(Vragen te richten aan dhr. A. Oonk, Warnsveld.)


Vraag 197. Waarom beschadigen de bijen de perebloesems in een fruitkas?
A. R. te B. (Gld.)

Antwoord: In vraag 191 heb ik hierop een antwoord gegeven. Doch nu schrijft dhr J. Burger "Westerbro" te Rijswijk (Z.H.) mij het volgende: "In verband met vraag 191 in het "Groentje" over het veroorzaken van schade in fruitkas deel ik U mede, dat de imker er voor moet zorgen, dat hij een goede drinkgelegenheid in de kas heeft, omdat anders de bijen op alle mogelijke manieren aan vocht zullen probeeren te komen. Dus hier misschien door het afbijten der helmknopjes. In zoo'n kas kan het verbazend heet en droog zijn".
Wat dhr. Burger hier schrijft, is goed aanneembaar. Ook in de vrije natuur zendt een bijenkolonie geregeld waterhaalsters uit. Plaatst dus een doelmatige drinkgelegenheid in Uw fruitkas en bericht dan later eens hoe deze proef is geslaagd.



Vraag 198. Wie kan mij plaatsen noemen waar de zeeaster in dusdanige hoeveelheid voorkomt, dat het de moeite loont er heen te gaan? Wanneer moet men dat ongeveer doen?
J. v. d. W. te D. (Z.H.)

Antwoord: De zeeaster ook lamsoor genoemd is een plant, die van een zout-achtigen bodem houdt en geleidelijk af gaat nemen, als het zout uit den grond verdwijnt. Deze plant kan veel honing geven. De bloeitijd is van eind Augustus tot in October. Zij komt o.a. voor in Zeeuwsch-Vlaanderen en bij den Wieringermeerpolder. Men zegt, dat zeeasterhoning spoedig kristalliseert. Voor nauwkeurige adressen, waar de zeeaster veel voorkomt, houden wij ons gaarne aanbevolen.



Vraag 199. Ik heb altijd zeer veel hinder, dat bijen alles zoo vastkitten. Is hier ook wat tegen te doen?
J. D. Jz. te A. (Z.)

Antwoord: Hiertegen zal weinig te doen zijn. Tegenwoordig gebruikt men wel blikken draaglijsten, waarop de afstandblikjes rusten. Deze worden dan minder sterk vastgekit, dan wanneer zij op hout liggen. Aan het vastkitten der ramen aan de zij- en onderkanten is weinig te doen.



Vraag 200. Op een mijner volken staat in een broedkamer een klein volk met 4 ramen. Dit volkje zou ik in een andere kast willen overbrengen en dan tot een volledig volk opvoeren. Hoe moet ik nu handelen om te voorkomen, dat door het verplaatsen dit volkje al zijn vliegbijen zal verliezen?
J. D. Jzn. te A. (Z.)

Antwoord: Wilt U al Uw vliegbijen behouden, dan is het beste middel 's morgens of 's avonds, als al de vliegbijen thuis zijn, de broedkamer af te nemen en in een kast over te brengen. U vervoert die kast dan op ca. een half uur afstand van Uw bijenstandplaats en haalt het volkje na ongeveer 3 weken weer thuis. U kunt het dan een plaats geven, waar U verkiest. Zie ook antwoord op vraag 194.



Vraag 201. Tuit een jonge moer altijd, zoolang ze onbevrucht is en ook al heeft zij geen mededingsters?
J. D. Jzn. te A. (Z.)

Antwoord: Zoodra een jonge moer uitgeloopen is, tuut zij. Indien het weer langen tijd slecht is geweest en de oude moer zit nog in het volk en de jonge koninginnen staan op het punt om uit te loopen, dan gebeurt het ook wel, dat de oude moer soms tuut. Het tuten schijnt een soort angsttoestand te zijn. Ook heb ik wel eens een jonge bevruchte moer in een kast gedaan, b.v. à 18 dagen, nadat de oude moer had gezwermd, waarbij die jonge moer toch nog floot. Dit tuten houdt echter na eenige dagen vanzelf wel op. Als men dit tuten hoort, moet men toch altijd een oogje in het zeil houden, omdat uitzwermen mogelijk nog kan plaats hebben, niettegenstaande men er een jonge, bevruchte moer heeft in gedaan. Dit zijn echter uitzonderingsgevallen.

A. OONK.