De vorige maand hebben we met elkaar onze volken eens flink aan het werk gezet en wanneer men de behandeling streng heeft doorgevoerd zullen de zwermen niet lang op zich laten wachten. Bij standen van eenig belang, kan het onregelmatig afkomen van de zwermen nogal veel werk bezorgen .... en teleurstellingen. Immers het samenvliegen van zwermen komt daar herhaaldelijk voor en de imker die nog niet al te goed met de kunstgrepen op de hoogte is kost het menig angstzweetdruppeltje, terwijl het resultaat vaak niet beantwoordt aan zijne verwachtingen.

Vallen nu gelijknamige zwermen samen b.v. een paar brand- (brom, vóór) zwermen of nazwermen, dan is dit niet zoo heel erg. Immers, het is bekend, dat zwermen met oude moer elkaar gewoonlijk nog wel verdragen en nazwermen maken heelemaal geen ruzie met elkaar. Erger is het echter, indien een vóór- op een nazwerm terecht komt, of omgekeerd. Jonge-jonge, dat geeft moeielijkheden! In minimum van tijd is het een vechten van jewelste en er blijft van het heele gevalletje niet veel over. Zulke vechtenden te scheiden is vrijwel onbegonnen werk, zoodat ook hier voorkomen beter is, dan genezen.

Men kan dit samenvallen voorkomen door er voor te zorgen, dat geen enkele nazwerm afvliegt, vóórdat alle vóórzwermen geborgen zijn. Moeielijk hé? Toch niet. Alleen wat zorg en vakkennis. Zijn de volken zoo behandeld als aangegeven is in het Meinummer, dan zullen ze ongeveer op hetzelfde tijdstip zwermrijp zijn. Men laat de volken gewoon zwermen, totdat de eerste nazwerm zich meldt. Hoort men de moer fluiten, dan gaat men alle volken, welke nog niet gezwermd hebben (waar dus de oude moer nog op zit) afjagen; (vele imkers hebben de gewoonte aangenomen om op een bepaald tijdstip alle volken te jagen), men maakt dus een kunstzwerm, een jager. Hoe dat gebeuren moet? Vraag dat eens aan een ouden imker en hij zal U gaarne helpen. Doe het zelf onder zijn toezicht. Tracht alles zélf te doen en niet steeds door anderen Uw werkjes te laten opknappen.
Imkers zijn gewoonlijk nogal hulpvaardig, maar maak van die hulpvaardigheid geen misbruik! Bedenk steeds, dat dergelijke hulp niet verplicht is en dat in Uw contributie niet tevens inbegrepen is gratis onderwijs. Werk dus zelf! Men zal U dan gaarne voorlichten en U ook nog wel een handje helpen.

Hebt ge alle nog-niet-gezwermde volken afgejaagd, dan is het zaak deze volken een plaatsje te geven. Zulke jagers komen vaak in een korf waar nog werk of een honigkapje van het vorig jaar inzit. Wie dergelijke korven niet bezit neme een ongebruikte korf en geve wat voorbouw, zooals in Mei is gezegd.
Zulke jagers kunnen niet op eigen stand worden gezet. Breng ze eenige K.M. ver weg, zoodat de bijen niet terugvliegen. Jagers behoeven niet zoo erg sterk te worden genomen; 1½ à 2 pond is al een aardig jagertje. Is men door omstandigheden wat laat in Juni, dan wat zwaarder.
Wie er tegenop ziet om zijn bijen van huis te brengen, of dit niet kan doen, die zou de jagers desnoods ook nog wel op eigen stand kunnen benutten.
Maak dan de jagers zeer sterk. Jaag b.v. alle bijen uit de korf en schudt ze in een leegen korf met voorbouw. Plaats die korf zoover mogelijk van het moervolk verwijderd in den stand. Alle vliegbijen zullen dan terugvliegen en men heeft een jager met uitsluitend jonge bijen. Dat ziet er treurig uit. Immers geen enkel bijtje zal voorloopig uitvliegen. Een paar dagen na het jagen — niet eerder! gaat men zoo'n jager wat voeren en langzamerhand komt hij in de vlucht en bij dracht zal hij zichzelf kunnen redden; maar daarover straks bij zwermbehandeling. Het moervolk krijgt dus alle vliegbijen terug en spoedig zal een zeer sterke nazwerm afvliegen. Wil men zooveel bijen niet, dan schudt men er wat terug; dat gaat heel gemakkelijk.

Men kan nog anders en beter ! handelen. Neem de jager erg klein; zoo ongeveer een pond zwaar. Wat men teveel heeft afgejaagd geeft men weer terug.
Zet de jager op de plaats van het moervolk en dit op een ver-verwijderde plaats op den stand. Die jager krijgt nu alle vliegbijen erbij en wordt dus vrij sterk.
Het moervolk echter vliegt tamelijk kaal af en zal het verdere zwermen wel opgeven. Geef zoo'n moervolk eenige dagen wat water met wat honig vermengd; het zal er U dankbaar voor zijn.
Er zijn nog heel wat gecompliceerder manieren denkbaar, doch die komen later wel eens aan de orde.

We hebben nu onze afgejaagde en afgezwermde volken in den steek gelaten, maar voor niet lang. Zoodra zoo'n volk tot rust gekomen is, b.v. des avonds of den volgenden dag draaien we den korf om en worden alle gesloten darrencellen gekopt. Met een lang buigzaam mes worden de verhoogde kopjes afgesneden en de bijen zorgen voor de rest. Pas op, dat ge geen moerdoppen afsnijdt.
3 Weken nadat zoo'n volk zijn voorzwerm of zijn jager heeft gegeven neemt men de korf weer eens onder handen en men kort nu alle raten in, totdat men op mooi fijn werk stuit. Misschien is de jonge moer nog niet aan den leg. Mocht dit wel het geval zijn, dan oppassen, dat men niet in het broed snijdt.
Dat inkorten heeft een tweeledig doel. In de eerste plaats ruimt men al het donkere en grove werk op. In de tweede plaats zal de moer veel vlugger gaan leggen als er te bouwen valt, dan zij dit in uitgebouwde raten zal doen.



Hoeveel zwermen men van een volk zal laten afkomen hangt vaak af van de inhoud van den korf, van mogelijke drachten enz. Stellen we het aantal op 2, n.l. 1 voorzwerm en 1 nazwerm. Alle verdere zwermen verhindert men, door of indien een moer fluit alle moerdoppen uit te snijden, of het volk tegen den doek te jagen en voor deze werkzaamheden verwijs ik beginners maar weer naar zijn ouderen collega; dat is schriftelijk toch moeielijk te leeren.

Nu onze zwermen. Men zal goed doen om de nazwermen niet naast de voorzwermen te plaatsen. Gewoonlijk zet men gelijknamige zwermen naast elkaar, wat ook beter is.
De eerste paar dagen zal men de zwermen aan hun lot dienen over te laten. Ze bouwen dan lustig voort en als de eerste spijlen bereikt zijn, d.i. ongeveer na een dag of 3, dan zal men wel eens de korf mogen omdraaien. Doe dit voorzichtig, want de mogelijkheid is niet uitgesloten, dat ge met één enkele handgreep het werk van drie dagen hopeloos vernielt. Voorzichtig dus. Lijkt het U toe, dat de bouw behoorlijk vordert, dus geen dwarsraten, geen krommingen enz. dan de korf maar weer op zijn plaats. Is dit niet het geval, dan dient ge den bouw te regelen. Raten rechtbuigen en even aan den korfwand vasthechten met een dun stukje hout, een dun spijltje dus.

Is er weinig of geen dracht, dan maar weer voeren; liefst met honig, anders met suiker, doch in kleine hoeveelheden. Ook de zwermen mogen van dit voeder niet veel opleggen. Voert men met honig, dan kan het een beetje meer lijden; zou men teveel suiker voederen, dan beloopt men de kans, dat deze door de te winnen honig komt en dat dient ge te voorkomen.
Het bouwen van zwermen moet dus regelmatig voortgang vinden. Laat ze geen dag met rust. Opschieten! Spoedig de korf vol en veel, heel veel broed!

Dus ook niet vetvoederen. Benut de cellen zooveel mogelijk voor broed, hoe meer bijen hoe grooter kans, dat als het op een treffen op de heide komt, ge het winnen zult.
Maar vóór ge de korf vol hebt zijn we al een eind in Juli en dan hoop ik U verder op dreef te helpen, want we zijn er nog niet!

JOH.A. JOUSTRA.