelen, dat ik door bemiddeling van de Veilingsvereeniging geslaagd ben met het plaatsen van de bijen in de boomgaarden in de Betuwe. Woensdag 12 April hebben wij er 50 kastvolken heengebracht. Ik was voorheen nog nooit in deze streken geweest en het aanschouwen van deze groote boomgaarden, waaraan deze streek zoo bijzonder rijk is, maakte op mij een verblijdenden indruk. Het is in een woord overweldigend wat ons oog te zien kreeg. De takken der ooftboomen zijn zóó dicht met bloemknoppen bezet, dat zij, schijnbaar te klein zijn om alle bloesems een goed plaatsje te geven. Het moet, als het weer tenminste eenigszins medewerkt, hier een waar paradijs voor de bijen zijn. Over het resultaat hoop ik U later nog eens nader te berichten.
Ik dank U hartelijk voor de gegeven inlichtingen".
Tot zoover dhr. V. Gaarne zullen onze lezers het resultaat van dit bezoek in het Groentje nader vernemen.

A. OONK.