Wenken voor beginnende kastimkers.

Aan het eind van mijn wenken voor de maand Mei schreef ik reeds, dat ik beginners niet wil aanraden het zwermen geheel te verhinderen. De hiervoor bestemde methoden gelijken op papier prachtig en onfeilbaar, in de practijk echter eischen ze van de imker een zeer groote hoeveelheid ervaring en kennis van het leven der bijen, omdat vooral de weersomstandigheden bijna altijd anders zullen zijn dan de imker ze verwacht. Ik zou U daarom de volgende methode, die zoo dicht mogelijk bij de natuur van het bijenvolk blijft, willen aanraden.

Wanneer we zorgen, dat onze volken omstreeks 1 Juni zwermrijp zijn, kunnen we rustig het oogenblik afwachten, dat de voorzwerm met de oude moer de woning verlaat. We zorgen, dat we deze zwerm in een korf krijgen, in het eenvoudigste geval door scheppen, soms ook met behulp van een veger of een houten lepel wanneer de zwerm b.v. om een stam of in een haag zit. Ook de carbollap kan bij deze moeilijke gevallen zeer goede diensten bewijzen. De schepkorf moet zindelijk, koel en vrij van geuren zijn. Zijn de bijen onrustig en is men bang voor wegvliegen b.v. doordat de zwerm door de zon beschenen wordt, dan verdient het besprenkelen of voorzichtig bespuiten met wat water aanbeveling. Zien we bij het scheppen toevalligerwijze de moer, dan pakken we deze vlug bij het borststuk en plaatsen haar in een moerhuisje in de kop van de schepkorf. 's Avonds verwijderen we de moer uit de zwerm en geven de bijen terug aan de kast. De moer kunnen we als reservemoer met een kleine hoeveelheid bijen in een klein kastje bewaren.

Laten we het volk nu zijn gang gaan, dan zal na 8 à 10 dagen onze kast een nazwerm geven, die reeds de avond van tevoren door het tuten of roepen van de eerst uitgeloopen jonge moer wordt aangekondigd. We gaan daarom na 6 à 7 dagen elke avond luisteren en breken zoodra we het tuten gehoord hebben alle moerdoppen weg. Dit moerdoppen verwijderen is een zeer secuur werkje, waarbij we van ieder raam de bijen afschudden en vooral onze aandacht besteden aan de zij-en onderkanten van de raat, daar de bijen hier op de onmogelijkste plaatsen de doppen als het ware verbergen. Door op deze wijze te handelen hebben we zekerheid, dat we een jonge moer in de kast hebben, terwijl de nazwerm niet afkomt, zoodat we ook niet het risico loopen, deze door wegvliegen te verliezen.

Nog iets eenvoudiger wordt de zaak wanneer we gezorgd hebben, dat de oude moer geknipt was; dan vliegen namelijk de bijen van de voorzwerm dadelijk na het zwermen weer op de kast terug, zoodat we ook de voorzwerm niet behoeven te scheppen. De oude moer vinden we in dit geval meestal op de bodem in de omgeving van de kast.

Hoewel een jonge moer in een klein volkje (bevruchtingskastje) reeds zeer spoedig aan de leg gaat, kan dit in een groot volk betrekkelijk lang duren, zoodat we soms reeds bevreesd worden voor moerloosheid. Het gedrag van het bijenvolk (onrust, loopen op de vliegplank en voorwand van de kast) kan ons hier een goede gids zijn.
In 't algemeen kunnen we zeggen, dat de jonge moer niet begint te leggen, voordat het broednest van de oude moer is uitgeloopen, dat is in ons geval 21 dagen na l Juni, dus 21 Juni. Daar in de meeste streken van ons land de zomerdracht dan goed en wel begonnen is, verkeert ons volk in een zeer gunstige positie: veel vliegbijen van eitjes van de oude moer, een jonge moer, dus bij gunstig weer en dracht geen zwermplannen, gunstige omstandigheden door de dracht voor de ontwikkeling van een nieuw broednest. Ik laat het aan Uzelf over eens te bepalen wanneer de bijen uit dit nieuwe broednest vlieg- of haalbij geworden zijn; lees hiervoor de wenken in het Meinummer maar eens na. Ik kom daarop de volgende maanden wel weer terug.

Een goed opmerker zou mij kunnen voorhouden, dat ik in het Meinummer schreef in geen geval het zwermen kunstmatig tegen te gaan door het wegbreken van de moerdoppen, terwijl ik nu een methode aanbeveel, waarbij ook de doppen worden weggebroken. Het verschil is echter als volgt:
Dikwijls wordt gepoogd het zwermen tegen te gaan door de moercellen te verwijderen, terwijl de oude moer zich nog in de kast bevindt. Dit is af te keuren, daar behoudens bijzondere omstandigheden (b.v. zware dracht) toch dadelijk weer nieuwe doppen worden aangezet. Bij de bovenstaande methode echter worden de doppen weggenomen, wanneer de oude moer minstens 6 dagen uit de kast is, zoodat de bijen geen nieuwe doppen weer kunnen aanzetten. We moeten steeds in het oog houden, dat de moercellen een gevolg zijn van de zwermdrift en dus niet de oorzaak.

Begin Juni is het de tijd om de honigkamers op de kasten te plaatsen. Verwacht ge, dat de bijen direct nog niet de honigkamer zullen bezetten, dan verdient het aanbeveling dadelijk nog geen rooster op de broedkamer te leggen. Willen ze dan nog niet naar boven, dan kunt ge gedurende enkele dagen een broedraam met broed in alle stadia in de honigkamer hangen, juist boven de plaats waar ge het beneden hebt weggenomen, zoodat het onderste gedeelte in de broedkamer kan hangen. Zoodra de bijen de honigkamers goed vullen kunnen de roosters worden gelegd, nadat eerst de bovenzijden der broedramen goed van was en voorwas gereinigd zijn, zoodat de rooster vlak ligt.

L. te E.