INGEZONDEN.

Geachte Redactie.
Op het pleintje vóór onze school (de Gem. Kweekschool voor onderw. te Dordrecht) staat een groote oude treuresch. In 't begin van de vorige week zette een bijenzwerm zich tusschen de takken van de boom. Aanvankelijk dachten wij natuurlijk, dat de zwerm zich de esch tot tijdelijke rustplaats had gekozen, al verbaasden wij ons over de plaats, tusschen de takken, aan alle kanten omgeven door het dicht gebladerte.

Wij stelden intusschen pogingen in het werk een bijenhouder te vinden, die bereid was, de zwerm te scheppen. Maar ons zoeken was aanvankelijk tevergeefs: er zijn niet veel bijenhouders in onze stad. En zoo bleef de zwerm hangen van Maandag tot Donderdag. Het bleek toen, dat de bijen de schuilplaats tusschen de bladeren als hun definitieve woning beschouwden. Reeds Maandagavond was een stukje raat aangezet en toen Donderdag de zwerm in een korf gedaan werd, zagen we, dat er al een paar flinke stukken raat waren gebouwd.

Uit de literatuur en uit onze eigen (vroegere) ervaring als imker is ons niets bekend, omtrent bijenkolonies, niet in een holle boom of muurspleet, maar open en bloot aan een tak, alleen beschut door de bladeren. Misschien dat een der lezers soortgelijke ervaringen heeft gehad?

Natuurlijk zou deze kolonie onherroepelijk ten gronde zijn gegaan bij de eerste de beste eenigszins langdurige regen of bij een onweersregenbui. Misschien heeft de zwerm vergeefs gezocht naar een geschikte holte en tenslot:e bij gebrek aan beter de boomlak gekozen.
Hoogachtend,
Leeraar Gem. Kweekschool Dordrecht, R. VAN DER KLEIJ.



SWAMMERDAM
In de Duitsche uitgave van het werk van Réamur in 1759 komt het volgende bericht voor van onzen grooten Nederlander Swammerdam. Door geldgebrek kon hij zijn werk niet laten drukken, ook zijn vader en zuster waren niet bereid hem daarin bij te staan. Het bezwaar was, dat het debiet voor een Ned. uitgave te klein was en daarvoor een overzetting in het Latijn en Fransch de kosten te groot zouden worden.

Hij vermaakte zijn geschriften aan zijn vriend Thevenot met de koperen tafelen; maar de erven wilde deze niet aan hem afstaan, zoodat ook hij niet in staat was deze te laten drukken. Later werden zij voor een geringe prijs gekocht door Verney, die hen voor vernietiging bewaarde, maar tot drukken kwam het niet.

De beroemde Prof. Dr. Boerhave te Leiden werd later eigenaar en deze wist zijn ambtgenoot Prof. Gebius in de Latijnsche taal te Leiden te bewegen de Latijnsche overzetting tot stand te brengen, die nu als de Bijbel der Natuur overal in de wereld bekend is. Naast het Latijn staat het Nederlandsen Afd. C. N. 26 der Bibliotheek.
L. J. VAN RHIJN.



De carbollap.
Op de laatste Imkersdag te Penssylvanië in Amerika raadde de R.K. Priester Heynen het gebruik van de carbollap aan, die het eerst werd aanbevolen door Prof. Schweikert aan een Seminarie in Baden, daarna in Engeland werd aanbevolen en nog later door Prof. Zander in sein Zucht der Biene als onmisbaar bij de behandeling van bijen werd aangegeven.

Heynen gebruikt gekristalliseerde carbol, dat in 25% warm water wordt opgelost en daarna met gelijke deelen water verdund wordt. De carboldoek wordt opgerold aan een stok en op den stok uitgespreid, bij het gebruik. De vloeistof wordt bewaard in een flesch met een langen hals en afgesloten met een doorzeefde stop. Na het schudden der vloeistof wordt de doek besprenkelt tot deze vochtig is.

Blijkbaar wordt dan een sterkere carbol-oplossing gebruikt, dan in ons land gewoonte is geworden. Wat mijzelf betreft voldoet een carbollap bewaard in een gesloten stopflesch goed. Nieuw is voor mij dat Prof. Scheikert er den uitvinder van is, misschien wordt het jaartal er van ook nog wel eens bekend.
L. J. VAN RHIJN.