BERBERISSEN.

Onder de voorkomende soorten berberissen vinden we voorzeker zeer goede honinggeefsters, 't zijn meestal heesters, waarvan sommige hun blad laten vallen, terwijl andere ook des winters groen blijven, ook vind men er mooie bontbladerige onder (berberis atropurpurea) men noemt ze meestal in den volksmond: "zuurbessen", vanwege de zure bessen welke na den bloei rijpen en voor verschillende doeleinden gebruikt worden (inmaken en confijten).
Als één der vroegste bloeiers noemen we onze bekende mahonia aquifolia welke tegenwoordig ook onder de berberissen gerangschikt wordt. In 't vroege voorjaar omstreeks Maart-April ontplooit zich de slapende bloemknop tot een prachtige gele welriekende tros welke flink door onze bijtjes bevlogen wordt en flink honing geeft, (en stuifmeel Red.). De latere blauwe bessen worden gaarne door de vogels gegeten en zoodoende verspreid. In bosschen en jachtterreinen worden zij veel aangeplant als voedsel voor fazanten. 't Blad van dit halfhoog heestertje kan in den herfst en winter zich schitterend rood kleuren. De wilde berberis (berberis vulgaris) komt in hoofdzaak in de duinen voor.


Afb. I geeft een vrijstaand groepje weer van ± 40 M² der soort "berberis stenophylla". Juist door zijn vrijstaande ligging is het een genot bij goed weer het geweldige bevliegen er van waar te nemen.
Afb. II is dezelfde soort van dichtbij. Men kan duidelijk de gele bloempjes onderscheiden welke in risvorm langs de altijd groene stekelige takjes hangen.

De berberissen groeien zeer gemakkelijk op bijna alle gronden. Zij zijn waard meer aangeplant te worden, uit hoofde van mooie heester en goede drachtplant voor onze bijen.

C. DE JONG, Hoensbroek.